De placenta: beschrijving-ontwikkeling-structuur-functies
dossier
In de anatomische literatuur werd in 1559 voor het eerst de term placenta geïntroduceerd, en dit door Realdus Columbus. De term placenta betekent in feite ronde koek waarmee direct verwezen wordt naar de ronde vorm van deze moederkoek.
De placenta is een ingenieus systeem dat, stevig ingebed in de binnenwand van de baarmoeder zorgt voor de verbinding tussen de moeder en de zich ontwikkelende foetus. Vastgehecht aan de wand van de zwangere baarmoeder, is de placenta via de navelstreng verbonden met de foetus.
In de placenta kunnen we een maternaal en een foetaal gedeelte onderscheiden. De foetale en maternale circulaties komen heel dicht bij elkaar.
In het foetale deel onderscheiden we de chorionplaat waarop de navelstreng zijn insertie vindt, en de cotyledonen. Het maternale gedeelte omvat de intervilleuze ruimte en de decidua basilaris met de opening van de moederlijke vaten.
Een voldragen, goed functionerende placenta heeft een diameter van om en bij de 20 cm, een dikte van 2 tot 3 cm en een gewicht van ongeveer 500 gram.
De groei en de conditie van de foetus zijn recht evenredig met de grootte en de functie van de placenta: hoe groter de placenta en hoe beter die functioneert, des te beter zal de uitwisselingsfunctie zijn.
Ontwikkeling en bouw van de placenta
Na de innesteling van de bevrucht eicel in de baarmoederwand vormt de decidua zich als binnenste bekleding van de baarmoederwand rondom de plaats waar het embryo zich zal gaan ontwikkelen. De decidua basilaris (= gedeelte onder de foetus gelegen) zal uitgroeien tot het moederlijk deel van de placenta. De chorionvilli rondom de chorionholte waarin de foetus zich bevindt groeien uit tot het foetale deel van de placenta. De verder groeiende villi dringen door in de decidua basilaris. Hierdoor blijven een aantal septa in de decidua over die de foetale placenta in 15 tot 30 cotyledonen (lobben) gaan verdelen. Deze zijn aan de moederlijke zijde van de placenta perfect goed te zien.
In normale omstandigheden treedt er geen vermenging op van moederlijk en foetaal bloed: het foetaal bloed circuleert binnen de villi, het moederlijk bloed circuleert erbuiten namelijk in de intervilleuze ruimte. Het moederlijk bloed komt in de intervilleuze ruimte via de spiraalarteriën in het endometrium. Deze spiraalarteriën staan heel nauw in contact met de wand van de villi en op die plaats zal de uitwisseling van gassen, stofwisselingsproducten en andere stoffen met het zuurstofarme bloed van de foetus dat via de navelarteriën de villi bereikt en daar in nauw contact komt met de villuswand.
Na de uitwisseling is het foetaal bloed zuurstofrijk geworden en gaat via de navelvene naar de foetus. Het zuurstofarme moederlijk bloed komt via de venen in het endometrium terug in de moederlijke cirulatie.
Functie van de placenta
De functie van de placenta is heel complex. We kunnen globaal drie belangrijke functies onderscheiden:
- de transportfuctie = de uitwisseling van stofwisselingsproducten tussen moederlijke en foetale ciruculatie
- de endocriene functie = de productie van hormonen
- de immunologische functie
De transportfunctie : het is de taak van de placenta om de voedingsstoffen van de moeder nl. zuurstof, electrolyten, glucose, aminozuren, vetten, vitaminen, ijzer en immuunstoffen te transporteren naar het kind. In omgekeerde richting worden de afvalstoffen van het kind nl. bilirubine, ureum, koolzuur, creatinine, naar de moeder gebracht. Elk uur wordt ongeveer 30% van het vruchtwater geresorbeerd en via de bloedcirculatie van de moeder gezuiverd.
Via de placenta en de navelstreng wordt het weer naar het kind gevoerd. Opgepast: via de placenta-barrière passeren jammer genoeg ook bepaalde schadelijke stoffen zoals nicotine, alcohol, geneesmiddelen.
De endocriene functie : de belangrijkste placentaproducten zijn:
- HCG: humaan choriongonadotrofine
- HPL: humaan placentair lactogeen
- HPGH: humaan placentair groeihormoon
- CRF: choriotrophin-releasingfactor
- Oestrogenen
- Progesteron
- Placental proteïn 5
- Oxytocinase
- PAPP-A: pregnancy-associates placentair proteïn-A
Behalve van HCG (maximale perifere spiegel tussen 8 en 10 weken zwangerschap) neemt de concentratie van vrijwel alle andere placentaire stoffen toe in fuctie van de placentaire grootte.
De immunologische functie: de placenta laat de moederlijke immunoglobulines passeren met als gevolg het ontstaan van een immunologische afweer die de neonaat nodig heeft ter bescherming tegen micro-organismen. Anderzijds beschermt de placenta zichzelf en de foetus tegen het immunologische mechanisme van de moeder dat gericht is tegen lichaamvreemde en potentiële schadelijke stoffen.
terug naar Bloedverlies in het 2e en 3e deel van de zwangerschap