Plassen op school: als je moet ga je
nieuws
“Elk kind heeft het recht om op elk moment naar het toilet te gaan. Een school met 200 kinderen zou eigenlijk 20 zit-toiletten moeten hebben. Zo krijgt elk kind elke speeltijd één minuut plastijd . Met minder toiletten zullen kinderen minder vaak plassen, minder drinken en hun plas ophouden. Wie dat doet, ontwikkelt een supersluitspier. Die krachtpatser kan heel moeilijk ontspannen en blijft als een stop op een volle fles zitten. Met alle plasproblemen van dien.” Dat zegt uroloog Johan Vande Walle in Klasse voor Ouders.
Natte broekjes of urinaire incontinentie overdag komt bij schoolkinderen veel vaker voor dan men denkt. Op zevenjarige leeftijd heeft zo’n 6 tot 12% van de kinderen er last van, meisjes meer dan dubbel zo vaak als jongens.
Dagincontinentie bij kinderen doet zich vooral voor wanneer de blaas overactief is (aandrangsyndroom of drangincontinentie) of wanneer er sprake is van fout gebruik van de bekkenbodem, met aanspannen van die bekkenbodem tijdens het plassen (dysfunctioneel plassen). Beide problemen kunnen de oorzaak zijn van terugkerende urineweginfecties en van het terugvloeien van de urine van de blaas naar de urineleider en de nier (‘vesico-ureterale reflux’). Ook uitstellen van de plas kan tot incontinentie leiden. Stressincontentie door het niet optimaal werken van de sluitspier komt bij kinderen niet vaak voor.
Voor kinderen zijn natte broekjes overdag niet alleen sociaal erg belastend, ook op medisch vlak is er een risico verbonden aan dagincontinentie. Zo is er door littekenvorming in de nier een risico op nierschade. Bovendien blijken incontinentieproblemen op volwassen leeftijd vaak gelinkt met incontinentie tijdens de kindertijd.
Checklist: Heeft mijn kind een plasprobleem? Een op tien kinderen kampt met een plasprobleem. Hoe herken je dat? • Je kind moet zich vaak haasten naar het toilet en is vaak te laat. • Je kind heeft overdag natte plekjes in de broek. • Je kind plast meer dan 8 keer per dag of minder dan 3 keer. • Je kind moet persen om te plassen. • Je kind heeft een onderbroken plasstraal. • Je kind druppelt lang na. • Je kind moet direct na het plassen al terug. • Je kind houdt de plas op. • Je kind moet vaak ’s nachts plassen of plast in bed. Herken je een van deze kenmerken? Raadpleeg een dokter. Er zijn verschillende soorten plasproblemen: urineverlies, bedplassen, urineweginfecties… Alleen de dokter kan een juiste diagnose stellen. Zes glazen water per dag en de juiste plashouding voorkomen al heel wat leed. Bron: www.klasse.be/ouders/11696/plassen-als-je-moet-ga-je/ |
1. Drangincontinentie
Kinderen met drangincontinentie wiebelen om hun plas op te houden. De meeste van deze kinderen hebben een aandrangprobleem. Door krampen van de blaas hebben ze vaak plotselinge drang om te plassen. Ze gaan veel naar het toilet en plassen dan kleine beetjes. Een uur of zelfs eerder nadat ze geplast hebben, kunnen ze alweer zenuwachtig zitten wiebelen, omdat ze zo nodig moeten. Het is een kwestie van afknijpen tot er een toilet is gevonden. Omdat het ophouden van de plas met de sluitspier niet altijd lukt, gebruiken de kinderen deze of andere speciale ‘ophoudmanieren'. Het plassen zelf gaat op de gewone manier: door de sluitspier te ontspannen en in één keer de blaas leeg te plassen. Soms blijft er nog wel wat urine achter, omdat de kringspier alweer sluit voordat de blaas leeg is. Sommige kinderen hebben urineweginfecties of hebben ze gehad. Bij deze kinderen zit het probleem uitsluitend in de onbeheersbare aandrang, niet in de manier van plassen.
2. Verkeerd plassen en/of slecht voelen
Kinderen kunnen ook een verkeerde manier van plassen ontwikkelen. Zij houden de sluitspier en bekkenbodemspieren constant gespannen: niet alleen als ze aandrang hebben, maar ook tussendoor. De blaas trekt wel samen, maar daar letten ze niet op. Ze hebben geleerd de signalen van de blaas te negeren. Ze houden hun sluitspier gewoon de hele tijd strak om ongelukjes te voorkomen. Je kunt zeggen dat ze voortdurend de noodrem gebruiken. Daardoor lukt het niet meer om de sluitspier tijdens het plassen te ontspannen. Veel kinderen gaan dan buikdruk gebruiken en proberen de blaas met de buikspieren leeg te duwen. Meestal komt de plas dan in stukjes en beetjes. Hun blaasinhoud is dikwijls groter dan normaal en de blaasspier is minder krachtig.
Deze kinderen herkennen plasaandrang vaak niet meer en gaan te weinig plassen.
Er is een grote kans op urineweginfecties, omdat er vrijwel altijd urine achterblijft in de blaas. Als deze verkeerde wijze van plassen lang blijft bestaan, kan zich een 'luie blaas' ontwikkelen. Het kind herkent de drang om te plassen dan nog maar zelden en perst met de buik om de blaas te legen.
Omdat het constant ophouden eigenlijk te veel is gevraagd van de sluitspier, zullen deze kinderen regelmatig een beetje urine verliezen, zowel overdag als 's nachts. Op den duur kan de dikke darm ook last krijgen van dit eindeloze ophouden: het kind kan kleine beetjes ontlasting verliezen, doordat het leegmaken van de darm in de war is geraakt. Door het vol zitten van de darmen voelt het kind de aandrang voor urine nog minder goed.
3. Stressincontinentie
Dit ontstaat door het niet optimaal werken van de sluitspier. Er is in kleine hoeveelheden urineverlies, wat alleen voorkomt als de druk in de buik plotseling toeneemt, zoals bij hoesten, niezen, persen, springen, plotselinge bewegingen en sporten. Deze vorm van incontinentie heeft niets te maken met verhoogde geestelijke stress, maar met een verhoogde druk in de buikholte. Het komt erg weinig voor bij kinderen en dan meestal in combinatie met drangincontinentie.
4. Incontinentie door uitstellen
Er zijn kinderen die af en toe nat zijn, terwijl lichamelijk alles normaal werkt. Ze kunnen goed plassen, voelen aandrang, maar toch plassen ze soms in hun broek. We noemen dit incontinentie door uitstellen. Het kind reageert niet op signalen van de blaas, gaat weinig uit zichzelf naar het toilet, gunt zichzelf geen tijd om naar het toilet te gaan en doet meestal een hele plas ineens in de broek. Sommige kinderen zijn gewoon zindelijk geweest en krijgen deze klachten pas later, andere kinderen zijn nog nooit een aantal weken achter elkaar droog geweest. Ongeveer de helft van deze kinderen heeft ook andere zindelijkheidsproblemen, zoals bedplassen en broekpoepen.
Eén van de opvallende bijkomende verschijnselen bij veel van deze kinderen is het drukke gedrag (hyperactiviteit). Zij zijn snel afgeleid en kunnen zich moeilijk concentreren. Op school hebben ze bijvoorbeeld moeite met het afmaken van opdrachtjes en thuis zijn ze met veel dingen tegelijk bezig. Ze hebben moeite met stilzitten en springen van de hak op de tak. Kenmerkend zijn bovendien hun impulsiviteit en spontaniteit.
Wat kan er aan gedaan worden?
Er zijn verschillende manieren om deze plasproblemen op te lossen.
Als uw kind last heeft van blaasontstekingen, is het belangrijk dat deze behandeld worden. De arts zal dan ook vaak eerst medicijnen (antibiotica) voorschrijven. Nieuwe infecties kunnen met een lage dosis antibiotica, die uw kind langere tijd achter elkaar gebruikt (onderhoudsdosering), worden voorkomen.
Daarnaast is behandeling van de blaas zelf mogelijk.
• Uitleg en hereducatie
Via tekeningen wordt aan de kinderen blaas- en sluitspierfunctie uitgelegd om het nut van het regelmatig plassen duidelijk te maken. Kinderen leren bijvoorbeeld zelf de aandrang te herkennen en daarop te reageren of ze leren de sluitspier te ontspannen tijdens het plassen. Sommige kinderen moeten leren minder vaak te plassen en andere kinderen moeten leren ‘op de klok’ te plassen.
• Medicijnen kunnen een kramperige blaas rustiger maken. Meestal zijn medicijnen echter niet voldoende en moet er ook iets aan de oorzaak gedaan worden.
Wat kunt u zelf doen?
• Voor alle kinderen is het belangrijk dat ze goed plassen, zodat de blaas in één keer leeg komt. Sommige kinderen spannen de sluitspieren aan (‘houden de deurtjes dicht') tijdens het plassen, waardoor niet alle plas er uit komt.
Daarom is het belangrijk dat uw kind goed op het toilet zit.
• Laat uw kind rustig en ontspannen op het toilet zitten. Zorg ervoor dat de bovenbenen horizontaal (recht) op de toiletbril rusten en de voeten op de grond of een bankje staan.
• Let er op dat uw kind niet perst tijdens het plassen. De buik moet slap gehouden worden. Dit lukt het beste door zacht en rustig te fluiten, blazen of neuriën of de buik bol te maken.
• Als uw kind de plas te lang ophoudt, is er meer kans dat uw kind nat wordt of de blaas niet meer goed leeg krijgt. Probeer uw kind zes tot zeven keer per dag te laten plassen. Dit lukt alleen als uw kind ook minimaal zeven keer per dag drinkt.
• Zorg dat uw kind de gewoonte aanneemt om twee keer per dag na het eten vijf minuten op het toilet te gaan zitten. Om verstopping te voorkomen is het ook belangrijk dat uw kind regelmatig drinkt. (1,5 liter per dag).
Bronnen
www.umcutrecht.nl/zorg/ouderskind/onderzoek/B/blaasproblemen/
www.nvk.nl/Kwaliteit/Richtlijnenenindicatoren/Richtlijnen/Incontinentiebijkinderen.aspx
www.uza.be/dagincontinentie-bij-schoolgaande-kinderen-aanpakken-met-uitleg-en-hereducatie