Verband tussen blootstelling aan lichaamsvreemde stoffen en sterfte
nieuws
Uit een studie van het Steunpunt Milieu en Gezondheid blijkt dat oudere Vlamingen meer dan jongeren genetische kenmerken bezitten die er voor zorgen dat het lichaam lichaamsvreemde stoffen onschadelijk maakt en beschadigd DNA kan herstellen. Er blijkt een duidelijk verband tussen blootstelling aan lichaamsvreemde stoffen enerzijds en chronische ziekte en sterfte anderzijds.
De onderzoekers vergeleken de genetische kenmerken van 442 Vlaamse adolescenten (14-15 jaar) met die van 399 oudere Vlamingen (50-65 jaar). De adolescenten bleken meer ongunstige genetische kenmerken te vertonen die een invloed hebben op processen die tussenkomen bij de beschadiging en het herstel van DNA. Vooral wanneer het aankomt op het onschadelijk maken van lichaamsvreemde stoffen is het verschil tussen de onderzochte groepen zeer groot; ruim de helft van de jongeren (56%) vertoonde hiervoor meer dan vier ongunstige kenmerken, tegenover slechts 41% van de ouderen. Ook vertoonde 46% van de jongeren meer dan 8 ongunstige genetische kenmerken die betrokken zijn bij het herstel van schade aan DNA, tegenover 37% van de ouderen.
De waargenomen verschillen berusten zeer waarschijnlijk op het feit dat personen met meer ongunstige genetische kenmerken die relevant zijn bij het onschadelijk maken van lichaamsvreemde stoffen en bij het herstel van DNA-schade, minder kans hebben om de leeftijd van 50 à 65 jaar te bereiken. Ze overlijden namelijk vaker aan een chronische ziekte voor ze deze leeftijd bereiken. DNA-beschadigende lichaamsvreemde stoffen kunnen onder meer kanker en hart-en-vaatziekten veroorzaken. De onderzoeksresultaten wijzen er op dat lichaamsvreemde stoffen, waaronder talrijke vervuilende stoffen (zoals polycyclische aromatische koolwaterstoffen, de PAKS aanwezig in fijn stof en tabaksrook, sommige oplosmiddelen, gechloreerde polluenten aanwezig in drinkwater, sommige pesticiden, enz…) waaraan we worden blootgesteld, (mede)verantwoordelijk zijn voor een aanzienlijk deel van de zware ziekten en de sterfte in de Vlaamse bevolking.
De waargenomen verschillen kunnen niet aan een verandering in de genetische eigenschappen van de Vlaamse bevolking te wijten zijn, omdat de beide leeftijdsgroepen nagenoeg uitsluitend uit Nederlandstalige autochtone Vlamingen bestonden. Binnen eenzelfde bevolking kunnen genetische verschillen slechts na vele duizenden jaren ontstaan. De statistische analyse leert dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de verschillen aan het toeval te wijten zijn.