Alles wat je moet weten over diabetes
dossier
Diabetes of suikerziekte is een aandoening waarbij het glucose- of suikergehalte in het bloed chronisch verhoogd is. Daarom spreekt men ook wel van 'suiker' of suikerziekte.
In Vlaanderen leven naar schatting 500.000 mensen met diabetes (type 1 of type 2) en om de 17 minuten krijgt iemand in Vlaanderen de levenslange diagnose ‘diabetes’. Het aantal mensen met diabetes blijft onrustwekkend toenemen.
Oorzaak
Glucose is de voornaamste energiebron van de cellen. Om deze op te kunnen nemen, hebben de cellen insuline nodig. Insuline is als het ware de sleutel die de cel opent voor glucose. Wanneer er geen of onvoldoende insuline wordt geproduceerd of wanneer de insuline om één of andere reden minder werkzaam is, raakt de glucose niet in de cel en stijgt het suikergehalte in het bloed. Dit is wat er bij diabetes gebeurt.
Insuline is een hormoon en dat hormoon wordt aangemaakt in de alvleesklier (pancreas).
Lees ook: Insuline en diabetes
Vormen
Er bestaan verschillende vormen van suikerziekte. De twee belangrijkste zijn diabetes type 1, soms ook nog 'insuline-afhankelijke diabetes' of juveniele diabetes genoemd, en diabetes type 2, ook 'niet-insuline-afhankelijke diabetes' of ouderdomsdiabetes genoemd. Deze twee vormen verschillen zo sterk van elkaar, zowel in symptomen, ontstaansmechanismen en behandeling als in een aantal belangrijke gevolgen, dat het bijna twee verschillende ziekten zijn.
- Bij type 1 diabetes maakt de alvleesklier nauwelijks insuline. Deze vorm komt vanaf de kinderleeftijd voor.
- Bij type 2 diabetes maakt de alvleesklier te weinig insuline en/of zijn de lichaamscellen minder gevoelig voor insuline. Deze vorm komt voor vanaf het veertigste jaar en wordt ook ouderdomsdiabetes genoemd.
Complicaties
Geen van beide vormen van diabetes is momenteel te genezen, maar men kan de ziekte wel proberen te controleren door het suikergehalte in het bloed, de glycemiewaarden, zo dicht mogelijk bij de normale waarden te krijgen en te houden. Op die manier kunnen zowel acute complicaties (een plotse daling of verhoging van de bloedsuiker wat ondermeer kan leiden tot coma en hersenletsel) als verwikkelingen op lange termijn (zoals blindheid, nierproblemen, amputaties van ledematen) worden vermeden of uitgesteld.
Controle bij diabetes type 1
Bij diabetes type 1 gebeurt dat op de eerste plaats door het dagelijks meermaals inspuiten van insuline. Er bestaan verschillende types van insuline naargelang van hun werkingsduur. De opname en werkingsduur van insuline verschilt bovendien van persoon tot persoon en kan zelfs bij één individu verschillen naargelang de omstandigheden. Daarom is het belangrijk dat diabetespatiënten hun suikerspiegel verschillende keren per dag meten en in functie daarvan een aangepaste dosis insuline inspuiten. Het aantal controles dat men dagelijks moet uitvoeren, is afhankelijk van de behandeling, het type insuline, de maaltijden en tussendoortjes, de fysieke inspanning, enz. Om een dagcurve van de suikerspiegel te kunnen bepalen, zijn 3 tot 4 controles per dag nodig, zeker bij een intensieve behandeling. Sommige mensen controleren zich vaker, b.v. omdat ze intensieve fysieke inspanningen moeten leveren.
De zelfcontrole wordt gelukkig steeds gemakkelijker dank zij de technische verbeteringen aan de apparaatjes om de bloedsuikerspiegel te bepalen en aan de injectiestiften en -pennen om de insuline toe te dienen.
Een geregeld onderzoek door een arts, meestal om de twee à drie maanden, vult de zelfcontrole aan. Daarbij wordt onder meer gelet op symptomen, klachten of letsels die op het ontstaan van verwikkelingen kunnen wijzen, zoals zenuw- en doorbloedingsstoornissen of een gezichtsvermindering.
Lees ook: Terugbetaling van zelfcontrole : de diabetesconventie
Het hoofddoel van de behandeling is het normaliseren van de bloedsuiker.
Dus het bijregelen van de glycemie
- type 1: tussen 60-150 mg/dl
- type 2: tussen 140-180 mg/dl
Daar de risico's verbonden aan hypoglycemie voor oudere personen verhogen, liggen de glycemiewaarden voor diabetici boven de 65 jaar, iets hoger, namelijk tussen 140 en 180 mg/dl.
Controle bij diabetes type 2
Bij diabetes type 2 komen geneesmiddelen (insuline en medicamenten die via de mond moeten worden ingenomen) op de tweede plaats. Een gewichtsvermindering door een aangepast dieet is de hoeksteen van de behandeling van deze patiënten die meestal ook zwaarlijvig zijn. Zelfs een beperkt gewichtsverlies zorgt vaak reeds voor een belangrijke verbetering van de suikerspiegel. Soms verdwijnt de aandoening zelfs volledig zolang men het lagere gewicht kan handhaven en komt ze terug als men opnieuw aan gewicht wint. Het gewichtsverlies heeft ook een gunstig effect op de vetspiegel, de bloeddruk, enz. waardoor het risico op van hart- en vaatziekten daalt.
Lees ook: Zorgtraject diabetes type 2
Een 'op het lijf geschreven' voedingsvoorschrift
Ook voor diabetes type 1 vormt een aangepaste voeding een essentiëel onderdeel van de behandeling. Het dieet moet worden afgestemd op de individuele behoeften van de patiënt en rekening houden met leeftijd, gewicht, lichamelijke activiteit, medicamenteuse behandeling, enz. en vooral realistisch zijn. Elk individu moet dus een 'op zijn lijf geschreven' voedingsvoorschrift krijgen.
"Het is hoogst belangrijk dat het dieet niet te sterk verschilt van wat de familie en omgeving van de diabeticus eten," zegt dr. Raoul Rottiers, diabetesspecialist aan het UZ Gent. "Tenzij het vroegere voedingspatroon echt verkeerd is op gebied van kwaliteit, verdient het de voorkeur dat de diabeticus zelf zijn dieetschema kan kiezen dat zo nauw mogelijk aansluit bij zijn of haar vroegere voedingsgewoonten."
Gestructureerd voedingspatroon
De voeding moet vooral gezond en evenwichtig zijn. Voor een diabeet gelden in grote lijnen dezelfde adviezen voor een gezonde en evenwichtige voeding die voor iedereen gelden. Dit betekent dat de dagelijkse energie-aanbreng (het totaal aantal calorieën) moet bestaan uit 50 à 55 % koolhydraten, 30 à 35 % vetten (waarvan tweederde van het onverzadigde type) en 10 à 15 % eiwitten. Daarnaast moet ook worden gezorgd voor een voldoende aanbreng van vitamines, mineralen en voedingsvezels (ong. 30 à 40 g per dag).
Concreet betekent dit dat elke Vlaming, en niet alleen de diabetici, minder vetten zouden moeten verbruiken, en dan vooral minder verzadigde vetten (die men vooral in vlees en zuivelprodukcten aantreft, maar ook in cocos- en palmolie), meer koolhydraten en minder eiwitten.
De vermindering van het vetverbruik is voor diabetici des te belangrijker daar zij een groter risico lopen op slagaderverkalking (atherosclerose). Een dieet rijk aan (verzadigde) vetten en cholesterol is een belangrijke risicofactor voor atherosclerose.
Lees ook: Zes gouden tips om diabetes te voorkomen
De suikerspiegel wordt vooral beïnvloed door het aandeel koolhydraten van een maaltijd. De snelheid waarmee dit gebeurt, hangt af van de snelheid waarmee de koolhydraten uit de voeding in glucose omgezet worden. Dit verschilt naargelang de aard van de koolhydraten en of ze samen met vezels, eiwitten en vetten worden gegeten. Om de suikerspiegel zo stabiel mogelijk te houden, moet de inname van alle soorten koolhydraten alleszins zo goed mogelijk over de dag verspreid worden.
Om de invloed van de voeding op de suikerspiegel te kunnen inschatten, wordt aangeraden om zoveel mogelijk op vaste tijdstippen te eten. Het aantal maaltijden, b.v. 3 hoofd- en 3 tussenmaaltijden, moet overeenstemmen met het insulineschema dat men volgt.
Gewone tafelsuiker mag gebruikt worden, maar liefst zoveel mogelijk tijdens de maaltijden. De speciale diabetes dieetproducten zijn nutteloos en overbodig. Ze zorgen ook vaak voor verwarring.
Lees ook: Wat zijn koolhydraten en welke soorten bestaan er?
Bewegen
Een derde pijler in de diabetesbehandeling is lichamelijke inspanning, vooral dan bij type 2-patiënten. Een regelmatige sportbeoefening heeft bij deze groep een langdurig gunstig effect op de suikerspiegel waardoor soms het gebruik van geneesmiddelen kan worden verminderd. Regelmatige lichaamsbeweging draagt bovendien bij tot gewichtsverlies.
Bij type 1 diabetes maakt sportbeoefening geen deel uit van de behandeling op zich, al kan het natuurlijk wel bijdragen tot het algemeen fysiek welbevinden. In principe kunnen deze diabetespatiënten alle sporten beoefenen - denk maar aan stervoetballer Pär Zetterberg - met uitzondering van die sporten die een gevaar kunnen opleveren wanneer hun bloedspiegel plots zakt (zoals diepzeeduiken, alpinisme, solozeilen, enz.). Belangrijke voorwaarde is echter een goede glycemiecontrole. Aanpassingen in de insulinetherapie en de voeding zijn meestal noodzakelijk als men veilig aan sport wil doen.
Diabetes en overgewicht
Diabetes type 2, die gewoonlijk pas op oudere leeftijd optreedt en daarom ook als een typische ouderdomsaandoening werd beschouwd, wordt de laatste tijd op steeds jongere leeftijd en zelfs bij kinderen vastgesteld. Volgens dr. Rita Craen van de dienst pediatrie van het UZ Gent gaat het daarbij om erg zwaarlijvige kinderen, heel dikwijls met ouders die ook zwaarlijvig zijn en/of diabetes hebben.
Voor wie familiaal belast is voor diabetes type 2 en/of zwaarlijvigheid geldt zeker dat het nastreven van een ‘normaal’ lichaamsgewicht de beste preventie is, zo zegt diabetesspecialist dr. Raoul Rottiers van het UZ Gent. "Dit geldt niet alleen om diabetes op latere leeftijd te vermijden, maar ook om de andere afwijkingen van de stofwisseling en het daaruit voortvloeiend hart- en vaatrisico te verminderen." Bovendien hebben orale diabetesgeneesmiddelen zowel als insuline vaak veel minder effect bij zwaarlijvige pati‘nten.
Vooral de consumptie van vetten moet worden beperkt want die leveren de meeste energie, en zijn bovendien - zeker de dierlijke - het schadelijkst voor hart en bloedvaten. Energiebronnen zoals suiker en alcohol - die zg. lege calorie‘n opleveren, omdat ze geen vitamines en mineralen bevatten - moeten natuurlijk ook worden vermeden. Ook suikerhoudende frisdranken en snoep zijn een niet te onderschatten bron van nutteloze energie.
Naast het vermageringsdieet moet de zwaarlijvige overtuigd worden om meer te bewegen. Spieren die niet bewegen zijn insuline-ongevoeliger. Omgekeerd hebben actief gebruikte spieren heel wat minder insuline nodig, en bovendien werkt die insuline er stukken beter. De energie die men bij lichaamsbeweging verbruikt, hoe gering ook, laat toe de vetreserves af te bouwen. De voorkeur gaat uit naar matig intensieve sportbeoefening, minstens driemaal per week gedurende 20 à 30 minuten. Stevig wandelen, fietsen en zwemmen zijn favoriet.
Lees ook: Test je kennis over diabetes