Syndroom van Klinefelter
dossier
Het Klinefeltersyndroom is een geslachtsgebonden chromosoomafwijking die uitsluitend voorkomt bij jongens. Het werd in 1942 voor het eerst beschreven door de Amerikaanse arts F. Klinefelter.
Elke lichaamscel bevat normaal 46 chromosomen, die twee aan twee gelijk zijn. In totaal heeft iedere cel dus 23 chromosomenparen. Van elk paar is het ene chromosoom van de moeder afkomstig en het andere van de vader.
De voortplantingscellen (de eicellen of de zaadcellen) zijn een uitzondering en bevatten slechts 23 chromosomen (ze vormen dus geen paar). Bij de deling tot voortplantingscellen verdelen de chromosomen zich, zodat het aantal chromosomen wordt gehalveerd van 46 tot 23. Tijdens de bevruchting komen er dus 23 chromosomen van de eicel, en 23 chromosomen vanuit de zaadcel bij elkaar, zodat er weer een cel ontstaat met 46 chromosomen. Door de samensmelting van eicel en zaadcel wordt het erfelijk materiaal van beide voortplantingscellen samengevoegd.
Lees ook: Erfelijke aandoeningen
Mannen hebben normaal één X- en één Y-chromosoom, vrouwen hebben geen Y-chromosoom maar twee X-chromosomen. Mannen met het Klinefeltersyndroom hebben echter een extra X-chromosoom. In hun cellen zitten dus i.p.v. 46 chromosomen, 47 chromosomen. Vandaar dat het Klinefelter-syndroom ook het 47,XXY syndroom wordt genoemd. In zeldzame gevallen ontstaan er nog ingewikkelder patronen, zoals 48,XXXY, 48,XXYY, of zelfs 49,XXXXY. Hoe meer X-chromosomen, hoe lager het verstandelijk niveau. Sommige jongens hebben een zg. mozaïekpatroon met normale XY-cellen naast hun 47,XXY-cellen. Deze vorm is gunstiger voor de totale ontwikkeling en de fertiliteit.
Voor alle duidelijkheid: het syndroom van Klinefelter heeft niets te maken met het Down Syndroom (mongooltje). Bij het Down Syndroom gaat het om een afwijking van een gewoon chromosoom, bij het Syndroom van Klinefelter gaat het om een afwijkend geslachtschromosoom.
Lees ook: Syndroom van Down (trisomie 21)
Hoe ontstaat het?
De oorzaak van Syndroom van Klinefelter is in de meeste gevallen het gevolg van een delingsfout van de chromosomen in de geslachtscel van de vader of de moeder. Een zaadcel krijgt bijvoorbeeld zowel een X als een Y mee, of een eicel krijgt beide X-en. Als die zaadcel een eicel bevrucht, of als die eicel versmelt met een Y- bevattende zaadcel ontstaat het chromosomenpatroon 47,XXY.
Men zou kunnen zeggen dat deze jongens vrouwelijker zijn aangezien ze een X-chromosoom te veel hebben.
Er bestaat een verband met de leeftijd van de moeder: hoe ouder ze is om het ogenblik van de zwangerschap, hoe groter de kans op een afwijking.
Hoe vaak komt het voor?
Men schat dat deze afwijking voorkomt bij 1 op 500 à 1.000 pasgeboren jongentjes. Dit betekent dat elk jaar in Vlaanderen ongeveer 50 à 100 jongens geboren worden met dit syndroom. Het is daarmee een van de meest voorkomende chromosoomafwijkingen. Bovendien wordt ongeveer de helft van de zwangerschappen met een jongen met het Klinefeltersyndroom spontaan afgebroken.
Is het erfelijk?
Het syndroom van Klinefelter is een aangeboren, maar geen erfelijke aandoening: als ouders een zoon met het Klinefeltersyndroom krijgen, is de kans op herhaling laag. Wel zal bij een volgende zwangerschap meestal een vlokkentest of een vruchtwaterpunctie worden uitgevoerd. Het is wel mogelijk dat eeneiige tweelingbroers allebei klinefelter zijn, omdat zij beiden afkomstig zijn van dezelfde bevruchte eicel.
Broers en zussen van een jongen met het Klinefeltersyndroom hebben geen verhoogd risico om zelf een zoon met het Klinefeltersyndroom te krijgen.
Als een man met het Klinefeltersyndroom zelf kinderen kan krijgen, vaak via een reageerbuisprocedure aangevuld met ICSI, is het risico van Klinefelter licht verhoogd. Een zwangere vrouw van een man met het Klinefeltersyndroom komt daarom in aanmerking voor prenataal onderzoek.
Lees ook: Prenatale diagnostiek: wanneer nodig?
Diagnose
In ongeveer 1 geval op 10 wordt de aandoening vastgesteld tijdens de zwangerschap bij een vlokkentest of vruchtwaterpunctie. In ongeveer 3 gevallen op 10 wordt de aandoening op latere leeftijd opgemerkt naar aanleiding van het optreden van specifieke afwijkingen (bv. infertiliteit, ontwikkelingsstoornissen…). In meer dan de helft van de gevallen wordt de aandoening dus nooit opgemerkt, en leiden deze mannen een normaal, gezond leven.
De uiterlijke lichamelijke en psychische kenmerken kunnen een eerste aanduiding geven. Maar om zekerheid te krijgen, is altijd een chromosomenonderzoek nodig. Er wordt dan wat bloed afgenomen dat in een laboratorium wordt onderzocht op het aantal chromosomen.
Wat zijn de gevolgen?
Op jonge leeftijd valt er meestal weinig te merken, zodat de afwijking vaak onopgemerkt blijft, en pas op latere leeftijd toevallig (bv. naar aanleiding van vruchtbaarheidsproblemen) wordt vastgesteld.
Toch zijn er een aantal typische kenmerken die een belletje moeten doen rinkelen en moeten aanzetten tot verder onderzoek.
Lichamelijke problemen
Abnormale ontwikkeling van de testikels
De zaadbuisjes groeien niet normaal, waardoor een normale zaadcelproductie in het gedrang komt. Uiterlijk is dit te merken doordat de testikels zich in de puberteit slecht ontwikkelen: ze blijven klein en voelen vast aan. Ook de penislengte kan achterblijven in vergelijking met gezonde leeftijdsgenootjes.
Te lage productie van testosteron
Een tweede typisch kenmerk is de lage productie van het mannelijk hormoon testosteron. Hierdoor verlopen de normale pubertiteitsverschijnselen vertraagd, bv. weinig baardgroei, weinig schaambeharing, hoge stem... Door het tekort aan testosteron doet het vrouwelijke hormoon, dat in kleine hoeveelheden aanwezig is bij de man, zich sterker gelden. Dit kan aanleiding geven tot o.m. overdreven borstontwikkeling.
Lichaamsbouw
Kinderen met het Klinefeltersyndroom zijn meestal iets groter dan hun leeftijdsgenootjes. Vooral de benen zijn langer. Tijdens de puberteit kan de beendergroei verstoord zijn doordat de groeischijven in de botten door het tekort aan testosteron vertraagd sluiten. Een gevolg zijn abnormaal lange armen en benen.
Ook is er sprake van een mindere ontwikkeling van de spiermassa en een eerder ‘vrouwelijke’ vetverdeling (eerder in de heupen dan rond de buik).
Seksualiteit
Jongens met het klinefeltersyndroom kennen ook op seksueel vlak meestal een vertraagde ontwikkeling. Ook op latere leeftijd is de kans groot dat ze seksueel weinig actief zijn (potentie- en libidoklachten, erectieproblemen...).
Vruchtbaarheid
Mannen met het Klinefeltersyndroom zijn per definitie onvruchtbaar. Ze produceren wel sperma en hebben ook zaadlozingen, maar het sperma bevat geen zaadcellen. Het heeft dus ook geen zin om zijn sperma te gebruiken voor een IVF- behandeling (reageerbuisbevruchting).
De ‘mozaïek’-klinefelter met bijvoorbeeld een 46XY/47XXY chromosomenpatroon kan echter wel zaadcellen hebben.
Vatbaarheid voor ziekten
Kinderen en mannen met Klinefelter zijn (soms) vatbaarder voor sommige ziekten. Dit zou kunnen te maken hebben met de verstoorde testosteronproduktie.
Bij kinderen worden relatief meer middenoorontstekingen en aandoeningen van de luchtwegen vastgesteld.
Op latere leeftijd is er een verhoogde kans op diabetes, een verhoogd cholesterolgehalte, osteoporose (botontkalking) en schildklierproblemen. Ook komen spataderen en een open been veel vaker voor. Tenslotte bestaat er een verhoogd risico op borstkanker.
Psychomotorische problemen
Tijdens de baby- en kleuterperiode stelt men een vertraagde psychomotorische ontwikkeling vast, zoals later beginnen lopen, een vertraagde taal- en spraakontwikkeling, moeite met schrijven, problemen bij sommige sporten die een goede motoriek vereisen, ...
Sommige jongens zijn sneller vermoeid en hebben minder kracht dan hun leeftijdsgenoten. Daardoor zijn ze vaak minder actief
Leer- en gedragsproblemen
De meeste Klinefelters hebben een normale intelligentie. Maar toch kunnen er vanaf jonge leeftijd leerproblemen optreden omdat ze dikwijls sneller vermoeid zijn en problemen kunnen hebben met praten (praten in telegramstijl, spreken slordig, te snel of articuleren niet goed), schrijven, zich concentreren, (korte termijn) geheugen... Ze kunnen bijvoorbeeld last hebben met (begrijpend) lezen, rekenen... Of ze hebben moeite om dingen die net gebeurd of gezegd zijn, te onthouden. Voor kinderen met taal- of spraakstoornissen is het vaak ook moeilijk om hun gedachten en emoties onder woorden te brengen. Ze weten wel wat ze willen zeggen, maar komen moeilijk uit hun woorden. Dat kan bijzonder frustrerend zijn en soms tot erge driftbuien leiden. Ook kan dit tot een gebrek aan zelfvertrouwen, faalangst en sociale isolatie leiden.
Behandeling
Een behandeling van de chromosoomafwijking op zich, is tot nu toe onmogelijk. Toch kunnen een aantal symptomen behandeld worden, zeker als ze op jonge leeftijd ontdekt worden.
Allereerst is het belangrijk dat eventuele psychomotorische problemen, leerproblemen, concentratieproblemen enz. zo snel mogelijk op adequate wijze worden aangepakt om een verdere negatieve evolutie te voorkomen. Met wat extra begeleiding is dit vaak goed op te vangen. Maar sommige kinderen hebben gespecialiseerde hulp nodig van een logepedist of een psycholoog, of hebben speciaal taal/leesonderwijs nodig. Ook concentratievaardigheid kan getraind worden. Geheugenproblemen kunnen soms met kleine hulpmiddelen (bv. boodschappenlijstjes, extra aandacht... ) opgevangen worden.
Ook is het belangrijk dat het kind fysiek actief blijft en aangepaste sporten beoefent. Dit is ook om de botontwikkeling te stimuleren en op latere leeftijd botontkalking tegen te gaan.
Testosteronbehandeling
Vanaf de puberteit kan een testosteronbehandeling overwogen worden. Hierdoor verloopt de puberteit normaal en kunnen sommige lichamelijke en psychische verschijnselen worden voorkomen.
Deze behandeling is specialistenwerk en moet individueel aangepast worden en zorgvuldig bewaakt worden om ongewenste effecten (zoals onrust, overdreven energie, verhoogde geslachtsdrift, pijnlijke erecties...) zo veel mogelijk te vermijden. Er bestaan preparaten om in te spuiten, om oraal te gebruiken of die via de huid worden opgenomen (pleisters, gel).
Onvruchtbaarheid
Bij mannen die nog enige zaadproductie hebben, kan geopteerd worden voor een behandeling met IVF en ICSI (Intra Cytoplasmatische Sperma Injectie). Bij ongeveer de helft van de mannen met dit syndroom kunnen op volwassen leeftijd nog zaadcellen teruggevonden worden in de zaadbal zelf en na afname van kleine weefselstukjes van de zaadbal onder algemene verdoving.
Meestal zijn de zaadcellen normaal wat betreft chromosomen, maar herhaling van een XXY- of een andere chromosoomafwijking is niet uitgesloten. Omdat er een kans bestaat dat embryo’s bekomen worden met een afwijkend chromosomenaantal worden de embryo’s best genetisch nagekeken alvorens ze bij de vrouw teruggeplaatst worden. Dit noemt men de pre-implantie genetische diagnose of PGD.
De kans dat een zwangerschap optreedt wanneer zaadcellen gevonden worden is des te groter naarmate de vrouw jonger is. Het is namelijk zo dat de leeftijd van de vrouw zeer bepalend is voor het optreden van zwangerschap met geassisteerde voortplantingstechnieken.
Als ICSI-behandeling niet mogelijk is bij gebrek aan zaadcellen, is donorinseminatie een alternatief.
Lees ook: Pre-implantatie genetische diagnostiek (PGD)