Gerelateerde artikels
Meer hartaanvallen bij koud weer
nieuws
Er bestaat een duidelijk verband tussen hartaanvallen en de buitentempertauur: er zijn veel meer hartaanvallen bij koud dan bij warm weer. Dat blijkt uit een grootschalig onderzoek in Zweden dat werd voorgesteld op het jaarcongres van de European Society of Cardiology.
De onderzoekers analyseerden alle hartaanvallen die in een periode van 16 jaar (tussen 1 januari 1998 en 31 december 2013) in bepaalde Zweedse ziekenhuizen waren behandeld. Het ging in totaal om 280.873 hartaanvallen. 99 procent van die hartaanvallen vond plaats op een dag waarvan gedetailleerde meteorologische informatie beschikbaar was.
De onderzoekers keken of er een verband was tussen het aantal hartaanvallen en de meteorologische omstandigheden – luchttemperatuur, aantal zonuren, hoeveelheid neerslag, luchtdruk, enzovoort.
Op dagen met lage temperaturen vonden significant meer hartaanvallen plaats dan op warme dagen. Als de gemiddelde temperatuur op een dag onder het vriespunt lag, vonden er zo’n vier hartaanvallen meer plaats dan wanneer de gemiddelde temperatuur boven de 10 graden Celsius lag. Daarnaast bleek het aantal hartaanvallen ook toe te nemen met hogere windsnelheden, minder zonuren en een hogere luchtvochtigheid.
Dit effect hield stand als rekening werd gehouden met andere risicofactoren, zoals ouderdom, hoge bloeddruk, diabetes enzovoort.
Een mogelijke verklaring voor dit verband is dat ons lichaam op koude reageert door de bloedvaten die net onder het oppervlak van de huid liggen, samen te laten trekken. Hierdoor neemt de bloeddruk toe. Ook kunnen mensen gaan huiveren en kan het hart sneller gaan kloppen, waardoor de stofwisseling sneller gaat en de lichaamstemperatuur stijgt. Dit kan bij mensen met slagaderverkalking een hartaanval uitlokken.
Het is echter mogelijk dat ook andere factoren een rol spelen. Zo vergroten ook luchtweginfecties en griep – twee aandoeningen die bij lage temperaturen meer voorkomen – de kans op een hartaanval. Ook het feit dat mensen ’s winters minder bewegen en anders eten, kan een rol spelen.
Bron