Opgepast voor de eikenprocessierups
nieuws
De eikenprocessievlinder is een mooie onschuldige zwarte nachtvlinder van enkele centimeters groot. Helaas zijn de rupsen iets minder onschuldig. Zij bezitten irriterende brandharen, die brandwonden op de huid en schade aan de ogen en luchtwegen veroorzaken. De Eikenprocessierups komt voor in grote delen van Limburg, Antwerpen, Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen.
Afhankelijk van het ontwikkelingsstadium van de eikenprocessierups kan ze meer of minder overlast veroorzaken. Momenteel zitten ze in het vierde larvale stadium. De rupsen uit het vierde larvaal stadium zijn over het gehele lichaam voorzien van talrijke brandharen. Dit is de periode van de grootste hinder, die duurt tot begin juli. Tot eind september veroorzaken lege nesten en overgebleven brandharen nog ongemak. Lege nesten die verstoord worden, kunnen heel het jaar door voor overlast zorgen.
De brandharen hebben een karakteristieke pijlvorm met weerhaakjes. Door hun bijzondere vorm kunnen zij gemakkelijk de oppervlakkige lagen van huid, ogen en bovenste luchtwegen binnendringen. Ook kunnen de haren vanuit de (al of niet oude) spinselnesten met de wind meegevoerd worden of door trilling van verkeer vrijkomen en verspreid worden. Uit de praktijk is duidelijk geworden dat brandharen zich vanuit nesten over grote afstand kunnen verplaatsen (50-100 meter). Dus, ook al zijn er geen eikenbomen in de directe omgeving, dit is geen garantie dat u in uw eigen woonomgeving geen overlast van brandharen kunt ondervinden. Ook kan met brandharen besmette kleding een bron van overdracht van deze haren zijn naar andere mensen. Daarnaast blijven ook de haren van oude dode rupsen of in oude spinselnesten geruime tijd (vijf jaar) actief. Blootstelling aan de brandharen van de rupsen vindt vooral plaats via inademing of via huidcontact en in mindere mate via een direct contact met de rupsen zelf.
Behalve dat de brandharen door hun bijzondere vorm gemakkelijk de oppervlakkige lagen van huid, ogen en bovenste luchtwegen van mensen kunnen binnendringen en hierbij kleine pijnlijke wondjes kunnen veroorzaken, scheiden zij na binnendringen ook een ‘gif’ af in de vorm van een lichaamsvreemd eiwit ‘thaumatopoiene’ dat allergische reacties veroorzaakt. Uit ervaring met patiënten is bekend dat bij hernieuwd contact of bij blootstelling die onderhouden wordt (bijvoorbeeld vanuit de kleding), de reacties veel sterker kunnen zijn. Daarnaast blijkt dat de reacties als gevolg van contact met de brandharen van persoon tot persoon sterk kunnen variëren.