Kunstmatige zoetstoffen geen risico
nieuws
Het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid (WIV) toont in een onderzoek aan dat volwassenen in België geen risico lopen op een te hoge inname van synthetische, intensieve zoetstoffen via de voeding.
In de studie uitgevoerd in opdracht van de FOD Volksgezonheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu werd de inname van de zoetstoffen acesulfaam-K, saccharine, cyclamaat, sucralose en aspartaam door de Belgische bevolking via consumptie van gezoete levensmiddelen en het gebruik van tafelzoetstoffen geschat. Het gehalte van de zoetstoffen werd bepaald in meer dan 130 representatieve voedingsmiddelen op de Belgische markt. Deze gegevens werden vervolgens gecombineerd met de gegevens over de nationale voedselconsumptie om de inname van kunstmatige zoetstoffen door de volwassen Belgische bevolking te berekenen. Het effect van het toevoegen van tafelzoetstoffen aan koffie, thee of andere bereidingen door de consument zelf werd eveneens bepaald.
De gemiddelde inname door de Belgische bevolking is lager dan de vastgestelde aanvaardbare dagelijkse inname (ADI). Zelfs consumenten met hoge inname, zoals bijvoorbeeld diabetici, zijn niet blootgesteld aan een overschrijding. Volwassenen met een hoge consumptie van producten met deze zoetstoffen zouden maximaal 17% van de ADI voor acesulfaam-K innemen, terwijl dat voor aspartaam, cyclamaat, saccharine en sucralose respectievelijk 5%, 25%, 11% en 7% van de ADI is. De bijdrage van tafelzoetstoffen was verwaarloosbaar (<1% van ADI).
Uit de studie blijkt eveneens dat de belangrijkste groep gezoete levensmiddelen dranken (bier en niet-alcoholische dranken) zijn met 56% van het totale aanbod, gevolgd door desserten (14%) en snoep (12%). Bij analyse van de gegevens bleek dat acesulfaam-K en aspartaam het meest toegepast worden. Sucralose wordt vaak als enige zoetstof gebruikt, terwijl acesulfaam-K en aspartaam vaak gecombineerd voorkomen.