Over borstkanker: een gesprek met Kristien Hemmerechts
boeken-interviews
Eind september verschijnt ‘Er gebeurde dit, er gebeurde dat’, het nieuwe boek van Kristien Hemmerechts. Een titel die zonder twijfel de inhoud dekt, want er gebeurde al heel wat in het leven van één van Vlaanderens bekendste auteurs. Ze verloor twee zoontjes, haar zus kwam terecht in de psychiatrie, ze moest afscheid nemen van haar tweede man - dichter Herman de Coninck- en in oktober vorig jaar kreeg ze het verdict dat ze borstkanker had. Het lot heeft haar niet gespaard...
In haar nieuwe boek - een bundeling van hoofdzakelijke autobiografische verhalen, aangevuld met een vleugje fictie - legt ze haar ziel bloot en confronteert ze de lezer met haar diepste persoonlijke gedachten en een rollercoaster van gevoelens. Alle facetten van het leven – liefde, seks, ziekte, dood... – komen uitgebreid aan bod. Wij kregen al een preview en maakten van de gelegenheid gebruik om haar een paar vragen te stellen.
In dit interview gaan we wat dieper in op het hoofdstuk ‘Borst’. Daarin vertelt de auteur ‘haar verhaal’ (“Elke mens leeft in zijn eigen verhaal”, dixit Hemmerechts) over de borstkanker – bk zoals ze het steevast noemt in het boek. In de haar typerende rechtaan rechtuit stijl en met prachtige bewoordingen beschrijft ze wat ‘bk’ met haar doet, in body en in mind. Het is een aangrijpende en beklijvende getuigenis die gelukkig een goede afloop kent.
De feiten: In het najaar van 2015 krijgt Kristien Hemmerechts de diagnose borstkanker. Ze doet er alles aan om zo weinig mogelijk ‘patiënt’ te zijn en haar leven zoveel mogelijk op dezelfde manier verder te zetten. Na een operatie waarbij de borst gelukkig gespaard kan blijven, wordt ze bestraald en in januari van dit jaar krijgt ze het goede nieuws dat de prognose goed is. In 2016 is Kristien Hemmerechts ook ambassadrice van Pink Ribbon
1. Je geeft de indruk dat je een voorgevoel had dat borstkanker zou toeslaan (al jarenlang geen mammografie laten nemen, tasten aan de borst terwijl je aan je bureau zit...). Klopt dat en zou je het anders aanpakken met wat je nu weet?
KH: Nee, ik had absoluut geen voorgevoel. Ik heb geen talent voor hypochondrie, en ga er altijd vanuit dat ik wel gezond zal zijn. Uiteraard wist ik dat veel mensen getroffen worden door kanker, maar ik hield me daar niet mee bezig. Het lijkt me ook niet zinvol om angstig door het leven te gaan. Uiteraard zou ik alle vrouwen van over de vijftig de raad geven om wél regelmatig een mammografie te laten maken. Ik heb onlangs een colonoscopie laten maken, wat ook sterk aan te bevelen is aan vijftigplussers, vooral omdat darmkanker begint met onschuldige poliepen. Het duurt lang vooraleer die kwaadaardig worden. Wanneer via een colonoscopie poliepen worden opgespoord, kunnen die makkelijk worden verwijderd. Eenmaal boven de vijftig zou je preventief om die tien jaar een colonoscopie moeten laten maken.
2. Hoewel je zelf behoefte had aan troost, moest je ook anderen troosten (je dochter bijvoorbeeld). Wat doet dat met je?
KH: Ik weet niet of ik behoefte had aan troost, ik had behoefte aan zachtheid en aan warmte, maar die kun je natuurlijk niet bestellen, zoals je een taart bestelt. Het is logisch dat mijn dochter van slag was, en behoefte had aan troost. Het zou eerder vreemd zijn geweest als ze niet van slag was geweest.
3. Je hebt het tijdens alle gevoelsfases van het proces vaak moeilijk met de reacties van mensen. Wat is een goed reactiepatroon? Dat zal uiteraard voor een stuk persoonsgebonden zijn, maar wat is jouw advies hierbij?
KH: Ik had van de meeste mensen meer betrokkenheid verwacht. Sommige mensen laten niets horen, anderen reageren heel kort in een mailtje. Ik denk in alle eerlijkheid dat mensen die geen kanker hebben of hebben gehad een beetje bang zijn van mensen die wel kanker hebben of hebben gehad. Ik had de indruk dat ze een muur willen optrekken tussen zichzelf en de ‘zieke’ mens. Sommige mensen willen zich verschansen in het kamp ‘der gezonden’, dat was althans mijn indruk. Het is een fabeltje dat kanker geen taboe meer zou zijn, want dat is het wél. Mijn advies zou zijn: toon je betrokken, ga het gesprek aan, doe iets concreets.
4. Ergens in het boek staat ‘meedoen en tegelijkertijd ontzien worden, is er eigenlijk niet bij’. Wat bedoel je daarmee?
KH: Als je meedraait in een beroepsleven, dan zit je mee in die mallemolen, en moet je functioneren. Als lesgever kun je bijvoorbeeld niet tegen je leerlingen of studenten zeggen: ik zit in een moeilijke periode in mijn leven, kunnen jullie alsjeblieft wat rustiger en aandachtiger zijn. En zelfs als je dat zou zeggen, zouden ze er waarschijnlijk maar vijf minuten mee rekening houden. Ik denk dat er daardoor zoveel langdurig zieken zijn.
5. Het is een clichévraag, maar toch wil ik ze ook graag aan jou stellen. Hoe heeft kanker jouw leven en vooral je levenshouding veranderd? In het boek zeg je ‘Kanker brengt me dichter bij mezelf, het is het beste wat mij overkomen is’. Het klinkt een beetje cynisch...
KH: Je moet wel het hele citaat geven: ‘Vandaag denk ik: “Die kanker is het beste wat mij is overkomen.” Benieuwd of ik het morgen ook zal denken. Hij (zij?) brengt me in ieder geval dichter bij mezelf.’ Het is met andere woorden een momentopname, iets wat ik op dat moment dacht, als een mogelijke houding tegenover de ziekte. Op dit ogenblik denk ik het niet, maar in zekere zin voel ik me wel beter én sterker na dan voor de kanker. Die kanker heeft me gesterkt in mijn overtuiging dat je je moet richten op het positieve, het interessante, op kwaliteit, zeg maar. Ik heb geen tijd of geduld meer voor hypocrisie of schijn. Dat had ik vroeger al niet, en nu heb ik het nog veel minder. Alle ballast moet uit mijn leven.
6. Na de operatie zeg je op een bepaald moment ook dat je het gevoel had dat je er niet meer was, dat je rondliep in een andere dimensie. En ook dat je zelfvertrouwen een flinke deuk had gekregen, hoewel je op dat moment al goed nieuws had gekregen: geen uitzaaiingen, schildwachtklieren niet aangetast. Wat met vreugde en opluchting?
KH: Tja, wat moet ik daarop zeggen? Een mens voelt wat ze voelt. Dat aangetaste zelfvertrouwen is trouwens iets waar veel kankerpatiënten onder lijden. Het heeft me veel wilskracht en discipline gekost om te blijven werken en lezingen geven. Nu heb ik mijn zelfvertrouwen herwonnen. Dat vergt tijd.
7. In het boek leg je je ziel bloot, geef je ruimte aan je diepste persoonlijke gedachten. Maar tegenover je vrienden kan je het niet opbrengen om te vertellen dat je bk hebt. Dat lijkt mij vreemd, een beetje contradictorisch bijna. Na de dood van je twee zoontjes Rob en Benneke kon je dat wel. Hoe komt dat eigenlijk?
KH: Ik ben inderdaad een rare mengeling van openhartigheid en geslotenheid. En ik ben ook wel een schrijver in hart en nieren, dus is het logisch dat ik er liever over schreef dan praatte. Wanneer je schrijft, kun je je woorden beter wikken en wegen, je kunt proberen precies op papier te zetten wat je wilt zeggen, én je wordt niet gehinderd door eventueel vervelende reacties van je medemens. Wat ook meespeelt: wanneer je over iets praat, wordt het algauw gebanaliseerd, of mensen luisteren maar met een half oor, of ze begrijpen niet wat je wil zeggen. Dan zwijg ik liever. Tot slot is het ook zo dat die kanker míjn probleem was, hij zat in mijn lijf. Andere mensen kunnen met je mee leven, maar uiteindelijk is het niet hun probleem.
8. Welke verschillende gevoelens heb je tijdens je ziekte ervaren en in welke fasen verliep het verwerkingsproces?
KH: Ik ben verrast geweest door de oplaaiende woede die ik af en toe voelde, en die irrationeel was en vaak ook ongegrond. Bepaalde reacties van mijn medemens wekten die woede op. Gelukkig is die nu weggeëbd. Er was ook veel dankbaarheid omwille van de uitstekende medische zorgen en het feit dat ik bij een ongeluk ook veel geluk heb gehad.
9. Je was niet altijd tevreden over de aanpak in het ziekenhuis, heb je suggesties hoe die kan worden verbeterd?
KH: Over het algemeen was ik erg tevreden over de zorg in het ziekenhuis. Kleine dingetjes zouden anders kunnen, maar dat zijn eerder schoonheidsfoutjes. Ik was me vooral bewust van de luxe die we hier hebben: geen wachttijden, en een efficiënte behandeling door goed opgeleide mensen.
10. Hoe kijk je na een klein jaar terug op alle gebeurtenissen?
KH: Tja, moeilijk om te zeggen. Het is wel degelijk iets wat gebeurd is, er is een voor en een na kanker, er is iets veranderd, maar tegelijkertijd houdt het me nu niet meer bezig. Ik neem braaf de medicatie, dat wel, en ik masseer iedere ochtend het litteken van de operatie om het soepel te houden, maar dat zijn automatismes geworden.