Negentigplussers gezonder en actiever dan vroeger
nieuws
De huidige negentigplussers zijn gezonder en actiever in vergelijking met hun leeftijdsgenoten tien jaar geleden. Dit blijkt uit grootschalig Deens onderzoek dat is gepubliceerd in The Lancet. Ze vergeleken grote groepen Deense ouderen die in 1905 of 1915 zijn geboren. Zowel wat betreft cognitieve gezondheid als dagelijkse activiteiten functioneert de groep uit 1915 aanzienlijk beter dan die van 1905.
In een begeleidend commentaar plaatsen geriater Marcel OldeRikkert en epidemioloog René Melis van het Universitair Medisch Centrum Radboud in Nijmegen Radboud vragen bij de alarmerende voorspellingen over een wereldwijde dementie-epidemie die de gezondheidszorg zal doen kraken in zijn voegen.
Negentigplussers kampen met een negatief imago. Ze worden vaak neergezet als minder productief, vergeetachtig en niet meer zo mooi. Hun enorme aantal knaagt bovendien aan onze economische groei en opgebouwde welvaart en zet de houdbaarheid van onze gezondheidszorg onder druk door een toenemende vraag. Tel daarbij de voorspelde epidemie van dementie en cognitieve achteruitgang bij op en je krijgt een vernietigend beeld van wat de aanstormende groep negentigplussers in onze maatschappij staat te wachten.
“Er wordt al enkele decennia stevig gedebatteerd over de manier waarop we tegen de alsmaar stijgende leeftijd van de bevolking moeten aankijken. Er is een groep die stelt dat die stijging gepaard gaat met meer gezondheidsproblemen, meer behoefte aan zorg en hulp, slechtere cognitieve vermogens, toenemende afhankelijkheid, enzovoort. Het succes van een langer leven wordt in die opvatting min of meer teniet gedaan door het nadeel dat de gewonnen levensjaren zijn gevuld met een kwakkelende gezondheid, neurodegeneratie en een slechte(re) kwaliteit van leven. In deze visie is er sprake van een Failure of Succes en is de ogenschijnlijke vooruitgang dus mislukt.”
Tegenover die opvatting staat het idee dat met het stijgen der jaren de cognitieve en gezondheidsproblemen juist later opduiken. “In deze optimistische visie krijgen ouderen er dus meer gezonde jaren bij en schuiven de ‘ouderdomsproblemen’ ook mee naar achteren”, zegt Melis. “Het Deense artikel is zo interessant, omdat het als een van de eerste in grote groepen ouderen deze verschuiving zo concreet en uitgebreid in beeld brengt. Cognitieve functies zoals aandacht, verbaal geheugen en spreekvaardigheid nemen over het algemeen veel minder sterk af dan werd gedacht. Hetzelfde geldt voor lichamelijke activiteiten zoals wandelsnelheid, de kracht in je handen en het vermogen om zelfstandig uit je stoel te komen.”
Volgens OldeRikkert en Melis ondergraaft het Deense onderzoek niet alleen het idee van de mislukte vooruitgang, maar heeft het nog meer consequenties. OldeRikkert: “De huidige zorgmodellen gaan uit van een sterke stijging van het aantal dementerende tachtigplussers in de komende decennia. Dit onderzoek onder negentigplussers wijst echter in de richting van een afvlakking van die trend, waarbij mensen over het algemeen ook minder vroeg beginnen te dementeren. Dit stelt de huidige alarmerende voorspellingen, die voor de komende decennia een wereldwijde dementie-epidemie voorzien met verstrekkende gevolgen voor de draagkracht van de gezondheidszorg, toch in een aanzienlijk ander perspectief.”
Het Deense onderzoek heeft niet de vinger kunnen leggen op de oorzaak die aan deze omslag bij negentigplussers in cognitieve gezondheid en fysiek functioneren ten grondslag ligt. OldeRikkert en Melis denken echter dat die omslag vooral te danken is aan een meer stimulerende omgeving, die ouderen gedurende hun hele leven voortdurend intellectueel prikkelt en uitdaagt. Melis: “Hoe dan ook, het onderzoek wijst in elk geval in de richting van een dubbel succes voor de groep negentigplussers: steeds meer mensen bereiken die leeftijd en dat doen ze bovendien veel vaker in een relatief goede gezondheid.”