Aandachtsproblemen genetisch bepaald
nieuws
Psychische klachten bij kinderen worden voor een deel door erfelijke aanleg en voor een deel door de omgeving bepaald, zo blijkt uit onderzoek aan de Vrije Universiteit van Amsterdam op basis van het Nederlandse Tweelingenregister. Aandachtsproblemen zijn voor zo'n 70 procent, en angst en depressieve klachten voor ongeveer 40 procent genetisch bepaald.
Het register bevat gegevens van circa 30.000 eeneiige en twee-eiige tweelingen tussen de 0 en 20 jaar. Daarnaast nemen volwassen twee- en meerlingen deel aan onderzoek. De deelnemers of hun ouders vullen elke twee tot drie jaar een vragenlijst in over de mate van emotionele en gedragsproblemen. Met deze gegevens wordt sinds 1987 onderzocht in welke mate verschillen tussen kinderen toegeschreven kunnen worden aan erfelijke en aan omgevingsfactoren. Eeneiige tweelingen hebben precies hetzelfde erfelijke materiaal. Twee-eiige tweelingen daarentegen, lijken genetisch gezien net zoveel op elkaar als gewone broers en zussen. Als erfelijke aanleg van invloed is op bijvoorbeeld ADHD, dan zullen eeneiige tweelingen vaker allebei ADHD hebben dan twee-eiige tweelingen.
In een nieuw grootschalig onderzoek willen de onderzoekers nu nagaan waarom het ene kind geen en het andere kind wel psychische klachten krijgt en onderzoeken in welke mate erfelijke aanleg dit verschil kan verklaren. Sommige kinderen krijgen nooit psychische klachten als angst, depressie, hyperactiviteit en aandacht- en gedragsproblemen. Andere kinderen krijgen deze klachten wel, maar raken ze ook weer kwijt, terwijl bij weer andere kinderen deze klachten langdurig blijven bestaan. De onderzoekers hopen met behulp van het Tweelingenregister de genetische varianten die verantwoordelijk zijn voor deze verschillen, in kaart te kunnen brengen.