Wat moet een wielrenner eten tijdens een wedstrijd?
dossier Wielrennen is een duursport waarbij vaak grote hoeveelheden energie worden verbruikt. Het gemiddelde energieverbruik kan worden geschat op 500 Kcal/uur (2100 kj) bij recreatiefietsers en op 1500 Kcal/uur (6300 kj) bij toprenners. In de Tour de France werd zelfs een gemiddeld energieverbruik gemeten van 5700 kcal/dag met maxima tot circa 9000 kcal/dag tijdens zware bergritten.
Lees ook: Wanneer en hoeveel moet een wielrenner drinken?
De glycogeenreserves kunnen weliswaar door training en voeding opgedreven worden en ook het glycogeenverbruik kan via training verbeterd worden, maar de reserves blijven hoe dan ook beperkt. De bloedbaan bevat een kleine hoeveelheid koolhydraten (het bloedglucosegehalte). Gaat de inspanning door wanneer de lever en spierglycogeenreserves zijn uitgeput dan kan een laag bloedsuikergehalte optreden (vermoeidheid, duizeligheid, misselijkheid, ...). Zodra tijdens inspanning de voorraad glycogeen is uitgeput, wordt volledig overgeschakeld op vet- en eiwitverbranding. Hierdoor ga je op een langzamer energiesysteem over zodat je nog slechts 50% van je maximale vermogen kunt behalen. Het is dus zaak om met een voldoende grote voorraad glycogeen aan de start te komen en de glycogeenreserves tijdens de wedstrijd voortdurend aan te vullen.
Sport - wedstrijd
Tijdens de wedstrijd wordt aangeraden om 30 tot 60 g koolhydraten per uur te eten. Dit komt overeen met 500 ml dorstlesser (met 6% koolhydraten), 1 pakje sportgel of 1 sportreep, 1 rijpe banaan of 1 snede brood met honing, jam of stroop. Meer leidt niet tot een hogere verbranding maar verhoogt enkel de kans op maag-darmklachten.
Welke koolhydraten?
Glucose, sacharose (riet- of bietsuiker) en glucosepolymeren (dextrine-maltose) komen snel in het bloed terecht en zorgen voor hoge glucosewaarden. Ze worden door de werkende spieren opgenomen en snel verbrand. Koolhydraten zoals zuivere vruchtensuiker (fructose), galactose (een deel van melksuiker) en onoplosbaar zetmeel worden minder snel opgenomen en verbrand, en zijn daarom minder geschikt als aanvullende energiebron tijdens de sportinspanning.
Lees ook: Wat zijn koolhydraten en welke soorten bestaan er?
Lees ook: Aanbevelingen voor vetten
Vloeibare koolhydraten
Omdat tijdens een wedstrijd ook veel vocht verloren gaat en moet aangevuld worden, ligt het voor de hand dat de aanvoer van koolhydraten én vocht gecombineerd wordt. Een oplossing van koolhydraten in water van 4 tot 8% (of 40 tot 80 g per liter water) is perfect omdat dit de opname van zowel het vocht als van de suikers maximaal toelaat.
Wanneer men minder vocht verliest (bv bij regen of koel weer), kan de sportdrank eventueel wat meer suikers bevatten (tot 15%). Té geconcentreerde drankjes (>15%) zijn niet aangewezen tijdens een inspanning. Ze zijn te stroperig, worden minder vlot opgenomen en kunnen maag-darmklachten veroorzaken.
Vaste voedingsmiddelen en koolhydraatrijke repen en gels helpen om de maag te vullen en kunnen, zeker bij langdurige inspanningen, een welkome afwisseling vormen met het vele drinken. Ze zijn echter niet noodzakelijk
Lees ook: Zin en onzin van Sportdranken
Lees ook: Moet je anders gaan eten als je meer gaat sporten?