Hoe zuiver is de lucht in uw buurt?
nieuws
Waar in Vlaanderen ademt u zuivere lucht in? Hoe gezond is de lucht in uw buurt? Op het online geoloket van de VMM vindt u direct het antwoord (geoloket.vmm.be/RUP).
De kaarten tonen ons waar er veel fijn stof en stikstofoxide is te vinden. Ze combineert drie verschillende parameters:
• het jaargemiddelde concentratie fijn stop (PM10): Er hangt te veel fijn stof in de lucht als het jaargemiddelde hoger is dan 40 microgram per kubieke meter
• het aantal overschrijdingen van de daggemiddelde concentratie fijn stop (PM10): Er hangt te veel fijn stof in de lucht als de daggemiddelde concentratie op een jaar meer dan 35 keer hoger is dan 50 microgram per kubieke meter. Deze norm wordt regelmatig overschreden in Vlaanderen;
• het jaargemiddelde van de concentratie van stikstofdioxide (NO2):de gemiddelde concentratie per jaar mag niet hoger zijn dan 40 microgram per kubieke meter. Dit gebeurt voornamelijk op verkeersintensieve plaatsen.
Op de kaarten in het geoloket is Vlaanderen opgedeeld in vakjes van 4 x 4 km. Per vakje wordt een gemiddelde lichtkwaliteit gegeven. Het gaat dus om een benaderend beeld. Wanneer in een bepaalde gemeente de luchtkwaliteit slecht is omdat er bv. een industriegebied ligt, betekent dat nog niet dat dat ook in uw straat het geval is. Daarvoor zijn deze kaarten te weinig precies.
De kaarten bevatten een gemiddelde meetwaarde over de 3 laatste jaren per polluent en per norm. Voor PM10 werd het aantal overschrijdingen van het PM10-daggemiddelde berekend, voor PM10 en NO2 werden ook de jaargemiddelden berekend en dit voor de laatste 3 jaren.
De index is zo opgedeeld dat wanneer een rode kleur getoond wordt, de norm overschreden wordt.
Een vierde laag geeft de totale index weer. Deze kaart geeft een samenvatting van de 3 vorige kaarten voor PM10 en NO2. Ook deze kaart is opgedeeld in roostercellen van 4x4 km. Elke roostercel geeft de hoogste index van dezelfde roostercel op de 3 andere kaarten weer.
De legende van deze kaart heet de totale index en is opgedeeld van 1 tot en met 10.
Vooral de regio’s rond Antwerpen, Gent en Brussel scoren slecht: in die gebieden hangt geregeld te veel fijn stof en stikstofdioxide in de lucht.
Er bestaat nog een tweede instrument om de luchtkwaliteit in uw gemeente te beoordelen. Daarvoor gaat u naar de website luchtkwaliteit.vmm.be.
Hier vindt u gegevens over de luchtkwaliteit van een zestigtal meetstations verspreid over Vlaanderen. Met behulp van speciale toestellen meten deze meetstations de hoeveelheid verontreinigende stoffen aanwezig in de buitenlucht.
Zwaveldioxide, stikstofoxiden, fijn stof (PM10 en PM2,5) en ozon zijn voorbeelden van verontreinigende stoffen. Elke 10 seconden wordt de hoeveelheid van de verontreinigende stof bepaald. Na 30 minuten wordt er voor elke stof een gemiddelde waarde berekend. Deze gemiddelde halfuurswaarden worden elk uur doorgestuurd naar een centrale databank. Vanuit deze databank worden de meetwaarden doorgestuurd naar het internet. Dit betekent dat alle meetwaarden en berekeningen die je te zien krijgt elk uur geactualiseerd worden.
Alle meetresultaten worden weergegeven in Universal Time (U.T.) of wereldtijd. Deze tijd is overal in de wereld dezelfde. Om gemakkelijker te kunnen werken en geen problemen te hebben bij omschakeling tussen winter- en zomertijd, maken alle wetenschappelijke toepassingen (zoals computers) gebruik van deze standaardtijd. Om de lokale Belgische tijd te bekomen, moet u in de winter 1 uur bij de U.T.-tijd tellen en in de zomer 2 uur.
Op de kaart worden de VMM-meetstations met hun meest recente luchtkwaliteitsindex getoond.
Op vijf stoffen wordt een index berekend: zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), ozon (O3), fijn stof <10µm (PM10) en fijn stof <2,5µm (PM2,5). Vier van deze stoffen (SO2, NO2, O3 en PM10) worden de klassieke stoffen genoemd. PM2,5 is een deelverzameling van PM10 daar alle fijn stof kleiner dan 2,5µm ook kleiner is dan 10µm
Per verontreinigende stof wordt een "sub"-index berekend die voor elke stof apart aangeeft in welke mate de buitenlucht verontreinigd is met deze stof. De subindex is gebaseerd op de gemeten concentratie of de hoeveelheid van de verontreinigende stof aanwezig in de omgevingslucht.
Deze concentraties verschillen van stof tot stof en daarom wordt voor elk van de vier polluenten (stoffen) telkens een andere subindex vastgelegd. De subindex gaat van 1 tot 10 waarbij 1 een uitstekende luchtkwaliteit voorstelt en 10 een zeer slechte. De gebruikte concentratieschalen gaan uit van de grenswaarden vastgelegd in de nieuwe Europese richtlijnen over de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit.
Wanneer de subindexen van zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), ozon (O3) en fijn stof < 10µm (PM10) in een meetstation gekend zijn, dan kan er aan dat meetstation een globale index gegeven worden. Deze globale index is dan de hoogste subindex (de slechtste kwaliteit) van de vier betrokken verontreinigende stoffen voor dat meetstation.
(1 µg = 1 microgram = 10-6g = 0,000001 g)
Buiten de vier klassieke stoffen die nodig zijn om de globale index te bepalen, worden er nog andere stoffen gemeten. Deze polluenten zijn o.a. stikstofoxide (NO), koolstofmonoxide (CO), koolstofdioxide (CO2), fijn stof < 2,5µm (PM2,5), zwarte koolstof (BC) en BTEX (benzeen, tolueen, ethyleen en xyleen).
Zij worden niet mee opgenomen in de berekening van de index, maar hebben echter wel hun belang bij het interpreteren van de algemene luchtkwaliteit.
Meer info:
geoloket.vmm.be/RUP
Luchtkwaliteit.vmm.be