- dossierZona aan het oog
- boeken/interviewsOmgaan met emoties: durven voelen
- dossierWaarom sommige mensen ongewild boos kijken wanneer ze ouder worden
- dossierWat zijn de symptomen van perfectionisme?
- dossierTips om zelf gelukkiger te worden
Kom op tegen whiplash
nieuws
Sociale steun voor een slachtoffer met whiplash is belangrijk voor het herstel, blijkt uit onderzoek aan de Vrije Universiteit Brussel. Ongeveer 40% van de slachtoffers van een whiplashtrauma ontwikkelt een ‘chronisch whiplash syndroom’.
Dat syndroom wordt gekenmerkt door chronische pijnen, slaapproblemen, concentratiestoornissen en overgevoeligheid voor allerlei prikkels zoals stress, juwelen, licht of geluid.
Wanneer iemand niet spontaan herstelt van de gevolgen van een whiplashtrauma, dan stoot men al snel op allerlei vooroordelen.
De publieke opinie heeft weinig begrip voor chronische nekklachten wanneer deze niet door ‘schade’ in de nek bij beeldvormende onderzoeken kunnen hard gemaakt worden. Dit gebrek aan empathie heeft typisch een gebrek aan sociale steun voor mensen met chronische whiplash tot gevolg. Collega’s op het werk, de werkgever, en zelfs vrienden en familie: één voor één stellen ze zich vragen bij de uitbreidende, onverklaarbare klachten. Heeft onze collega geen zin meer om te werken?
Nochtans is sociale steun nodig voor iedereen met een gezondheidsprobleem, zeker voor mensen die niet spontaan herstellen van een whiplashtrauma. Zo blijkt uit onderzoek van de Vrije Universiteit Brussel dat sociale steun een voorname bepalende factor is voor het functioneren en de levenskwaliteit van mensen die 10 tot 26 maanden eerder een whiplashtrauma hebben doorgemaakt. Hoe meer en hoe beter de sociale steun voor mensen met een whiplash, hoe beter het dagelijks functioneren en hoe hoger de levenskwaliteit. Bijgevolg is het aangewezen om op te komen voor mensen die slachtoffer zijn van een whiplashtrauma, en hen te ondersteunen waar mogelijk.
Clinical Rheumatology 2011;30:927-935.
Journal of Rehabilitation Research and Development 2011;48(1):43-58.