Alles over hoofdpijn
nieuws ,
Inleiding
In augustus 2004 publiceerde het Nederlands Huisartsen Genootschap een nieuwe ‘Standaard Hoofdpijn’ over diagnose en behandeling van spanningshoofdpijn, migraine, middelengeïnduceerde hoofdpijn en clusterhoofdpijn. bij volwassenen als bij kinderen.
Hoofdpijn komt vaak voor, zowel bij volwassenen als bij kinderen. Studies wijzen uit dat 95% van de vrouwen en 90% van de mannen ooit wel eens hoofdpijn heeft.
Migraine komt volgens een Amerikaans bevolkingsonderzoek jaarlijks voor bij 18% van de vrouwen en 6% van de mannen. Volgens een Schots onderzoek onder 2165 kinderen van 5 tot 15 jaar heeft 11% van de kinderen migraine. Spanningshoofdpijn zou bij 0,9% van de kinderen voorkomen. Een onderzoek in Taiwan bij personen ouder dan 65 jaar vond bij 3,9% chronisch dagelijkse hoofdpijn gevonden, dat wil zeggen hoofdpijn die gedurende meer dan 15 dagen per maand en meer dan 6 maanden aanwezig is. Een Spaans onderzoek gaf een prevalentie van hoofdpijn van meer dan 15 dagen per maand en gedurende meer dan 4 uur per dag van 4-5%. Bij vrouwen was de frequentie zelfs 8-9%.
Clusterhoofdpijn zou voorkomen bij 16/100.000 mannen en bij 4/1000.000 vrouwen.
In meer dan 95% van de gevallen gaat iemand die hoofdpijn heeft er niet mee naar de huisarts. Zelfs chronische en chronisch recidiverende hoofdpijn zijn in meerderheid van de gevallen geen reden om de huisarts te bezoeken: slechts 25 tot 50% van de migrainepatiënten meldt zich ooit bij de huisarts en slechts 1 van de 6 patiënten met spanningshoofdpijn. Toch is hoofdpijn een van de meest voorkomende klachten bij de huisarts.
Soorten hoofdpijn
De onderstaande indeling van hoofdpijn is afgeleid van de classificatie van de International Headache Society (IHS).
Vaak komen verschillende vormen van hoofdpijn samen voor.
• Spanningshoofdpijn
• Migraine
• Middel geïnduceerde hoofdpijn
• Clusterhoofdpijn
Andere vormen van hoofdpijn
Hoofdpijn kan ook veroorzaakt worden door andere ziekten of aandoeningen zoals:
• virale aandoeningen, bijvoorbeeld influenza;
• sinusitis (na een virale infectie, purulent neussecreet, bukpijn, vaak eenzijdig maxillaire pijn, kiespijn);
• rhinitis;
• tandheelkundige problemen;
• posttraumatische hoofdpijn (ontstaat binnen 14 dagen na een trauma; kan langer dan 8 weken duren; drukkende constante pijn in het gehele hoofd; geen reactie op pijnstillers; vaak ook symptomen als duizeligheid, prikkelbaarheid, slaap- en geheugenproblemen, depressie);
• trigeminusneuralgie (aanvalsgewijs optredende eenzijdige aangezichtspijn in het gebied van een tak van de nervus trigeminus; kenmerkend is de aanwezigheid van een triggerpoint);
• atypische aangezichtspijn (ernstige, vaak brandende pijn, optredend aan één of beide kanten van het gezicht; oorzaken kunnen liggen op tandheelkundig gebied, KNO-gebied of bij overbelasting van de kauwspieren);
• arteriïtis temporalis (temporale pijn verergerend door lokale druk; er is verhoogde bezinking en malaisegevoel; het gaat vaak om oudere patiënten);
• oogaandoeningen, bijvoorbeeld refractieafwijkingen, glaucoom en iritis;
• subduraal hematoom, subarachnoïdale bloeding (vooral bij oudere patiënten na hoofdtrauma);
• TIA/CVA of beroerte(de kans op TIA/CVA neemt vanaf 65 jaar sterk toe, in deze leeftijdsklasse is een eerste migraineaanval zeldzaam. Een TIA onderscheidt zich van aura zonder hoofdpijn door het ontstaan van het gehele beeld in enkele seconden);
• hersentumor (hoofdpijn ’s ochtends vroeg en bij drukverhogende momenten; stemmingsstoornissen en persoonlijkheidsveranderingen; focale uitvalsverschijnselen; progressief beloop);
• toxische en metabole hoofdpijn (bijvoorbeeld alcoholonttrekking, koolmonoxidevergiftiging, hypercapnie, ketoacidose, hypoglykemie);
• pre-eclampsie (zwangere met onbekende hoofdpijn);
• meningitis (hersenvliesontsteking);
• hoofdpijn als bijwerking van medicijnen (zoals nitraten).
Alarmsymptomen bij ernstige, met hoofdpijn gepaard gaande aandoeningen
Alarmsignalen | Mogelijke oorzaak |
nieuwe hoofdpijn boven 50 jaar | hersentumor, arteriïtis temporalis |
eerste migraineaanval boven 40 jaar | hersentumor |
hoofdpijn beneden 6 jaar | hersentumor, hydrocephalus |
ouderen met pijn aan slapen | arteriïtis temporalis |
zwangerschap en onbekende hoofdpijn | pre-eclampsie |
toename van hoofdpijn na een ongeval | sub/epiduraal hematoom |
heftige hoofdpijn met zeer hoge bloeddruk | maligne hypertensie |
acuut ontstane, zeer heftige pijn | meningitis, |
CVA | |
subarachnoïdale bloeding | |
hoofdpijn met koorts (en gedaald bewustzijn) | meningitis |
nekstijfheid/neurologische afwijkingen | meningitis, hersentumor |
hoofdpijn met tekenen van drukverhoging | hersentumor |
focale neurologische afwijkingen | hersentumor |
ochtendbraken/ braken niet gerelateerd aan hoofdpijn |
hersentumor |
persoonlijkheidsveranderingen/ achteruitgang schoolprestaties |
hersentumor |
migraine aura steeds aan dezelfde kant | hersentumor |
De huisarts vraagt naar:
• aard, ernst, tijdstip van de dag, lokalisatie, patroon en duur van de hoofdpijn;
• al dan niet bekend zijn met de huidige vorm van hoofdpijn;
• begeleidende symptomen (misselijkheid, braken), aura of prodromale verschijnselen;
• provocerende factoren (hormonale of andere factoren zoals alcohol, of spanningsgerelateerde factoren);
• (zelf)medicatie: overmatig gebruik van pijnstillers;
• gedrag tijdens een hoofdpijnaanval (bij clusterhoofdpijn loopt de patiënt vaak radeloos rond, heeft bewegingsdrang, terwijl bij een migraineaanval de patiënt vaak (bed)rust zoekt);
• coffeïnegebruik (cola, koffie, thee, icetea, chocolade);
• familieanamnese met betrekking tot hoofdpijn;
• de lijdensdruk, de mate van belemmering in het dagelijks functioneren thuis, op het werk of in de vrije tijd.
Het kan zinvol zijn om over een periode van twee tot zes weken een hoofdpijndagboek bij te houden om meer inzicht te krijgen in de factoren die van invloed zijn op de hoofdpijn. Het hoofdpijnpatroon (frequentie en duur van aanvallen), de ernst en belemmering van de hoofdpijnaanval, eventueel uitlokkende factoren en het gebruik en effectiviteit van eventuele medicatie kunnen hiermee onderkend worden. Verder is het hoofdpijndagboek van belang bij de evaluatie van de behandeling.
Lichamelijk onderzoek of aanvullend onderzoek zoals bloedonderzoek is bij spanningshoofdpijn, migraine, middelengeïnduceerde hoofdpijn en clusterhoofdpijn niet nodig.
De diagnose spanningshoofdpijn, middelengeïnduceerde hoofdpijn of clusterhoofdpijn kan pas gesteld worden nadat het beloop van de hoofdpijn gedurende een aantal weken nauwkeurig is bijgehouden.