Wormen - Worminfecties bij de mens
- Worminfecties bij de mens
- Overzicht van de ziekteverwekkende wormen bij de mens:
- 1. Rondwormen (nematoden)
- Spoelworm
- De mijnworm
- Aarsmaden
- Dierlijke wormsoorten: Toxocaris en Trichinosis
- 2. Lintwormen (cestoden)
- De runderlintworm
- De varkenslintworm
- Lintworm vd hond
- Lintworm vd vos
- 3. Zuigworm (trematoden)
- Leverbot
dossier
Er bestaan nogal wat wormen of helminthen die, via voedsel, drank en/of bevuilde handen, de mens kunnen besmetten en zo tot ziektetoestanden kunnen leiden.
De wormen (helminthen) die bij de mens tot ziektetoestanden kunnen leiden, worden ingedeeld in de rondwormen (nematoden) en de platwormen. Deze laatste groep wordt verder onderverdeeld in de lintwormen (cestoden) en de bladvormige zuigwormen of botten (trematoden).
De wormen kunnen bij de mens uitgroeien tot eiproducerende volwassen exemplaren, en zich, al naargelang de soort, nestelen in het maagdarmkanaal (spoelworm), de hiermee communicerende galwegen (leverbotten) of de kleine luchtwegen (longbot). De besmetting kan dan ook door de besmette persoon verder worden doorgegeven.
In een aantal gevallen echter blijven de larven tijdens de ontwikkelingscyclus steken in één of meerdere organen, en krijgen ze niet de mogelijkheid verder uit te groeien.
Tenslotte kan het gebeuren dat de worm zich uiteindelijk niet op de normale "eindbestemming" nestelt, maar op een andere, soms zeer delicate plaats. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de longbot die zich in het centraal zenuwstelsel nestelt, of de spoelworm die in de afvoerwegen van de alvleesklier huist.
Lees ook: 9 centimeter lange worm in hersenen van man
Overzicht van de ziekteverwekkende wormen bij de mens:
1. Rondwormen (nematoden)
Spoelworm
De spoelworm (Ascaris lumbricoides) is de grootste en de meest voorkomende darmworm van de mens en komt overal ter wereld voor. De besmetting gebeurt door het opeten van gerijpte eitjes die toevallig op voedsel terecht gekomen zijn. Nadat deze eitjes met de menselijke stoelgang in de buitenwereld zijn terechtgekomen, moeten ze eerst nog verschillende weken rijpen in de aarde vooraleer ze besmettelijk zijn. In onze streken is de overdracht van de spoelworm een zeldzaamheid geworden. Het zijn vooral mensen uit warme landen die nog met deze infectie kunnen te kampen krijgen.
De volwassen spoelworm trekt uiterlijk wat op de, overigens niet verwante, regenworm (de Lumbricus terrestris), maar kan verschillende tientallen centimeter lang worden. Hij leeft in de dunne darm als kostganger zonder het slijmvlies te beschadigen, en sterft spontaan af na verloop van één, hooguit twee jaar. Meestal zijn er geen klachten, soms wat vage maagdarmproblemen. Ernstige gevolgen zijn gelukkig erg zeldzaam. Wanneer er heel veel wormen in het darmkanaal aanwezig zijn- wat soms het geval is bij kinderen in de tropen die aarde opeten- kan het gebeuren dat een "wormkluwen" de darm afsluit. Uitzonderlijk kan één enkel exemplaar toch voor complicaties zorgen, met name wanneer de worm in zijn migratiedrang de afvoerwegen van de alvleesklier en de galblaas blokkeert.
De diagnose van spoelwormen is eenvoudig: bij het stoelgangonderzoek vindt men de typische wormeitjes. Ook de behandeling (met Vermox®) is eenvoudig en doeltreffend.
De mijnworm
De overdracht van de mijnwormziekte (Ancylostoma sp. en Necator sp.)gebeurt vooral in warme én vochtige omstandigheden, zoals in de tropen en subtropen, waar de eitjes gedurende een aantal weken in de grond kunnen ontwikkelen tot microscopisch kleine, maar beweeglijke larven. De besmetting gebeurt in hoofdzaak dwars doorheen de huid die met besmette aarde of modder in contact komt (blote voeten bijvoorbeeld). Besmetting met Ancylostoma sp. kan in een aantal omstandigheden ook gebeuren via besmet voedsel, waarbij de larven doorheen het mondslijmvlies binnendringen. Zoals de naam reeds verraadt, was deze worm in onze streken vroeger frequent aanwezig in de koolmijnen, maar momenteel vinden in onze streken geen besmettingen meer plaats.
De volwassen worm is maar enkele centimeter lang, en zet zich met zijn monddelen vast aan het slijmvlies van de dunne darm om bloed te zuigen.
Een besmetting met de mijnworm geeft in principe weinig of geen darmklachten, die bovendien helemaal niet typisch zijn. Alleen bij heel ernstige infecties kan er bloedarmoede optreden, maar dit is een probleem dat we uitsluitend zien bij kinderen en zwangere vrouwen uit de derde wereldlanden. De diagnose is eenvoudig bij het stoelgangonderzoek worden de typische wormeitjes aangetroffen. Er is een doeltreffende en eenvoudige behandeling (met Vermox®).
Aarsmaden
In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, wordt de aarsmade (oxyurose of enterobiose) niet via het voedsel overgedragen. Het is een veel voorkomende besmetting in onze landen, voornamelijk bij kleine kinderen, maar ook heel wat volwassenen kunnen "slachtoffer" zijn. De draadvormige volwassen worm is maar één tot enkele centimeter groot, leeft in de dikke darm, en komt ‘s avonds of ‘s nachts langs de aarsopening naar buiten om de eitjes te leggen in de buurt van de aars. Dit geeft aanleiding tot jeuk. Bij krabben kunnen de erg kleverige eitjes onder de vingernagels terechtkomen, en kan vervolgens langs de mond opnieuw besmetting optreden. Ook gebruiksvoorwerpen en linnen kunnen besmet geraken. De hoofdreden van besmetting is dus een gebrekkige handhygiëne. Ook voor deze infectie bestaat een eenvoudige doeltreffende behandeling (met Vermox®).
Lees ook: Aarsmaden of aarswormen: symptomen, besmetting en behandeling
Dierlijke wormsoorten: Toxocaris en Trichinosis
Bij een aantal worminfecties door dierlijke wormsoorten, kan de mens ook toevallig besmet geraken.
• Toxocarose is een ziekte veroorzaakt door de larven van Toxocaris sp. (de dierlijke tegenhanger van de menselijke Ascaris lumbricoides), die o.m. bij honden en katten voorkomt. Deze toxocara kan zich in het menselijk lichaam niet tot de volwassen worm ontwikkelen, maar is gedoemd om onder de vorm van onrijpe larven in verschillende organen te blijven steken, en er uiteindelijk af te sterven. Dit kan aanleiding geven tot een ontstekingsreactie, die op haar beurt de oorzaak kan zijn van koorts, allerlei allergische verschijnselen (zoals netelroos en astma ..) en nog een waaier aan andere symptomen, variërend van mild tot ernstig. In zeldzame gevallen kunnen er problemen van het zenuwstelsel optreden.
De besmetting gebeurt door het innemen van eitjes afkomstig van de stoelgang van besmette honden of katten, onder meer via vuile handen. De voornaamste besmettingsplaatsen zijn speelplaatsen en zandbakken waar ook katten en honden hun stoelgang in het zand te begraven. De voornaamste slachtoffers zijn dan ook kinderen die zand in de mond nemen, of die na het spelen in zand en op speelpleinen de handjes niet wassen. De besmetting kan ook gebeuren door aanraking van de bevuilde pels van honden en katten.
Lees ook: Hoe hou je een zandbak proper en waarom is dat belangrijk?
De diagnose wordt gesteld door het opsporen van specifieke antilichamen in het bloed. Dit is niet altijd eenvoudig, evenmin als de behandeling, en moet dan ook in samenspraak met een gespecialiseerd centrum gebeuren.
• Trichinose door Trichinella spiralis is een worminfectie die, dankzij de strenge vleeskeuring , in onze streken in principe niet meer voorkomt. Ze kan nog wel optreden wanneer men onvoldoende verhit vlees eet van wilde (en dus mogelijk niet gekeurde) everzwijnen. De voorbije jaren werden wel verschillende beperkte epidemies in Frankrijk veroorzaakt door ingevoerd paardevlees.
De larven die na inname van het besmet vlees in de menselijke dunne darm vrijkomen, worden vlug volwassen en produceren dan zeer snel op hun beurt larven. Deze larven verlaten niet het lichaam niet via de stoelgang maar dringen onmiddellijk in de darmwand binnen, laten zich met de bloedstroom meesleuren, en zullen zich vervolgens in verschillende weefsels nestelen. Dit is het meest opvallend in de spieren, maar soms ook in het zenuwstelsel. In de spieren ontlokken ze een belangrijke ontstekingsreactie, die koorts en hevige spierpijnen geeft. Er kan zwelling optreden van Het gelaat en de nek kunnen zwellen, en ook allerlei andere allergische verschijnselen zijn mogelijk.
De diagnose wordt gesteld door het opzoeken van specifieke antilichamen in het bloed. Er zijn echter geen larven of eitjes aanwezig in de stoelgang. Soms moet men de larven aantonen in een spierbiopt. De behandeling is niet altijd eenvoudig, en moet gebeuren in samenspraak met een gespecialiseerd centrum. Er zijn verschillende geneesmiddelen die echter maar matig werkzaam zijn, en meestal in combinatie met cortisone worden gegeven.
Trichinose voorkomen kàn, door mogelijk besmet vlees op een voldoende hoge temperatuur te bereiden, ofwel door het eerst in te vriezen op -15 °C gedurende 3 weken.
Lees ook: Besmet met trichinella na het eten van everzwijn
2. Lintwormen (cestoden)
De voornaamste lintwormen die als volwassen stadium in de menselijke darm kunnen voorkomen zijn de runderlintworm en de varkenslintworm.
De runderlintworm
De runderlintworm (Taenia saginata) is wereldwijd verspreid. Besmetting gebeurt door het eten van rauw of onvoldoende verhit rundervlees waarin de blaasvormige larven aanwezig zijn. Door de strenge vleeskeuring is de kans op een infectie uiterst gering, maar toch kan zich ook in onze streken nog voordoen.
De aanwezigheid van een volwassen lintworm in de darm veroorzaakt meestal geen enkele last, op soms wat vage verteringsklachten. Uitgesproken darmklachten komen maar heel zelden voor. Men komt de aanwezigheid van een lintworm op het spoor doordat kleine witte stukjes worm, ter grootte van een postzegel, spontaan via de aars naar buiten komen. Deze zogenaamde proglottiden bevuilen dan het ondergoed, het bedlinnen of de stoelgang.
De behandeling is vrij eenvoudig en de besmetting heeft verder geen kwalijke gevolgen.
De infectie kan worden voorkomen door vlees voldoende te verhitten (boven 56 °C), of gedurende minstens 10 dagen op -10°C in te vriezen, of 24 uur op - 24°.
De varkenslintworm
De varkenslintworm (Taenia solium) wordt overgedragen door het eten van besmet varkensvlees, en geeft gelijkaardige kalchten als bij runderlintwormbesmetting, met dit verschil dat de proglottiden niet spontaan naar buiten komen en zelden worden opgemerkt. Deze infectie komt als dusdanig in onze streken niet meer voor: de meeste besmettingen doen zich voor in de tropen en subtropen.
Het probleem met deze lintworm is dat de mens, zoals het varken, tussengastheer van het blaaswormstadium kan zijn. In een aantal omstandigheden kan de mens immers zichzelf met de eitjes van de varkenslintworm besmetten, omdat hijzelf of iemand anders drager is, en de eitjes permanent met de stoelgang uitgescheiden worden.
Bij deze aandoening, cysticercose genoemd, ontwikkelen de larven die in de dunne darm uit de eitjes vrijkomen zich in verschillende organen tot de blaasvormige larven (één tot enkele centimeter diameter), o.m. in de hersenen en in de spieren. Hier betreft het dus niet een rechtstreekse voedselinfectie door onvoldoende gebakken varkensvlees, maar een infectie opgelopen ingevolge slechte handhygiëne, met name door direct of indirect contact met stoelgang van iemand die met de varkenslintworm besmet is. Gelukkig is deze infectie nagenoeg beperkt tot derde wereld landen. Daar is het wel een belangrijke oorzaak van hersenletsels, met epilepsie, verlammingen en andere neurologische problemen als gevolg.
Af en toe zien we toch ook patiënten met neurocysticercose bij ons, meestal immigranten, maar soms reizigers die de besmetting in de tropen of subtropen hebben opgelopen. In principe kan iemand die drager is van de varkenslintworm ook bij ons andere mensen besmetten met cysticercose, indien er geen voldoende handhygiëne is bij defaecatie. De diagnose en de behandeling gebeuren in een gespecialiseerd centrum.
Lintworm vd hond
Echinoccoccus granulosus is een kleine lintworm van de hond, waarvan de eitjes terecht komen bij schapen, geiten, runderen, varkens, enz. Bij deze dieren ontwikkelen zich vervolgens grote vochthoudende blaaswormen in verschillende ingewanden (lever, longen, hersenen), echinococcose genoemd. De diameter hiervan kan tot 20 centimeter en meer bedragen. In sommige omstandigheden kan de mens besmet geraken, niet door eten van besmet vlees, maar door de inname van de eitjes uit de hondeuitwerpselen. Bijvoorbeeld eitjes die in de pels van de hond hangen en die tijdens het strelen op de handen terecht zijn gekomen.
Lintworm vd vos
Een andere vorm is veroorzaakt door een lintworm van de vos, Echinococcus multilocularis, die voornamelijk voorkomt streken met een gematigde klimaat. De eitjes kunnen terecht komen op bepaalde bessen in het bos. Wanneer deze bessen ongewassen en rauw gegeten worden, kan dit aanleiding geven tot het ontstaan van een groot gezwelachtig letsel in de lever waarvan de behandeling zeer moeilijk en soms onmogelijk is. Gelukkig is dit uitermate zeldzaam. In Europa zijn er wel gevallen beschreven, zoals onder meer in de buurt van Besançon Frankrijk en bepaalde streken in Zwitserland.
Lees ook: Gevaarlijke vossenlintworm rukt op in Vlaanderen
Lees ook: Vossenlintworm: een ernstige parasitaire ziekte die oprukt in België
3. Zuigworm (trematoden)
Leverbot
• Een infectie met de leverbot (Fasciola hepatica) kan men oplopen door het eten van wilde waterkers, veldsla of door op gras te kauwen. Deze enkele centimeter lange platte worm komt over bijna de hele wereld voor bij graseters, vooral schapen en runderen, waar hij huist in de galweg en in de lever. Met de stoelgang van deze dieren komen ingekapselde larven in de natuur terecht, die zich dan op allerlei planten kunnen vastzetten. Na het rauw opeten van deze in het wild groeiende planten of grassen, komen in de dunne darm van de mens de microscopisch kleine larven uit hun kapsel vrij. Ze doorboren de darmwand en migreren dan gedurende enkele weken tot maanden in en omheen de lever, waarbij ze een kronkelig traject af leggen. Tijdens deze migratiefase kan er behoorlijk wat pijn zijn in de rechter bovenbuik, al of niet gepaard met koorts, verteringsklachten en allergische verschijnselen zoals bijvoorbeeld netelroos. De lever is pijnlijk bij betasting. De laboratorium-testen zijn duidelijk gestoord, met een gestegen aantal eosinofiele witte bloedcellen. Wanneer de larven zich tenslotte in de galwegen genesteld hebben, verdwijnen meestal alle symptomen.
De diagnose kan worden gesteld door het opsporen van typische eitjes in de stoelgang of in het galvocht, en door het opsporen van specifieke antistoffen in het bloed. Ook beeldvormende technieken (echografie en CT-scan) kunnen een belangrijke bijdrage leveren. De behandeling veronderstelt steeds overleg met een gespecialiseerd centrum.
• Er bestaan nog vele andere leverbotten en ook darmbotten, die men kan oplopen door het eten van rauwe, gerookte of gezouten vis. Zo komt in Azië, en vooral in het verre Oosten, chlonorchiasis voor, een besmetting met het leverbot Chlonorchis.
• Een besmetting met longbotten tenslotte kan gebeuren door het eten van onvoldoende gekookte zoetwatervissen, zoetwaterkrabben en rivierkreeften, en is dan ook typisch voor tropische landen. Het ziektebeeld trekt nogal op dat van longtuberculose, met name het aanslepend ophoesten van slijmen, maar er zijn - in tegenstelling met tuberculose - weinig andere ziektesymptomen. De diagnose wordt gesteld door het vinden van de eitjes in de fluimen. De behandeling is vrij eenvoudig, door middel van geneesmiddelen.