- dossierKan een supplement melatonine helpen bij kinderen met slaapproblemen?
- dossierWat is ADD en wat zijn de symptomen?
- dossierVerrassend: de impact van wandelen in de buitenlucht op onze hersenen
- dossierDe effecten van opgroeien met een narcistische ouder
- dossierWat kan je doen tegen impetigo of krentenbaard?
5 indianenverhalen over epilepsie ontkracht
nieuws
Epilepsie treft 1 persoon op 150 en is daarmee de meest frequent voorkomende neurologische aandoening. Op 14 november organiseert de Vlaamse Liga tegen Epilepsie de 4de Vlaamse Epilepsiedag. Naar aanleiding daarvan wil de Liga tegen Epilepsie komaf maken met hardnekkige ‘indianenverhalen’ over epilepsie.
Steek vooral géén stokje tussen de tanden van iemand die een epilepsieaanval heeft!
Misschien het meest hardnekkige indianenverhaal is de misvatting dat men iets tussen de tanden moet steken van iemand die een epilepsieaanval heeft.
Correct handelen doe je zo:
• Blijf rustig. Een aanval is in principe ongevaarlijk en stopt bijna altijd spontaan na een paar minuten.
• Draai de patiënt op zijn zij en met het hoofd opzij, zodat het speeksel uit de mond kan vloeien en niet in de luchtweg terecht komt.
• Zorg dat de patiënt zich niet kan kwetsen. Zet stoelen, tafels, glazen en scherpe voorwerpen uit de buurt.
• Wring nooit iets tussen de tanden als deze reeds op elkaar geklemd zijn - gebroken tanden en ontwrichte kaken zijn hiervan vaak de gevolgen.
• Bel de huisarts of de 100 of 112 als de aanval langer dan 10 minuten (schokkende bewegingen) duurt, of als de ene aanval over gaat in een andere zonder dat de persoon tot bewustzijn komt.
• Zoek ook medische hulp na een eerste aanval of als de patiënt zich verwond heeft.
• Kijk eventueel na of de patiënt een SOS-hanger draagt met daarin de nodige informatie, of een kaartje of briefje op zak heeft waarin staat wat u bij een aanval moet doen, welke medicatie hij neemt en in welk ziekenhuis hij wordt behandeld.”
Eens epilepsie, altijd epilepsie?
Bij 75% van de kinderen verdwijnt de epilepsie spontaan met de jaren. Dat komt doordat de hersenen van kinderen nog een heel rijpingsproces doormaken. Soms is het geduld uitoefenen tot na de leeftijd van zestien jaar. Essentieel blijft een vroegtijdige detectie van de epilepsie en het opstarten van een adequate behandeling. Soms gaat epilepsie niet over. In dat geval kan behandeling met medicatie vaak een goede controle bieden. Het grootste deel van de mensen met epilepsie kan met de juiste begeleiding een normaal leven leiden
Games, sporten, ... niets voor kinderen met epilepsie!
Bij een sommige kinderen met epilepsie kunnen videogames inderdaad een aanval uitlokken maar, bij de grote meerderheid van de kinderen is dit niet het geval. Een grondige kennis van de gevoeligheid voor bepaalde visuele prikkels kan mogelijke aanvallen vermijden. Zo kunnen kinderen met epilepsie ook volop van het ‘gamen’ genieten. Net zoals voor alle kinderen is het is belangrijk om niet te dicht voor de beeldbuis te zitten.
Sporten is gezond! Kinderen met epilepsie genieten er net zoveel van. Haast alle sporten zijn geschikt voor kinderen met epilepsie. Soms dienen er wel enkele voorzorgsmaatregelen genomen te worden: begeleiding bij sporten als zwemmen en fietsen en het vooraf informeren van sportbegeleiders.
Epilepsie en werk = onverenigbaar?
Het is een feit dat bepaalde beroepen niet, of enkel onder bepaalde voorwaarden, beoefend kunnen worden. Dit betekent echter niet dat epilepsiepatiënten geen bevredigend professioneel leven kunnen uitbouwen. Mits enkele voorzorgsmaatregelen en aanpassingen kunnen epilepsiepatiënten haast alle jobs uitvoeren.
Epilepsie = de vallende ziekte?
Epilepsie wordt in de volksmond vaak ‘vallende ziekte’ genoemd. Deze volkse benaming verwijst inderdaad naar één van de meest herkenbare uitingen van epilepsie: een aanval met stuipen en bewustzijnsverlies, ook tonisch-clonische aanval genoemd. Maar epilepsie is meer dan dit ene symptoom. Absences, en partiële of focale aanvallen zijn andere uitingsvormen.
• Abscences zijn het best te omschrijven als een korte "afwezigheid", waarbij de betrokken persoon gaat staren en het contact met de omgeving verliest, zonder daarbij te vallen. De persoon kan nadien gewoon verdergaan met zijn activiteiten en is er zich meestal niet van bewust dat er een aanval geweest is. Vaak worden deze abscences niet of laat herkend als een uiting van epilepsie. Bij kinderen en jongeren worden ze vaak onterecht onder de noemer concentratiestoornissen gesorteerd.`
• Er zijn ook epilepsievormen waar maar een klein gedeelte van de hersenen verstoord is. In dat geval spreekt men van een partiële of focale aanval. Naargelang de plaats waar de aanval begint, zal de persoon een verschillende ervaring beleven: trekkingen in een arm of been komen vaak voor. Ook abnormale gewaarwordingen zijn soms van de partij. In dat geval ruikt, hoort of ziet men dingen die er niet zijn. Een aanval kan ook gepaard gaan met automatismen zoals kauwen, slikken, ergens aan prutsen. Als de stoornis zich beperkt tot een klein deel van de hersenen, blijft de persoon bij bewustzijn en kan hij of zij de symptomen beschrijven. Wanneer de aanval verder uitbreidt of meteen in een groter deel van de hersenen ontstaat, wordt het bewustzijn in min of meerdere mate gestoord.
Ook al komen stuipen vaak voor, epilepsie is veel meer dan vallen en opstaan.”