Kind en Gezin start met nieuw opvolgingssysteem van de groei bij jonge kinderen
nieuws
Kind en Gezin wil de groei van jonge kinderen nog accurater opvolgen. Daarbij wordt de nadruk gelegd op het belang van een longitudinale opvolging van de groei door deze te vergelijken met hoe kinderen van die leeftijd in de populatie groeien.
De groei van zowel gewicht, lengte als hoofdomtrek, is een belangrijke indicator voor de gezondheid van het kind. Daarom wordt dit al jaren opgevolgd tijdens onze consultaties. De groei is een complex gebeuren dat wordt weergegeven aan de hand van curven. Om de opvolging en mogelijke doorverwijzing op gestandaardiseerde wijze te doen, ontwikkelde Kind en Gezin een nieuwe ‘groeimodule’. Bovendien komen er twee groeicurven bij die het evenwicht tussen gewicht en lengte bij kinderen opvolgen: de G/L-curve en de BMI-curve. Voor prematuur geborenen zijn specifieke (gecorrigeerde) curven beschikbaar.
Nieuwe curven
Als instrument om de groei te evalueren, gebruikt Kind en Gezin curven voor gewicht, lengte en hoofdomtrek. De groeicurven starten vanaf de geboorte en lopen continu tot de leeftijd van 3 jaar (5 jaar bij extensie); voordien liepen de curven van 0 tot 1 jaar en was er een tweede curve vanaf 1 jaar.
Naast een opvolging van de meetwaarden op deze curven, wordt voortaan nog meer gekeken naar de groei op de verschillende curven onderling. De module kan bv. signaleren dat een hoofdomtrek te veel toeneemt over een bepaalde periode.
Bovendien komen er 2 curven bij: ‘gewicht voor lengte (G/L)’ en ‘Body Mass Index (BMI)’. Deze geven weer of de groei al dan niet evenwichtig verloopt, m.a.w. zo kan onevenwichtige groei (ondergewicht of overgewicht) tijdig worden gedetecteerd.
Voor de opvolging van kinderen jonger dan 2 jaar gebruikt Kind en Gezin de G/L-curve. Vanaf 2 jaar wordt de BMI-curve gebruikt. BMI = gewicht (kg)/ lengte² (m²).
Groeistoornissen
Het is belangrijk om de groei zo nauwkeurig mogelijk op te volgen om groeistoornissen vroegtijdig op te sporen. Vaak zijn groeistoornissen een teken van onderliggende pathologie: hoe vroeger een diagnose gesteld wordt en de behandeling gestart, hoe beter de prognose voor het kind.
Groeistoornissen kunnen wijzen op:
• problemen met de voeding zoals ondervoeding, onaangepaste voeding, foute bereiding voeding, overvoeding, enz.
• lichamelijke problemen zoals slechte opname van het voedsel, voedingsintolerantie of –allergie, stofwisselingsziekten, hartziekten, enz.
• emotionele problemen zoals te weinig aandacht, verwaarlozing, enz.
Verwijzingen
De verwijscriteria die geïntegreerd werden in de ‘groeimodule’ geven per meetpunt op de curve een kleurencode mee om de arts of verpleegkundige te ondersteunen bij de interpretatie van de groeimeting.
Deze interpretatie gebeurt in combinatie met een lichamelijk en ontwikkelingsonderzoek tijdens het consult. Verder kijken arts en verpleegkundige ook naar het algemeen beeld van het kind (o.a. alertheid, activiteit) en voeren ze een gesprek met ouders over onder meer de voeding, eventuele ziekte in de voorbije weken, enz.
Een verwijzing kan een verhoogde aandacht binnen de dienstverlening van Kind en Gezin betekenen of duiden op de noodzaak om een arts te raadplegen.
Op die manier zal het nieuw opvolgingssysteem van de groei bij jonge kinderen de preventieve gezinsondersteuning van Kind en Gezin verder versterken.