Kinderen in de auto
- Kinderen in de auto - Hoeveel kinderen mag je vervoeren?
- Altijd met speciaal zitje
- Niet in de armen
- Voor of achter?
- Tegen de rijrichting
- Kinderzitje
- Hoe bevestig je het zitje in de wagen?
- Isofix-kinderzitjes
- Hoe maak je de baby vast in het zitje?
- Reiswieg in de auto
- Na een ongeval
- Verhogingskussen voor oudere kinderen
- Wanneer overschakelen van kinderzitje op verhogingskussen?
- Wanneer overschakelen van verhogingskussen naar veiligheidsgordel?
- De gordel: ook voor zwangeren
dossier
Volgens het verkeersreglement mogen er in een auto niet meer inzittenden plaatsnemen dan het aantal zitplaatsen, al dan niet uitgerust met een veiligheidsgordel. Sinds 1 september 2005 moet elk kind beschikken over een volwaardige plaats in de wagen, zodat alle jonge passagiers vastgeklikt kunnen worden. Als je achterin drie kinderen vervoert, moeten deze alledrie worden vastgemaakt zoals het hoort.
De vroegere tweederdenregel voor kinderen jonger dan 12 jaar, waarbij er achterin de wagen meer kinderen mochten dan het aantal zitplaatsen, is afgeschaft.
Lees ook: Vanaf 1 september 2005 niet langer met vijf op de achterbank
Lees ook: Nieuwe regels kinderzitjes vanaf sept 2006
Altijd met speciaal zitje
Een kind is geen minivolwassene. De specifieke lichaamsbouw van kinderen noodzaakt het gebruik van een bevestigingssysteem (een kinderzitje of zitkussen) dat aangepast is aan de leeftijd, het gewicht en de lengte van het kind. In een correct gebruikt kinderzitje loopt een kind driemaal minder gevaar om gedood of zwaargewond te worden.
• Volgens de huidige Belgische wetgeving mogen kinderen van 0 tot 3 jaar slechts voorin meerijden in een voor kinderen goedgekeurd bevestigingssysteem (kinderzitje) dat aangepast is aan hun grootte en gewicht. Ook achterin moeten ze steeds in een aangepast bevestigingssysteem geplaatst worden.
• Kinderen van 3 tot 12 jaar moeten in een kinderzitje of verhogingskussen worden geplaatst als de auto daarmee is uitgerust, of de veiligheidsgordel dragen.
• Het is aanbevolen om kinderen tot een gewicht van 18 kg of een lengte van 1,10 meter of totdat het zitje duidelijk niet meer geschikt is voor zijn grootte: meer dan één derde van het hoofd komt over de rand van het zitje) altijd te vervoeren in een kinderzitje dat aangepast is aan hun grootte en gewicht.
• Kinderen van meer dan 18 kg of groter dan 1,10 meter moeten een verhogingskussen gebruiken. Pas vanaf 36 kg of 1,50 meter kan de gewone veiligheidsgordel volstaan. Tot de leeftijd van ongeveer 10 jaar is het bekken van een kind nog te broos om weerstand te bieden aan de heupriem van de gewone gordel.
Een kinderzitje of een verhogingskussen met rugsteun en goede zijdelingse bescherming zullen je kind ook beletten om tegen het portier te leunen, zelfs als het in slaap valt.
Niet in de armen
Neem je baby tijdens het rijden niet in de armen. Bij een botsing kan je je kind onmogelijk in je armen vasthouden. Het kan met een enorme kracht tegen het dashboard belanden of door de voorruit heen uit de wagen geslingerd worden.
De gordel vastklikken rond jullie beiden is ook geen veilige oplossing. Dan kan je kind tussen jouw lichaam en de gordel geplet worden.
Wil je de baby toch even vastpakken, parkeer je dan.
Voor of achter?
De beste plaats om kinderen te vervoeren is achterin de auto.
Plaats nooit een babyzitje voorin als daar een airbag voor de passagier aanwezig is. Bij een botsing is dit levensgevaarlijk voor de baby. Als de airbag opgeblazen wordt (met een snelheid van 300 km/u), belandt de airbag met een enorme kracht tegen de achterkant van het zitje. Het zitje omdraaien is geen oplossing, want babyzitjes moeten altijd tegen de rijrichting in.
Laat de airbag voorin ontkoppelen of plaats de baby achterin.
Als het niet anders kan, dan schuif je het best de passagierszetel voorin zoveel mogelijk naar achteren, om het kind zo ver mogelijk van de airbag te laten zitten.
Tegen de rijrichting
Tot de leeftijd van 2 à 3 jaar of 13 kg is het aangeraden kinderen te vervoeren tegen de rijrichting in. Dit geldt zowel voor zitjes die je voor- als achteraan plaatst!
Wanneer een baby in de rijrichting meerijdt (dit wil zeggen in dezelfde richting als de bestuurder), zal zijn hoofd bij een frontale botsing hard naar voren geslingerd worden. Zijn weinig ontwikkelde nekspieren kunnen onmogelijk verhinderen dat het hoofd naar voren schokt. Dit kan dodelijk zijn of leiden tot verlamming. Een baby heeft in verhouding een veel zwaarder hoofd dan een volwassene. Wanneer de baby met de rug tegen de rijrichting in (dus met het gezicht naar achteren) zit, wordt de impact van een schok verdeeld over de hele rug.
Plaats je kind niet te vroeg in een zitje in de rijrichting. Kan je kind zijn hoofd al rechthouden en rechtop zitten? Dit betekent nog niet dat je al kan overschakelen naar een zitje in de rijrichting.
De zitjes voor gebruik tegen de rijrichting die momenteel in België worden verkocht, zijn gehomologeerd voor kinderen tot 13 kg, het gemiddelde gewicht van een kind van 2 jaar.
Zitjes tegen de rijrichting in voor oudere kinderen zijn in ons land echter moeilijk te vinden.
Jonger dan één jaar:
Altijd een zitje tegen rijrichting.
Ouder dan één jaar:
Een zitje in rijrichting kan, maar het is beter om zo lang mogelijk een zitje tegen rijrichting te gebruiken.
Minder dan 13 kg:
Altijd een zitje tegen rijrichting
Meer dan 13 kg
Geen probleem voor zitje in rijrichting.
Kinderzitje
• Kies een stoeltje dat aangepast is aan de leeftijd, het gewicht en de grootte van het kind.
Vermijd zitjes die bestemd zijn voor verschillende leeftijdscategorieën (bijvoorbeeld zowel voor pasgeborenen als voor kinderen tot 18 kg). Kleine baby’s zitten hierin niet vast genoeg en voor oudere kinderen laat het comfort van deze zitjes te wensen over. Je kind heeft op elke leeftijd een geschikt zitje nodig.
Er bestaan 5 soorten autostoeltjes:
- Groep 0: voor baby’s van 0 tot 10 kg
- Groep 0+: voor baby’s van 0 tot 13 kg
- Groep I: voor kinderen van 9 tot 18 kg
- Groep II: voor kinderen van 15 tot 25 kg
- Groep III: voor kinderen van 22 tot 36 kg
Er bestaan ook combinaties, bv. II/III.
• Als meer dan één derde van het hoofd boven de rand van het zitje uitsteekt, moet je een zitje voor een hogere gewichtscategorie gebruiken.
Is je baby zo gegroeid dat zijn voetjes over de rand van het zitje komen? Dit is niet erg. Gebruik het zitje verder totdat hij het aangeduide maximumgewicht heeft bereikt.
• De heupriem loopt over de heupen van het kind en niet over de buik.
• Een goede zijdelingse bescherming (vooral voor het hoofd).
• Het zitje moet breed genoeg zijn met een voldoende hoge rugsteun voor een langdurig gebruik.
• De lengte van de riempjes kan eenvoudig en snel worden aangepast.
• Moet het zitje regelmatig van auto veranderen? Kies dan voor een relatief licht, eenvoudig te installeren zitje.
• voor pasgeborenen is het aan te raden om een speciaal kussentje te gebruiken dat meer steun geeft aan het hoofd (meestal meegeleverd met het zitje).
Het ECE-keurmerk
Alle kinderzitjes die in België verkocht worden, moeten gehomologeerd zijn volgens de Europese norm (ECE).
Het keurmerk heeft een oranje kleur en draagt het nummer R 44-03. Pas op: oudere keurmerken, met het nummer R 44-02, voldoen niet meer aan de veiligheidsnormen.
De hoofdletter ‘E’ gevolgd door een nummer geeft het land aan dat het keurmerk verleende (bv. 1 voor Duitsland, 6 voor België, 11 voor Engeland). Alleen de nummers 1, 2, 3, 4, 5 en 11 zijn in orde, omdat deze landen over een testlaboratorium beschikken om een goedkeuring te geven.
De gewichtsklasse staat vermeld op het label, bv. 0-10 kg, 8-18 kg, enz.
Er staat ook een goedkeuringsnummer op dat overeenstemt met het testrapport (dit nummer begint altijd met 03).
Sommige fabrikanten vermelden ook een uniek serienummer. Zo kunnen ze nagaan welk model bij welke klant terechtkwam.
Een ‘Y’ wil zeggen dat het zitje voorzien is van een tussenbeengordel.
Een ‘S’ wil zeggen dat het zitje aangepast is voor een kind met een handicap.
Hoe bevestig je het zitje in de wagen?
• Kinderen plaats je het best achteraan in de wagen. De plaats naast de chauffeur is de gevaarlijkste plaats bij een aanrijding.
• Heeft je wagen een airbag, zet je kind dan beter nooit vooraan.
• Autostoeltjes voor de allerkleinsten moeten altijd tegen de rijrichting in geplaatst worden. Zo wordt bij een aanrijding de slag opgevangen door de rug en niet door de nek.
• Volg nauwgezet de gebruiksaanwijzing om zeker te zijn dat het zitje een optimale bescherming biedt. Het zitje heeft geen enkel nut als het niet bevestigd is zoals aangegeven in de gebruiksaanwijzing.
• Plaats het zitje in je wagen om te kijken of de veiligheidsgordel lang genoeg is om het zitje te bevestigen zoals aangegeven in de gebruiksaanwijzing.
• De veiligheidsgordel die het zitje op zijn plaats houdt, moet zo strak mogelijk zitten. Als men het naar voren of opzij trekt, mag het zitje maar heel weinig bewegen. Sommige recente autozitjes hebben een speciaal systeem om de gordel nog sterker aan te spannen.
• De gordel mag niet gedraaid zitten.
• Kijk na of de sluiting van de veiligheidsgordel de harde delen van het zitje niet raakt. Anders zou deze bij een botsing kunnen openspringen.
• De meeste zitjes worden bevestigd met de driepuntsgordel. Indien je wagen enkel een gewone heupgordel in het midden van de achterbank heeft, kies dan een zitje dat geschikt is om vast te maken met een heupgordel.
• Wil je het zitje bevestigen op een plaats zonder veiligheidsgordel? Koop dan een zitje dat kan worden bevestigd met bijgeleverde speciale riemen. Opgelet, dit is enkel mogelijk als de wagen is uitgerust met verankeringspunten (plaatsen die in het koetswerk voorzien zijn om gordels aan te brengen).
• Het zitje moet steeds bevestigd zijn, zelfs als er niemand inzit. Bij een aanrijding kan een niet-bevestigd zitje een projectiel worden en de inzittenden verwonden.
Isofix-kinderzitjes
Isofix is een universeel bevestigingssysteem. Het Isofix-systeem is op dit moment een van de veiligste bevestigingssystemen op de markt. Het autostoeltje wordt rechtstreeks aan twee vaste ankerpunten van de auto vastgemaakt. Alle isofix-kinderzitjes worden op dezelfde manier vastgemaakt in wagens met isofix-bevestigingspunten.
Een isofix-zitje heeft twee sluitingen achteraan die worden vastgeklikt in de isofix-bevestigingspunten. Deze bevestigingspunten zijn haken die zich bevinden in de holte tussen de rugleuning en de zitbank van de wagen.
Voordelen:
- Het zitje kan eenvoudig en snel worden bevestigd in de wagen:
- Het zitje kan ook zonder isofix-bevestigingspunten worden vastgemaakt, met behulp van een driepuntsgordel.
Hoe maak je de baby vast in het zitje?
Klik je kind steeds vast, ook voor korte ritten in de buurt en zelfs als je niet snel rijdt.
Goede kinderzitjes in de rijrichting hebben 5 riempjes.
• Het riempje tussen de benen zorgt ervoor dat de heupriem netjes om de heupen blijft en belet dat deze op de buik schuift. Dit riempje tussen de beentjes moet dus zo kort mogelijk zijn.
• De schouderriempjes kunnen op verschillende hoogten ingesteld worden. Om doeltreffend te zijn, moeten ze vertrekken op schouderhoogte of iets lager.
• De riempjes van het zitje sluiten goed aan rond de baby. Er mag ten hoogste 1 cm speling zijn, anders neemt het gevaar voor verwondingen toe.
Controleer dit voor elke rit en pas de riempjes aan volgens de dikte van de kleding.
De riempjes van het zitje mogen niet gedraaid zijn.
Bij het vastmaken van de sluiting moet men een ‘klik’ horen.
Oefen je in het bijstellen van de lengte van de riempjes en het bevestigen van het zitje in je wagen zonder je baby erin.
Reiswieg in de auto
Reiswiegen bieden baby’s minder bescherming dan zitjes tegen de rijrichting in. Maar de reiswieg kan handig zijn voor zeer lange ritten met jonge baby’s. De reiswieg is ook aanbevolen voor vroeggeborenen.
De reiswieg moet steeds op de achterbank geplaatst worden, met het hoofd van de baby naar de binnenkant van de wagen.
Niet elke wieg kan hiervoor gebruikt worden. Gebruik alleen reiswiegen met een homologatielabel. Deze hebben een speciaal systeem om baby’s in de wieg vast te maken en om de wieg te bevestigen op de achterbank van de wagen.
Als de baby de leeftijd bereikt heeft van 5 of 6 maand, zal hij te groot zijn voor de reiswieg. Aangezien hij dan nog te klein is om in de rijrichting te reizen, moet men nog enkele maanden gebruik maken van een zitje tegen de rijrichting in.
Na een ongeval
Na een ongeval kan het zitje onzichtbaar beschadigd zijn en dus minder bescherming bieden.
Breng het zitje terug naar de verkoper, die het kan inleveren bij de firma. Deze zal bepalen of het zitje nog bruikbaar is en welke onderdelen zo nodig moeten worden vervangen. Het is aangeraden om na een ongeval alleszins de riempjes van het autozitje te vervangen.
Verhogingskussen voor oudere kinderen
Tot de leeftijd van ongeveer 10 jaar is het bekken van een kind nog te broos om weerstand te bieden aan de heupriem van de veiligheidsgordel. Bij een botsing kan deze heupriem naar boven schuiven en tegen de buik van het kind drukken, waardoor het gewond kan raken. Voor een doeltreffende bescherming moet de heupriem plat over de heupen liggen. De riem mag niet naar boven schuiven op de buik van het kind. Een goed verhogingskussen met armsteunen houdt de heupriem van de gordel laag over de heupen.
In tegenstelling tot wat vele ouders denken, is het diagonale gedeelte van de gordel langs de hals van het kind niet zo gevaarlijk, maar wel hinderlijk. Met een verhogingskussen valt ook dit ongemak weg.
Een verhogingskussen met rugsteun en zijdelingse bescherming is comfortabeler en veiliger wanneer het kind in slaap valt. De rugsteun is dubbel aan te raden als de zetel van de wagen geen hoofdsteun heeft.
Het verhogingskussen mag enkel gebruikt worden met een driepuntsgordel. Als je wagen enkel over een heupgordel achteraan beschikt, mag je het verhogingskussen niet gebruiken. Het kind moet dan gewoon op de zetel plaatsnemen en de heupgordel dragen.
Wanneer overschakelen van kinderzitje op verhogingskussen?
Plaats je kind niet te vroeg op een verhogingskussen. Om goed beschermd te zijn met een verhogingskussen, moet een kind minimum 1,10 m groot zijn. Een verhogingskussen met rugsteun waarbij het kind zelf wordt vastgemaakt met de gewone autogordel (driepuntsgordel), biedt kinderen lichter dan 15 kg onvoldoende bescherming. Gebruik daarom het best het kinderzitje tot 18 kg. Is je kind lichter dan 18 kg, maar steekt meer dan één derde van zijn hoofd uit boven het zitje, dan kan je ook overschakelen op een verhogingskussen.
Wanneer overschakelen van verhogingskussen naar veiligheidsgordel?
Niet de leeftijd, maar de gestalte van het kind bepaalt wanneer het enkel met de veiligheidsgordel kan worden beveiligd.
De gordel biedt slechts een doeltreffende bescherming aan kinderen die minimum 1,50 m groot zijn.
De driepuntsgordel moet rusten op de stevige delen van het lichaam. De diagonale riem moet van de schouder over de borst lopen, tot aan het bekken. De heupriem moet rusten op het bekken. De diagonale riem mag in geen geval achter de rug of onder de arm worden geschoven.
Als de hoogte van de gordel kan bijgesteld worden, dan moet de diagonale riem zich zo laag mogelijk bevinden.
Gebruik geen gordelaanpasser. Dit is geen echt bevestigingssysteem. Het verandert niks aan de positie van het heupgedeelte van de gordel en vermindert de bescherming die
de gordel biedt.
Vermijd indien mogelijk een heupgordel te gebruiken.
Als bevestigingspunten zijn voorzien, dan kan een erkend dealer de heupgordel achterin vervangen door een driepuntsgordel.
Als er echter geen andere oplossing is (centraal op de achterbank, ouder voertuig...), is het nog altijd beter je kind vast te maken met de heupgordel dan helemaal niet vast te maken.
De gordel: ook voor zwangeren
Zwangere vrouwen zijn wettelijk verplicht de gordel te drage.
Om je baby te beschermen, schuif je de heupriem van de gordel zo laag mogelijk onder je buik. Zo zullen mogelijke schokken opgevangen worden door je bekken en niet door je buik.