Voorkamer- of atriumfibrillatie: de meest voorkomende hartritmestoornis

dossier Voorkamerfibrillatie (VKF) of atriumfibrillatie (AF) is de meest voorkomende hartritmestoornis. Bij VFK slaat het hart bij wijze van spreken op hol en is de hartslag onregelmatig en veel te hoog.
Ongeveer 1 op de 4 personen zal in zijn leven ooit voorkamerfibrillatie krijgen. Het aantal patiënten met VKF in België wordt geschat op 150.000, vooral mensen ouder dan 65 jaar. Ongeveer 5 % van de mensen ouder dan 65 jaar krijgt VKF, bij 80-plussers zou dit zelfs oplopen tot meer dan 10 %.

Voorkamerfibrillatie is een relatief goedaardige ritmestoornis, op voorwaarde dat ze correct behandeld wordt, ook wanneer er weinig klachten zijn. Probleem is dat ongeveer een op drie mensen met VKF daarvan niets voelt, zodat de stoornis te laat wordt vastgesteld, pas als een complicatie optreedt.
Zonder correcte behandeling verhoogt VKF namelijk het risico op hartfalen en op de vorming van bloedklonters, die een trombose of een beroerte (cerebrovasculair accident, CVA) kunnen veroorzaken. Dat risico bestaat vooral bij oudere mensen en bij mensen met andere hart- of vaatproblemen, een hoge bloeddruk of diabetes.

Het normale hartritme

Het hart is een spier die samentrekt om het bloed in het lichaam rond te pompen. Het normale hartritme is regelmatig en ligt, afhankelijk van persoon tot persoon, tussen de 50 en 100 slagen per minuut. Als u zich inspant, klopt uw hart sneller.

Hartspier
Het hart bestaat uit twee helften, gescheiden door een tussenschot van spierweefsel. Elke harthelft bestaat uit een kamer of ventrikel, en een voorkamer, ook atrium of boezem genoemd.
Het bloed stroomt het hart binnen via de voorkamers, komt daarna in de kamers en wordt dan weer het lichaam in gepompt.
• Het rechterdeel (rechtervoorkamer en rechterkamer) bevat zuurstofarm bloed dat terugkeert van de organen. Vanuit de rechterkamer wordt het bloed naar de longen gepompt waar er zuurstof aan wordt toegevoegd.
• Het linkerdeel (linkervoorkamer en linkerkamer) bevat zuurstofrijk bloed dat door de longen gegaan is. Dit bloed wordt door het hart naar de rest van het lichaam gepompt.
Voorkamer en kamer zijn gescheiden door kleppen waardoor het bloed slechts in één richting kan stromen, van voorkamer naar kamer en niet omgekeerd.
Voor een normale werking moeten eerst de beide voorkamers samentrekken zodat het bloed naar de kamers kan. Kort daarna trekken beide kamers samen. Als dit ritme tussen voorkamer en kamer verstoord wordt, spreekt men van een hartritmestoornis of aritmie.

123-anatom-hart-06-16.jpg

Elektrisch geleidingssysteem
De samentrekking van de hartspier wordt veroorzaakt door elektrische prikkels die opgewekt worden door speciale weefsels in het hart en vandaar verspreid worden door het hart.
Het normale hartritme ontstaat in de sinusknoop, een soort natuurlijke pacemaker in de rechtervoorkamer. De sinusknoop geeft elektrische prikkels aan de hartspier waardoor de voorkamers samentrekken (sinusritme).
Via de atrio-ventriculaire knoop (AV-knoop), die zich in het midden van het hart op een punt tussen boezem (atrium) en kamer (ventrikel) bevindt, worden die prikkels naar de hartkamers geleid via een speciaal geleidingssysteem (de bundel van His). Hierdoor trekken ook de kamers samen en wordt het bloed het lichaam ingepompt. Het samentrekken van de hartkamers wordt gevoeld als een hartslag (ventrikelritme).
Een normaal hartritme is regelmatig en heeft een bepaalde snelheid. Als de elektrische prikkels niet het goede spoor volgen, ontstaan hartritmestoornissen. Het hart klopt dan onregelmatig en/of te snel of te langzaam.

Wat is voorkamerfibrillatie?

Bij voorkamerfibrillatie (VKF) of atriumfibrillatie (AF) klopt het hart onregelmatig en meestal sneller, vaak met meer dan 100 slagen per minuut in rust.
Bij voorkamer- of atriumfibrillatie is het elektrische geleidingssysteem dat de voorkamers prikkelt, verstoord. Hierbij ontstaan de elektrische prikkels niet op één plaats (de sinusknoop) maar op verschillende plaatsen in de voorkamers, en bewegen de prikkels snel en kriskras door elkaar. Daardoor ontstaat een chaotische elektrische activiteit in de voorkamers, waardoor deze veel te snel en onregelmatig samentrekken en als het ware beginnen te trillen (fibrilleren). Daardoor wordt er minder bloed naar de kamers gepompt en blijft er altijd een beetje bloed in de voorkamers achter.

Normaal geeft de AV-knoop elke elektrische prikkel vanuit de voorkamers (vertraagd) door naar de hartkamers. Bij voorkamerfibrillatie krijgt de AV-knoop echter te veel en onregelmatige prikkels, die in de AV-knoop gedeeltelijk geblokkeerd worden. Gevolg is dat ook de hartkamers onregelmatig en vaak te snel samentrekken. De hartslag (ventrikelritme) kan variëren van 50 tot 200 slagen per minuut, afhankelijk van de AV-geleiding.
Voorkamerfibrillatie gaat gepaard met een lichte vermindering van de hartfunctie (er wordt minder bloed rondgepompt) en een gevaar op de vorming van bloedklonters in de voorkamers.

123-anatom-atriumfibrilltatie-VKfibr-06-16.jpg

Meerdere vormen van voorkamerfibrillatie
Voorkamerfibrillatie (VKF) kan optreden in episodes die enkele minuten, enkele uren of meerdere dagen duren en spontaan overgaan, maar het kan ook van blijvende aard zijn.

• Eerste episode van VKF
Bij een eerste aanval van VKF treedt in de helft tot driekwart van de gevallen binnen enkele minuten of uren spontaan herstel van het hartritme (sinusritme) op.
Het kan bij een enkele aanval blijven, vooral bij een externe uitlokkende factor zoals een infectie. Maar een eerste aanval kan ook het eerste teken zijn van een van de andere vormen van VKF.

• Paroxismale of aanvalsgewijze VKF
Bij deze vorm treden herhaaldelijk periodes van VKF op, afgewisseld met periodes van een normaal (sinus)hartritme. Strict genomen is vanaf een tweede aanval van VKF sprake van paroxismale VKF. Deze aanvallen kunnen overdag ontstaan, bijvoorbeeld uitgelokt door inspanning, maar sommige patiënten krijgen ’s nachts, na stress of na een maaltijd een aanval.
Bij dit type van VKF kunnen de aanvallen tot 7 dagen duren, maar de meeste episodes eindigen spontaan binnen de 24 uur.

• Persisterende VKF
Duren de episodes van VKF langer dan 7 dagen, dan is er sprake van persisterende VKF. In dit geval is de kans heel klein dat de ritmestoornis spontaan overgaat naar een normaal (sinus)hartritme.
In dit geval zal men proberen om het sinushartritme weer normaal te krijgen via cardioversie, met medicatie of een elektrische reconversie (zie verder bij behandeling).

• Permanente of chronische VKF
Persisterende VKF kan overgaan in permanente VKF wanneer de VKF voortdurend aanwezig is en het normale sinushartritme ook niet kan hersteld worden door cardioversie.

Hoe ontstaat voorkamerfibrillatie?

1. Meestal wordt voorkamerfibrillatie veroorzaakt door een andere, reeds langer bestaande hartziekte, of soms door een acuut hartprobleem.
• De natuurlijke veroudering van het hart. Voorkamerfibrillatie komt praktisch niet voor beneden de leeftijd van 40 jaar, maar neemt sterk toe vanaf 65 jaar.
• Slecht werkende hartkleppen, bijvoorbeeld lekkage van de mitralisklep.
• Hartfalen (verminderde pompfunctie).
• Slagaderverkalking (atherosclerose)
• Een hartspierziekte (cardiomyopathie).
• Een hoge bloeddruk.
• Een (vroeger) hartinfarct.
• Een (vroegere) hartoperatie.
• Een ontsteking van het hartzakje (pericarditis).

2. Soms is voorkamerfibrillatie het gevolg van een andere aandoening, zoals:
• Een verhoogde werking van de schildklier (hyperthyroïdie)
• Diabetes
• Een chronische of acute longziekte (bijv. longembolie)
• Een infectie van de luchtwegen met koorts (griep, longontsteking...)
• Bloedarmoede (anemie)
• Ernstig overgewicht
• Slaapapneu
• Systeemziekten zoals amyloïdose, lupus.

3. Externe factoren
Voorkamerfibrillatie kan ook uitgelokt worden door externe factoren.
• Overmatige alcoholconsumptie, zowel eenmalig (binge drinken) als chronisch alcoholgebruik.
• Over de vraag of (overmatig) gebruik van koffie en cafeïne houdende energiedrankjes voorkamerfibrillatie kan uitlokken, spreken de onderzoeken elkaar tegen.
• Sommige geneesmiddelen die gebruikt worden bij schildklierproblemen (levothyroxine), bij astma (zoals bètasympathicomimetica) en corticosteroïden.
• Opwekkende middelen zoals cocaïne en amfetaminen
• Fysieke stress, bijvoorbeeld een zware fysieke inspanning, vooral bij duursporten (fietsen, lopen...).
• Mogelijk zou ook mentale stress (bijv. na een sterfgeval, een echtscheiding...) VKF kunnen uitlokken.

4. Geïsoleerde voorkamerfibrillatie
In ongeveer 10 % van de gevallen vindt men geen onderliggende oorzaak en spreekt men van geïsoleerde of ideopathische voorkamerfibrillatie.
Deze vorm van voorkamerfibrillatie komt vooral voor bij jongere mensen (- 60 jaar), en gaat vaak gepaard met meer symptomen. Het goede nieuws is dat de kans op bloedklonters bij deze vorm veel kleiner is.

Hoe kunt u voorkamerfibrillatie voorkomen?

Hartritmestoornissen hangen vaak samen met andere hart- en vaatziekten. Mogelijke oorzaken van hart- en vaatziekten zijn onder meer te veel stress, roken, zwaarlijvigheid, onevenwichtig dieet, te weinig lichaamsbeweging…
• Controleer regelmatig uw bloeddruk en laat een bloedafname doen om uw cholesterolgehalte te bepalen.
• Vraag dieetadvies aan uw arts.
• Blijf actief maar vermijd intensieve duursport.
• Vermijd of gebruik met mate cafeïne, alcohol en nicotine die het risico op hartproblemen verhogen.
• Houd uw stress onder controle.
• Sommige geneesmiddelen en sommige kruidengeneesmiddelen (sint-janskruid bijvoorbeeld) bevatten stoffen die VKF kunnen verergeren.
• Mogelijk verminderen statines (geneesmiddelen om het cholesterol te verlagen) het risico op atriumfibrilleren.

Wat zijn de risico's van voorkamerfibrillatie?

Voorkamerfibrillatie op zich is meestal niet ernstig, zeker niet wanneer het slechts kort duurt en bij gezonde mensen zonder andere hartziekten. Wanneer de hartritmestoornissen herhaaldelijk of langdurig optreden, kunnen ze echter ernstige complicaties veroorzaken.
Vooral bij mensen ouder dan 65 jaar, en mensen met een hoge bloeddruk, diabetes of een andere hartziekte, is het risico op complicaties groot.
Daarom is meestal een behandeling nodig, zelfs wanneer er weinig of geen klachten zijn.

1. Bloedklontervorming en trombose
Omdat de voorkamers niet meer samentrekken, kunnen er bloedstolsels ontstaan. Die kunnen met het bloed meegevoerd worden en op andere plaatsen in het lichaam een infarct veroorzaken, zoals een hart- of herseninfarct (beroerte of CVA).
Een bloedklonter die in de longen terecht komt, kan een longembolie veroorzaken. Ook elders in het lichaam (nieren, darmen, benen...) kunnen bloedklonters voor een acute blokkering van de bloedstroom zorgen.

Onbehandelde VKF vormt een van de grootste oorzaken van een beroerte: 1 op 5 beroertes is te wijten aan VKF. Mensen met VKF hebben tot vijf keer kans op een CVA, afhankelijk van bijkomende risicofactoren. CVA door voorkamerfibrillatie is vaak ook ernstiger (handicap, overlijden) dan andere types CVA.

De kans op een bloedklonter en een beroerte bij atriumfibrilleren is sterk verhoogd in volgende omstandigheden:
• hartklepafwijkingen;
• leeftijd van 75 jaar of ouder;
• vrouwen van 65 jaar en ouder;
• eerder doorgemaakt CVA, TIA (mini-CVA) of een ander trombose-incident;
• hartfalen (het hart pompt minder goed);
• hoge bloeddruk (bloeddruk in rust van > 140 mmHg systolisch en/of > 90 mmHg diastolisch);
• diabetes;
• vaataandoeningen (eerder hartinfarct, angina pectoris, bypasschirurgie, claudication intermittens, veneuze trombose...).

In sommige omstandigheden is het risico op een CVA nauwelijks verhoogd:
• bij mensen jonger dan 60 jaar zonder andere gezondheidsproblemen;
• gedurende de eerste 48 uur bij een eerste aanval van atriumfibrilleren.

2. Verminderde hartfunctie
Wanneer het hartritme lange tijd verhoogd is, gaat de pompfunctie van het hart gaat achteruit en worden de hartholten wijder. Hierdoor kan hartfalen ontstaan of erger worden.
Andere bijwerkingen zijn kortademigheid doordat vocht zich ophoopt in de longen en snelle vermoeidheid omdat er minder bloed in de spieren wordt rondgepompt.

3. Voorkamerfibrillatie en sport
Voorkamerfibrillatie kan bij sportbeoefening, en dan vooral intensieve duursporten (zoals lopen, fietsen...), problemen geven. Hartritmestoornissen bij sporters moeten steeds ernstig onderzocht worden, aangezien die stoornissen niet alleen een efficiënte behandeling vereisen maar in sommige gevallen levensbedreigend kunnen zijn ('plotse dood').

Lees ook: Hartritmestoornissen en sport

Symptomen: hoe kunt u voorkamerfibrillatie herkennen?

Normaal voelt u uw hart niet kloppen, tenzij u gespannen bent of bij een zware inspanning. Bij voorkamerfibrillatie klopt het hart onregelmatig en soms te snel in rust (meer dan 100-110 slagen per minuut). Ongeveer een op drie mensen met voorkamerfibrillatie voelen er niets van. Bij de rest kunnen volgende klachten optreden:
• Hartkloppingen
• Kortademigheid in rust of bij inspanning
• Pijn op de borstkas
• Duizeligheid, een licht gevoel in het hoofd
• Zweten
• Flauwvallen
• Ongewone vermoeidheid.

Wanneer een voorkamerfibrillatie plots ontstaat, voelt dit dikwijls beangstigend aan, zeker als dit de eerste keer is. Het is belangrijk dat u weet dat voorkamerfibrillatie geen voorbode is van een hartinfarct of een hartstilstand, ook niet als u zich op het moment erg slecht voelt.

Lees ook: Snel een beroerte herkennen kan levens redden

Wie moet zich laten onderzoeken op VKF?


Indien u klachten hebt die kunnen wijzen op VKF, moet u uiteraard zo snel mogelijk uw (huis)arts raadplegen (zie hoger).

Preventief onderzoek wanneer u geen klachten hebt?
Uit onderzoek blijkt echter dat 25 tot 35 % van de patiënten met VKF geen klachten hebben en niet weten dat ze een onregelmatige hartslag hebben.
Nochtans is het belangrijk dat VKF zo snel mogelijk wordt opgespoord en tijdig wordt behandeld om eventuele complicaties zoals een beroerte te voorkomen. Zo’n 30 % van de patiënten met een CVA heeft een nog niet gekende VKF. Tijdige opsporing en behandeling van VKF zou 2.000 beroertes per jaar of ongeveer 6 beroertes per dag kunnen voorkomen. Mensen met een niet-gekende VKF hebben ook een verhoogde kans op hartfalen en op vervroegd overlijden.

Daarom organiseren de Belgische cardiologen sinds enkele jaren de 'Week van het Hartritme' om mensen vanaf 40 jaar ertoe aan te zetten om zich te laten testen op de aanwezigheid van VKF. Tijdens die week kunt u gratis uw hartritme laten testen.

Toch wordt een systematisch onderzoek (screening) van gezonde mensen jonger dan 65 jaar, zonder enige klacht die op VKF kan wijzen, niet aanbevolen.

U bent jonger dan 65 jaar
Indien u gezond bent, is de kans dat u VKF hebt, zeer klein: minder dan 1 %. Bovendien bedraagt ook de kans dat u een beroerte krijgt indien u VKF hebt, minder dan 1 %. Dat betekent dat er op 10.000 mensen jonger dan 65 elk jaar misschien 1 persoon een beroerte door VKF zal krijgen. Voor iemand van 40 jaar is het risico nog lager.
Indien u zich laat testen, bestaat de kans dat men toch een onschuldige onregelmatigheid in het hartritme vindt, wat dan aanleiding kan zijn tot ongerustheid of een onnodige behandeling.
Daarom wordt een onderzoek naar VKF niet aangeraden als u geen klachten hebt.

Het testen van de hartslag (door het meten van de pols) is wel nuttig indien u
• bijkomende risicofactoren hebt (zoals een hoge bloeddruk, diabetes enzovoorts: zie hoger);
• een intensieve duursport beoefent.

U bent ouder dan 65 jaar
Bij gezonde mensen die ouder zijn dan 65 jaar is een VKF-test wél zinvol, ook als ze geen klachten hebben of geen bijkomende risicofactoren (zoals diabetes, hoge bloeddruk...).
• De Europese Vereniging voor Cardiologie raadt aan dat 65-plussers elk jaar hun polsslag laten meten door hun huisarts.
• Het Nederlandse Huisartsengenootschap (NHG) raadt aan om bij 65-plussers altijd de hartslag te meten wanneer de bloeddruk wordt gemeten.

Indien een onregelmatigheid wordt vastgesteld, moet een hartfilmpje (electrocardiogram) worden gemaakt. Dat kan met een draagbaar toestel (one-lead ECG toestel) gebeuren.

Meet zelf uw hartritme

123-polsslag-meten-06-16.jpg
Omdat voorkamerfibrillatie bij sommigen slechts af en toe opkomt of ongemerkt verloopt, kan het nuttig zijn om regelmatig zelf uw hartritme in rust te controleren.

1. Polsslag nemen
• Plaats 3 vingers op de gestrekte pols van de andere hand, aan de basis van de duim, tussen de pees en de duim en de zijkant van het polsbeen.
• Voelt u de polsslag niet? Verhoog dan de druk of verplaats uw vingers een beetje.
• Tel het aantal slagen gedurende 30 seconden. Verdubbel het aantal om het aantal slagen per minuut te krijgen. Het normale ritme ligt tussen 50 en 100 slagen per minuut.

2. Elektronische meting
Er bestaan tegenwoordig speciale apparaatjes en apps voor uw smartphone om uw polsslag te meten. Installeer zo'n app en meet uw polsslag volgens de instructies (meestal door een vinger op de camera te leggen).

Wanneer moet u uw huisarts contacteren?

• Als uw polsslag in rust trager is dan 40 slagen per minuut of sneller dan 120 per minuut.
• Als uw polsslag onregelmatig is: soms snelle en soms trage slagen.
• Als uw hartkloppingen gepaard gaan met klachten van bijvoorbeeld duizeligheid, ademhalingsmoeilijkheden, pijn in de borst, kortademigheid, flauwvallen, een ongewone vermoeidheid.

Afhankelijk van de ernst en de duur van de VKF, van uw klachten, van uw algemene gezondheidstoestand en bij vermoeden van onderliggende problemen (bijv. hartklepprobleem), zal de huisarts u doorverwijzen naar een hartspecialist voor verder onderzoek en behandeling.

Raadpleeg ook altijd zo snel mogelijk uw huisarts of ga zo snel mogelijk naar het ziekenhuis bij tekenen die kunnen wijzen op een beroerte of CVA:
• verwardheid, afwezigheid
• slaperigheid, opwinding, onrust
• duizeligheid, dronken gevoel
• hoofdpijn, braakneigingen
• scheve mond, vaak in combinatie met moeilijk spreken en slikken
• gevoelsstoornissen, spierzwakte of verlammingen aan één kant van het aangezicht of lichaam

Diagnose: hoe wordt voorkamerfibrillatie vastgesteld?

Als uw dokter op basis van uw klachten of bij een onregelmatige polsslag vermoedt dat u een hartritmestoornis hebt, dan moet die diagnose worden bevestigd door middel van een elektrocardiogram (ECG).

Indien nodig kan men de hartactiviteit ook meten gedurende 24 uur, met een draagbaar ECG-toestel (Holter).
In sommige gevallen, bijvoorbeeld wanneer vermoed wordt dat andere oorzaken aan de basis liggen van de ritmestoornis of als er twijfels bestaan dat de klachten veroorzaakt worden door een hartritmestoornis, zullen ook andere onderzoeken uitgevoerd worden. Ook bij een vermoeden van bloedklonters, kunnen extra onderzoeken uitgevoerd worden.

Electrocardiogram
Het opmeten van de elektrische hartactiviteit met een hartfilmpje of elektrocardiogram (ECG) is het beste onderzoek, maar het betreft slechts een momentopname. Gezien VKF bij sommigen slechts af en toe opkomt, kan het zijn dat op het elektrocardiogram geen afwijkingen te zien zijn.

Holteronderzoek
Als men via een ECG de diagnose van VKF niet heeft kunnen vaststellen, kan men een holtermonitoring voorstellen. Een holteronderzoek registreert gedurende 24 of 48 uur of langer uw hartritme. Dat gebeurt aan de hand van elektroden die op uw borst worden geplakt en die verbonden zijn met een draagbaar apparaatje dat het hartritme registreert.
Met dit onderzoek krijgt de cardioloog een goed beeld van uw hartritme en eventuele hartritmestoornissen over een langere periode.

Implanteerbare hartritme-monitor
Bij weinig frequente aanvallen is de kans klein dat VKF met een ECG of holteronderzoek aangetoond kan worden. In dat geval kan de arts een implanteerbare hartmonitor voorstellen.
Dit is een klein apparaatje dat informatie over de elektrische activiteit van het hart continu registreert. Deze implanteerbare loop recorder (ILR) is enkele centimeters lang en wordt in de linkerborstkas onderhuids geïmplanteerd. De hartmonitor kan drie jaar gedragen worden.

Inspanningstest
Bij een inspanningstest of ergometrie wordt een ecg gemaakt terwijl u op een loopband loopt of op een hometrainer fietst. Daarmee wil men onder meer nagaan hoe uw hart reageert op inspanning en of er ritmestoornissen en/of klachten optreden.

Bloedonderzoek
Een bloedonderzoek kan de diagnose van VKF niet bevestigen, maar het maakt het wel mogelijk om onderliggende oorzaken van VKF op te sporen. Bij patiënten die al voor VKF behandeld worden met medicatie, kan een bloedafname noodzakelijk zijn om de bloeddikte en de medicatiespiegels in het bloed te beoordelen. Aan de hand daarvan kan de arts beslissen om de medicatie aan te passen.

Echocardiogram
Bij vermoeden van hartklepafwijking of hartfalen kan een elektrocardiogram worden gemaakt.
Bij een echo worden met behulp van ultrageluidsgolven afbeeldingen van uw hart en de bewegingen van uw hart gemaakt. De bloedstroom in het hart wordt vastgelegd met behulp van ultrageluid (dopplertechniek). De geluidsgolven leveren beelden op waarmee onder andere de dikte van de hartwanden, de hartbewegingen en de hartkleppen beoordeeld kunnen worden. Ook kan men zo een eventuele bloedklonter in de voorkamers opsporen.
Dit onderzoek is pijnloos.

Transoesofagale echo (TEE)
Dit is een echografisch onderzoek van het hart via de slokdarm. Bij dit onderzoek wordt de keel plaatselijk verdoofd. Daarna wordt een dun, buigbaar buisje (endoscoop) via de mond in de slokdarm gebracht.
Met dit onderzoek worden er foto’s en bewegende beelden van het hart en de grote bloedvaten gemaakt, zonder dat de longen of ribben in de weg zitten. Ook eventuele bloedklonters kunnen met dit onderzoek opgespoord worden.

Hoe wordt voorkamerfibrillatie behandeld?

123-ekg-afnemen-screenen-hart-11-18.png
Wanneer de VKF een eerste keer optreedt en binnen de 48 uren weer verdwijnt en niet terugkomt, is een behandeling meestal niet nodig. Duurt de VKF langer dan 48 uren of keert het terug, dan is een behandeling nodig.

Behandeling van VKF is er vooral op gericht om de mogelijke complicaties (bloedklontervorming en beschadiging van het hart) te voorkomen. Bij veel mensen zal de VKF ondanks de behandeling blijven bestaan. Zij zullen levenslang geneesmiddelen moeten nemen.

De behandeling van voorkamerfibrillatie verschilt van persoon tot persoon en is onder meer afhankelijk van:
• uw leeftijd,
• de hoogte van de hartslag,
• hoe lang de ritmestoornis al bestaat en hoe vaak ze optreedt,
• de ernst van de klachten en de impact op het dagelijkse leven,
• de toestand van het hart,
• de oorzaak van de ritmestoornis,
• eventuele onderliggende aandoeningen,
• het risico op bloedstolselvorming.
De behandeling van VKF berust op drie pijlers:

1. Zo mogelijk herstel en behoud van het normale (sinus)hartritme (ritmecontrole of cardioversie)
2. Het verlagen van het (ventriculair) hartritme (frequentiecontrole)
3. Het voorkomen van bloedklontervorming en een beroerte (CVA) door een behandeling met antistollingsmiddelen of zogenaamde bloedverdunners.
Vaak zijn meerdere behandelingen tegelijkertijd nodig.

Daarnaast moeten ook alle risicofactoren die de kans op VKF of de kans op een CVA (zoals diabetes, hoge bloeddruk, overgewicht...) adequaat behandeld worden.
Soms is een operatie van de onderliggende oorzaak nodig, zoals bij een hartklepaandoening of bij vernauwingen in de kransslagaders.
Indien de hartritmestoornis wordt veroorzaakt door externe factoren (bv. een longontsteking), moeten deze natuurlijk behandeld worden. Meestal wordt de hartslag dan weer normaal.

1. Herstel en behoud van het normale (sinus)hartritme (ritmecontrole of cardioversie)
Bedoeling van deze behandeling is om het normale hartritme (sinusritme) te herstellen wanneer de VKF niet spontaan stopt of steeds terugkomt.
VKF dat op het moment van diagnose korter dan 48 uur bestaat, gaat in meer dan de helft van de gevallen weer spontaan over in een sinusritme. Na de eerste 48 uur wordt de kans op spontaan herstel kleiner naarmate het VKF langer bestaat.

De kans op blijvend succes van cardioversie is vrij klein: ongeveer de helft van de patiënten heeft binnen het jaar na cardioversie opnieuw een onregelmatig (sinus)hartritme, ondanks een verdere behandeling met anti-aritmica.
Bovendien hebben deze anti-aritmica bij langdurig gebruik heel wat vervelende bijwerkingen, waaronder soms zelfs hartritmestoornissen.

Wanneer?
Deze behandeling wordt vooral toegepast:
• bij jongere patiënten (- 65 jaar),
• wanneer de VKF recent werd vastgesteld (enkele uren tot enkele dagen),
• in geval van hinderlijke klachten,
• bij patiënten die ook aan hartfalen lijden.
Bij patiënten met weinig frequente, symptomatische episodes van paroxismale voorkamerfibrillatie zonder onderliggende hartaandoening, volstaat een éénmalige dosis van een antiaritmicum (bv. flecaïnide, propafenon) op het ogenblik van de aanval soms om de aanval te stoppen.

Voor cardioversie bij VKF dat langer dan 48 uur bestaat, zal u eerst gedurende 3 tot 4 weken een antistollingsmiddel moeten nemen. Bij korter bestaand VKF is dat niet nodig.
Als er bloedklonters aanwezig zijn, wordt geen cardioversie uitgevoerd.

Hoe gebeurt cardioversie?
Cardioversie kan gebeuren met geneesmiddelen (medicamenteuze cardioversie) of met een elektrische stroomstoot (elektrische cardioversie).

Medicamenteuze cardioversie
Dat gebeurt met anti-aritmica die oraal of intraveneus kunnen worden toegediend. Vooral bij kort bestaand VKF kan gebruik van deze middelen tot het herstel van het normale ritme leiden. Soms zal uw arts verschillende middelen moeten gebruiken om het hartritme te normaliseren.

Elektrische cardioversie
Als cardioversie met geneesmiddelen niet lukt of onmogelijk is, tracht men het abnormale hartritme weer om te zetten naar het normale sinusritme met een of meer elektrische shocks. Door middel van elektrodes op de borst die verbonden zijn met een apparaat (externe defibrillator) wordt onder kortstondige volledige narcose een elektrische schok aan de hartspier gegeven.
De arts kan daarna met een ECG nakijken of het hartritme weer normaal (sinusaal) is. Is dat niet zo, dan kunnen er meerdere pogingen ondernomen worden.

Anti-aritmica
Anti-aritmica worden voorgeschreven voor het herstel (cardioversie) en het behoud van een normaal (sinus)hartritme.
Anti-aritmica beïnvloeden de prikkelgeleiding en/of de prikkelbaarheid van de spiercellen in het hart.
Deze middelen kunnen vervelende bijwerkingen hebben.
• Bespreek dit zorgvuldig met uw arts: welke bijwerkingen, waarop u moet letten...
• Volg nauwgezet de richtlijnen van uw arts op (dosis, tussentijdse controles...).
• Contacteer uw arts wanneer bijwerkingen optreden.
• Stop nooit op eigen houtje met deze geneesmiddelen.

1. Amiodarone (merknamen: Amiodarone, Cordarone)
Belangrijkste bijwerkingen:
• Schildklierproblemen: daarom geregelde controle van de werking van de schildklier.
• Te laag hartritme (bradycardie)
• Slaapstoornissen
• Oogproblemen: daarom jaarlijkse controle bij oogarts
• Lever- en longproblemen
• Hoofdpijn
• Misselijkheid, braken (vooral in het begin van de behandeling)
• Huidverkleuring (pigmentatie) en verhoogd risico op verbranding bij ?blootstelling huid aan zonlicht: daarom huid zeer goed beschermen bij blootstelling aan de zon.
• Mag niet gebruikt worden tijdens zwangerschap of ?borstvoeding

2. Cibenzoline (merknaam: Cipralan)
Belangrijkste bijwerkingen
• Andere hartritmestoornissen
• Duizeligheid
• Beven, stuiptrekkingen
• Verwardheid

3. Disopyramide (merknaam: Rythmodan)
Belangrijkste bijwerkingen
• Te lage bloeddruk, flauwvallen
• Duizeligheid
• Misselijkheid
• Droge mond
• Andere hartritmestoornissen

4. Flecaïnide (Merknamen: Apocard, Flecainide, Flecateva, Tambocor)
Belangrijkste bijwerkingen
• Andere hartritmestoornissen
• Duizeligheid
• Oogproblemen
• Beven, stuiptrekkingen
• Verwardheid

5. Propafenon (Rytmonorm)
Belangrijkste bijwerkingen
• Andere hartritmestoornissen
• Duizeligheid
• Oogproblemen
• Beven, stuiptrekkingen
• Verwardheid

6. Sotalol (Sotalex, Sotalol)
Belangrijkste bijwerkingen
• Te traag hartritme (bradycardie)
• Lage bloeddruk
• Duizeligheid
• Kortademigheid
• Koude handen en voeten
• Vermoeidheid.

123-anatom-atriumfibrilltatie-VKfibr-2-06-16.jpg

2. Het verlagen van het (ventriculair) hartritme (frequentiecontrole)

De meeste klachten van VKF ontstaan door een te snelle geleiding van het onregelmatige ritme van de voorkamers naar de kamers, waardoor de kamers onregelmatig en te snel samentrekken en de hartslag versnelt (venticulair hartritme).

Doel van deze behandeling is om de hartslag te vertragen. Dat gebeurt door geneesmiddelen die de geleiding door de AV-knoop vertragen. De elektrische geleiding in de voorkamers blijft snel, maar de hartkamers, die de hartslag bepalen, trekken langzamer samen. Deze medicijnen helpen om uw hartslag weer onder de 110 slagen per minuut te krijgen.
Bij deze behandeling blijft het ritme wel onregelmatig, maar dat is minder gevaarlijk dan een permanent te snelle hartslag. Als het hart lang te snel klopt, gaat het uiteindelijk slechter werken. Omdat uw hart met deze middelen langzamer klopt, voelt u zich ook rustiger, kunt u zich beter inspannen en verminderen de klachten.
Deze behandeling zal vaak gecombineerd worden met een behandeling die zich richt op het herstel van het sinusritme (cardioversie, zie hoger).

Wanneer?
Deze behandeling wordt onder meer toegepast:
• Bij patiënten met een hartslag in rust van meer dan 100-110 slagen per minuut;
• Bij patiënten met klachten bij inspanning (zoals ademnood en druk op de borst);
• Bij oudere patiënten (+ 65 jaar) met hypertensie of een andere hartziekte;
• Wanneer het normale hartritme niet meer hersteld kan worden of wanneer het VKF snel terugkomt na ritmecontrole (cardioversie).

Welke geneesmiddelen?
Verlaging van het hartritme gebeurt met geneesmiddelen. Welk geneesmiddel (of combinatie van geneesmiddelen) wordt gebruikt, verschilt van persoon tot persoon. Het is onder meer afhankelijk van de aanwezigheid van andere hartziekten of hoge bloeddruk, de oorzaak van de VKF, de leeftijd, de mogelijke bijwerkingen, enzovoorts. In het begin zal uw hartslag wekelijks gecontroleerd worden om het effect van de geneesmiddelen op te volgen. Eens een bevredigend resultaat is bereikt, zult u periodiek door uw arts gecontroleerd worden.

• Bètablokkers (bijv. atenolol, metoprolol, pindolol)
• Calciumantagonisten (bij voorkeur diltiazem of verapamil )
• Digitalis (Digoxine).

Digitalis wordt niet gebruikt bij actieve mensen omdat het de hartfrequentie bij inspanning niet vertraagt.

Deze geneesmiddelen worden meestal beter verdragen en hebben minder bijwerkingen dan de anti-aritmica die bij cardioversie moeten gebruikt worden.
• Bespreek zorgvuldig met uw arts welke bijwerkingen kunnen optreden, waarop u moet letten...
• Volg nauwgezet de richtlijnen van uw arts op (dosis, tussentijdse controles...).
• Contacteer uw arts wanneer bijwerkingen optreden.
• Stop nooit op eigen houtje met deze geneesmiddelen.

3. Het voorkomen van bloedklontenvorming met antistollingsmiddelen
Voorkamerfibrillatie kan leiden tot bloedklontenvorming in de voorkamers, met als mogelijk gevolg een beroerte of CVA.
Indien de VKF langer duurt dan twee dagen (48 uren) of steeds terugkomt, zal u waarschijnlijk antistollingsmiddelen (of zogenaamde bloedverdunners) moeten nemen.
Of en welke geneesmiddelen u moet nemen, wordt geval per geval bekeken, in functie van het risico op bloedklonters. Het risico op een CVA zonder bloedverdunners loopt op van minder dan 1% per jaar bij patiënten jonger dan 60 jaar zonder risicofactoren tot meer dan 12 % bij patiënten ouder dan 75 jaar met meerdere risicofactoren.
Voor elke patiënt moet het nut van bloedverdunning ook afgewogen worden tegen het risico van een bloeding.

Wanneer?
In geval van VKF die langer duurt dan 48 uren of herhaaldelijk terugkeert, zal u bijna altijd een antistollingsmiddel moeten nemen, vaak levenslang.
De enige uitzondering zijn gezonde mensen jonger dan 65 jaar met geïsoleerde VKF, zonder bijkomend risico op CVA (zoals hoge bloeddruk, diabetes, slagaderverkalking...).

Voorzorgsmaatregelen
Indien u een antistollingsmiddel moet nemen, moet u het voorschrift van uw arts zeer strikt opvolgen om te vermijden dat uw bloed te dik of te dun wordt. Uw arts zal u ook informeren over mogelijke bijwerkingen en alarmsignalen die kunnen wijzen op een bloeding.
• Volg nauwgezet de voorgeschreven dosis en toedieningswijze. Neem nooit minder of meer dan de voorgeschreven dosis en stop nooit op eigen houtje met de inname.
• Meld bij een medische ingreep (een operatie, tandarts...) altijd dat u een bloedverdunner neemt.
Voor een operatie kan het nodig zijn om enkele dagen te stoppen met inname van uw bloedverdunner.
• Neem nooit een ander geneesmiddel zonder dit vooraf te bespreken met uw arts. Veel geneesmiddelen kunnen het bloedstollend effect namelijk versterken of verminderen.

Alarmsignalen van een bloeding
Waarschuw uw arts meteen bij tekenen of symptomen van een bloeding.
• Bloed in de stoelgang (zwarte stoelgang) of urine (donkerbruine urine)
• Als u bloed ophoest
• Plotse gezichts- of gehoorstoornissen
• Plotse verlammingsverschijnselen
• Hevige hoofdpijn
• Hevig braken
• Bewustzijnsstoornissen na een val of trauma

Welk antistollingsmiddel?

1. Vitamine-K-antagonisten (VKA) of coumarines (zoals Marcoumar, Marevan, Sintrom).
De preciese dosis verschilt van persoon tot persoon. Ze mag niet te laag zijn, omdat ze dan niet kan voorkomen dat het bloed stolt, maar ze mag ook niet te hoog zijn omdat de patiënt dan het risico loopt op hevige bloedingen. Zo kan er bijvoorbeeld een hersenbloeding ontstaan, wat nog een veel groter risico inhoudt.
Bovendien kan de werking van VKA’s door veel factoren worden beïnvloed. Daarom moet de dosering regelmatig gecontroleerd worden door een bloedprik (wekelijks of maandelijks) en zo nodig aangepast worden.

Mogelijke bijwerkingen:
• Bloedingen (neusbloeding, tandvleesbloeding, blauwe plekken...)
• Langer nabloeden bij verwondingen
• Misselijkheid, diarree
• Huidontsteking.

2. Niet-VKA orale coagulantia (NOAC) (rivaroxaban, apibaxan, dabigatran)
Groot voordeel van deze nieuwere geneesmiddelen is dat het niet meer nodig is om de stollingsgraad van het bloed om de zoveel weken te laten controleren.
Mogelijk voorkomen deze nieuwere antistollingsmiddelen beter beroertes en is de overleving beter dan met de klassieke vitamine-K antagonisten.

Mogelijke bijwerkingen:
• Bloedingen (neusbloeding, tandvleesbloeding, blauwe plekken...)
• Langer nabloeden bij verwondingen
. Maaglast, misselijkheid
. Gestoorde spijsvertering
. Verstopping, diarree
. Huiduitslag, jeukende huid

Het gebruik van NOAC's wordt afgeraden:
• bij mensen ouder dan 80 jaar;
• bij mensen met slecht werkende nieren;
• bij mensen met een mitraalklepprobleem of met een kunsthartklep.

3. Een bloedplaatjesremmer (zoals acetylsalicylzuur of aspirine in lage dosis) wordt alleen nog aangeraden voor mensen die de andere, beter werkende bloedverdunners weigeren te nemen.

Ablatie

Bij patiënten met VKF die veel klachten hebben en bij wie een behandeling met geneesmiddelen onvoldoende helpt, kan een ablatie worden uitgevoerd. Dat is een ingreep waarbij de hartcellen in de hartwand die verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van de ritmestoornis worden vernietigd door verhitting of bevriezing. Er worden daarbij meerdere katheters vanuit de lies naar het hart gebracht. Met die katheters kan men de extra elektrische activiteit in de voorkamer registreren en tegelijk vernietigen.

Lees ook: Video: Ablatie - Wat kun je verwachten?

Katheterablatie is een complexe ingreep die niet zonder risico is en niet bij iedereen werkt. Bovendien kan het fibrilleren na verloop van tijd weer terugkomen. In een recent rapport adviseert het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) om deze ingreep alleen uit te voeren bij patiënten met herhaalde aanvallen van VKF (paroxismale VKF), die veel klachten hebben, die weinig of geen hartafwijkingen hebben (dus meestal jongere patiënten) en bij wie een behandeling met geneesmiddelen onvoldoende helpt.

Pulmonaalvenen isolatie (PVI)
Een PVI is een ablatie in de linkervoorkamer van het hart. De behandeling heeft als doel de vier longaders (pulmonaalvenen) elektrisch te isoleren door kleine littekens aan te brengen. Die spelen namelijk bij veel patiënten met VKF een belangrijke rol bij het ontstaan en in stand houden van de ritmestoornis. Door de ablatie raken de impulsen uit de longaders niet meer in de voorkamer.
Deze ingreep kan ook ook uitgevoerd worden via een kijkoperatie via de borstkas (VATS-PVI).

Hisbundel-ablatie
Bij deze vorm van ablatie wordt de bundel van His uitgeschakeld. Die bundel zorgt voor de elektrische verbinding tussen de voorkamers en de kamers. Als die geleiding is doorgebrand, kan het fibrilleren van de voorkamers blijven bestaan zonder dat de prikkels nog worden doorgegeven naar de hartkamers.
Gevolg is wel dat de hartkamers geen elektrische prikkels meer krijgen van de voorkamers en niet meer samentrekken. Daarom moet ook altijd een pacemaker geplaatst worden om de kamers te doen samentrekken.

Pacemaker

Sommige VKF-patiënten kunnen zowel last hebben van een te snel hartritme (tachycardie) als van een te traag hartritme (bradycardie). Als VKF steeds vaker en langduriger of bijna permanent optreedt, verslapt de werking van de sinusknoop en kan het hart te traag beginnen kloppen.
Bij deze patiënten kan een pacemaker nodig zijn. Zonder pacemaker zal de medicatie ter behandeling van de snelle hartritmes ervoor zorgen dat het trage hartritme nog trager wordt.
Een pacemaker is een toestel dat onderhuids wordt ingeplant en het werk van de sinusknoop en/of de AV-knoop overneemt. Als het hartritme te traag wordt, geeft de pacemaker kleine stroomstootjes, waardoor de hartspier samentrekt. Dit helpt het hart om weer in een normaal tempo en ritme te gaan pompen.
Er zijn verschillende soorten pacemakers. Een VVI-pacemaker stimuleert het samentrekken van de kamers. Deze pacemaker wordt vaak gebruikt bij patiënten met permanent voorkamerfibrilleren.

Bronnen: • Belgian Heart Rhythm Association www.behra.eu www.mijnhartritme.be • UZ Leuven www.uzleuven.be/voorkamerfibrillatie • Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie www.bcfi.be/tf/NL/TN_VKF.pdf http://www.bcfi.be/nl/chapters/2?matches=voorkamerfibrillatie&frag=1099 • Hartstichting https://www.hartstichting.nl/hartziekten/hartritmestoornissen/boezemfibrilleren • Nederlandse Huisartsengenootschap https://www.thuisarts.nl/atriumfibrilleren/ik-heb-atriumfibrilleren https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-atriumfibrilleren-tweede-partiele-herziening • Interuniversitair Centrum voor HuisartsenOpleiding (ICHO) http://www.icho-info.be/masterproefpdf/thesis/%7B02071e44-c301-de4f-6e4c-1182666b7c5a%7D_Masterproef_Liesbeth_Verheyen.pdf http://www.icho-info.be/masterproefpdf/%7Bdc74e552-d6e8-1cc8-a0a8-eb27abf39df7%7D_De_Beule-Griele.pdf • UZ Gent http://www.uzgent.be/nl/zorgaanbod/mdspecialismen/Hartcentrum/Paginas/Cardioversie.aspx http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/106/134/RUG01-002106134_2014_0001_AC.pdf • European Society of Cardiology https://www.escardio.org/Guidelines-&-Education/Clinical-Practice-Guidelines/Atrial-Fibrillation-Management-of-2010-and-Focused-Update-2012


Laatst bijgewerkt: september 2022

Artikels over gezondheid in je mailbox? Schrijf je in op onze nieuwsbrief en ontvang een gratis e-book met gezonde ontbijtrecepten.

eenvoudig terug uit te schrijven
Wij verwerken jouw persoonsgegevens conform het Privacy-beleid van Roularta Media Group NV.
volgopfacebook

volgopinstagram

[ X ]

Blijf op de hoogte!

Artikels over gezondheid in je mailbox? Schrijf je in op onze nieuwsbrief en ontvang een gratis e-book met gezonde ontbijtrecepten.



Nee, bedankt