Helpt broccoli het risico op het krijgen van kanker te verkleinen?

Er is nauwelijks bewijs dat broccoli en andere koolsoorten helpen het risico op het krijgen van kanker te verkleinen. Door veel groenten en fruit te eten kan het risico op het krijgen van bepaalde soorten kanker wel verlaagd worden.

Broccoli is lid van de familie van kruisbloemigen (cruciferae). Bij deze groep horen ook alle andere koolsoorten, zoals bloemkool, rode, witte, Chinese en savooie kool en spruitjes. De verschillende koolsoorten staan de laatste jaren in de belangstelling omdat ze de kans op het krijgen van kanker zouden verkleinen. De stoffen die mogelijk hiervoor verantwoordelijk zijn, zijn de glucosinolaten. Glucosinolaten zijn natuurlijke gifstoffen die door bereiding van voedsel worden omgezet in isothiocyanaten en indolen. Deze laatste twee stoffen maken giftige stoffen in het lichaam onschadelijk en zouden zo mogelijk het lichaam beschermen tegen kankerverwekkende stoffen.

Met het royaal eten van groenten en fruit kan je het risico op het krijgen van bepaalde soorten kanker verlagen. Ook kunnen groenten en fruit het risico op het opnieuw krijgen van bepaalde soorten kanker verlagen. Het advies is om elke dag minimaal 250 gram groente en twee stuks fruit te eten. Of koolsoorten binnen de groep groenten een bijzondere plaats innemen is nog onduidelijk. Het is daarom goed om te variëren en ook koolsoorten op het menu te hebben staan.

Verschillende onderzoeken waarbij grote groepen mensen werden gevolgd in de tijd, laten zien dat mensen die drie keer per week een portie van verschillende koolsoorten aten een kleinere kans hadden op het krijgen van longkanker dan mensen die deze groente soorten niet zo vaak (minder dan 1x per maand) aten. Echter, andere onderzoeken vonden dit verband niet. 

Broccoli en de verschillende andere koolsoorten passen prima in een gezonde voeding. Het is met name goed om veel groenten en fruit te eten en het is goed als verschillende koolsoorten daar regelmatig in voorkomen. Het is echter belangrijk om te variëren met verschillende soorten en naast koolsoorten ook andere soorten te kiezen, omdat andere groenten soorten weer andere belangrijke voedingsstoffen bevatten.