- dossierHypochondrie
- boeken/interviewsPodcast over stress en burn-out: hoe voorkomen en behandelen?
- dossierHoe herken je autisme bij baby’s en kleuters?
- dossierWat is een schijnzwangerschap?
Over psychiatrie: Gezinsverpleging in Geel
boeken-interviews
‘Geel’ is in Vlaanderen een begrip geworden. In Van Dale vinden we onder het trefwoord ‘Geel’ onder meer de uitdrukking ‘naar Geel moeten, van Geel komen, dwz gek zijn.’ Het stadje wordt geassocieerd met geesteszieken, maar eigenlijk weten vele mensen niet hoe het er precies aan toegaat en wat Geel nu net zo bijzonder maakt. De opvang van psychiatrische patiënten in gastgezinnen is nochtans een unieke situatie. De Geelse ziekenzorg bestaat al zevenhonderd jaar en wordt in het buitenland als een unicum in de psychiatrie beschouwd. Antropoloog Eugeen Roosens schreef in de jaren zeventig reeds een eerste boek over het onderwerp. Nu, vijfentwintig jaar later, ondernam hij een tweede studie over alle veranderingen in de Geelse gezinnen en gemeenschap. Deze studie resulteerde in een tweede boek, ‘Dansen met de maan – Gezinsverpleging in Geel’, waarbij vooral de gezinnen centraal staan. In zijn inleiding schrijft hij: “Het beeld dat van Geel blijft hangen is waarheid en fictie. Zoals verderop zal blijken, zijn er gegronde redenen om de waarheid zoveel mogelijk haar recht te geven. Dat is de hoofdbedoeling van dit boek.”
Roosens schetst in een eerste deel de fascinerende geschiedenis van het Geelse systeem, de beeldvorming en de recente veranderingen. Met de modernisering is ook de gezinsverpleging veranderd. Vele ‘gasten’ die in gezinnen verbleven, werkten vroeger mee in de kleine land- en tuinbouw. Die landbouw is nu grotendeels verdwenen, in meer en meer gezinnen gaan beide partners uit werken en zo daalt het aantal kandidaat-‘kostgevers’ (pleeggzinnen) sterk. Toch benadrukt Roosens dat hij tijdens zijn studie helemaal niet het gevoel had met een stervend systeem te maken te hebben. Hij stelt vast dat het systeem geen ‘overblijfsel’ is uit de Middeleeuwen, maar grondige wijzigingen onderging. In de nabeschouwing pleit Roosens er sterk voor om de recente initatieven van het centrale OPZ (Openbaar Pschychiatrisch Ziekenhuis) verder uit te bouwen. Als de vergoedingen voor pleeggezinnen aanzienlijk verhoogd worden en het OPZ op een actieve, vernieuwde manier kostgevers en –gasten tracht aan te trekken, heeft dit unieke systeem misschien wel een toekomst.
De grootste hap van dit boek wordt ingenomen door een reeks van 40 portretten van kostgezinnen en hun patiënten. Roosens bezocht daarvoor meer dan honderd gezinnen, sommige verschillende malen. Het is een lange rij portretten die soms wat ‘abstract” overkomt, maar anderzijds ook goed de diversiteit van de situaties weergeeft. In elk geval houdt Eugeen Roosens met dit werk een warm pleidooi voor een uniek systeem dat in Vlaanderen zonder twijfel meer erkenning verdient. Het zou jammer zijn als dit verloren ging, stelt hij, ‘vooral voor de talrijke minder fortuinlijke personen die er een zinvol en menswaardig bestaan kunnen vinden dat nergens anders te vinden is.’
‘Dansen met de maan – Gezinsverpleging in Geel’, Eugeen Roosens, Van Halewyck, 2001, ISBN 90 5617 317 0