Vlaams parlement vraagt meer postnatale zorg
nieuws
Het Vlaams Parlement keurde een voorstel van resolutie goed waarin het aandringt op een versterking van de postnatale thuiszorg in Vlaanderen. Die versterking is noodzakelijk geworden door de verkorting van het verblijf in de kraamkliniek.
De terugbetaling van de ligdagen voor een bevalling werd teruggebracht naar vier dagen, dus er moet dringend meer aandacht gaan naar de overgang tussen het ziekenhuis en de thuissituatie.
Bij een eenzijdige verkorting van het verblijf in de kraamkliniek zonder gelijktijdige versterking van de postnatale zorg thuis, kan de continuïteit van de zorg in het gedrang komen, zo zegt de resolutie. In dat geval dreigt een risico op een daling van de ondersteuning en zorgkwaliteit thuis, zelfs een reëel ‘zorgvacuüm’ in de delicate eerste week na de geboorte; dit risico is het grootst bij de meest kwetsbare gezinnen.
Frequente redenen voor heropname van baby en moeder na de bevalling zijn problemen bij de baby: overdreven geelzucht, cardiale problemen, uitdroging en voedingsperikelen; een heel belangrijk aandachtspunt is het bewaken van de opsporing van metabole ziekten met de zogenaamde ‘hielprik’ rond de derde dag na de geboorte; ook de ‘postnatale depressie’ bij de moeder, neemt vaak in deze kritische periode haar aanvang en vereist een adequate aandacht.
Gelet op de delicate overgang van ziekenhuis naar thuisomgeving en de cruciale eerste week na de bevalling, nopen de verkorting van de verblijfsduur en de verhoogde behoefte aan zorg en ondersteuning in de thuissituatie tot een betere organisatie van en afstemming met de postnatale zorg thuis.
Essentieel hierbij is de garantie van de continuïteit en de permanentie van de medische kraamzorg verleend door de vroedvrouwen, 7 dagen op 7 en 24 uur op 24 gedurende de eerste dagen postnataal. Dit vereist de uitbouw, ondersteuning en financiering van kringen voor vroedvrouwen, naar analogie met de huisartsen. Maar even belangrijk is het versterken van de specifieke functie van ‘kraamverzorgende’ aan huis. Deze kraamverzorgenden kunnen tijdelijk een aantal taken in het huishouden uit handen van de ouders nemen en de niet-medische zorg voor moeder en kind helpen ondersteunen: bereiding van maaltijden, zorg en opvang van andere jonge kinderen in het gezin enzovoort, hetgeen een heuse verlichting betekent.
Een betere organisatie van de thuiskraamzorg veronderstelt een grotere rol voor de ambulante vroedvrouw en de kraamverzorgende, maar ook een andere rol voor de huisarts en de gynaecoloog, die allen samen in onderling overleg de medische zorgen en opvolging thuis moeten verzekeren; de samenwerking tussen deze verschillende zorgverleners en zorgorganisaties (thuiszorginstellingen, Kind en Gezin, Expertisecentra Kraamzorg enzovoort) vraagt een betere ondersteuning, waarbij de vroedvrouw de centrale schakel vormt tussen de verschillende zorgverstrekkers en de ouders.
Tot slot moet bijzondere aandacht gaan naar kwetsbare groepen, zoals laag geschoolde alleenstaande moeders, langdurig werklozen, nieuwe migrantengezinnen, drugs verslaafden; deze groepen hebben een ernstig verhoogd risico op precariteit en blijvende achterstand, zowel voor de pasgeborenen als hun moeders. In deze groepen is de behoefte aan voldoende en kwalitatieve postnatale zorg, net als de potentiële winst ervan, erg groot, terwijl ook juist bij hen het gevaar op vroegtijdige uitval een gekend gegeven is.