Wat zijn de uitdagingen voor de ouderenzorg vandaag en morgen?
boeken-interviews
Een gesprek met Peter Degadt, gedelegeerd bestuurder van Zorgnet-Icuro.
Sociaal en economisch kapitaal voor onze samenleving
De veroudering of de vergrijzing is een positief verhaal. Nog nooit in de geschiedenis werden de mensen zo oud en bleven ze zo lang in goede conditie. We hebben netto tien goede jaren gewonnen in vergelijking met zo’n vijftig jaar terug, want de gemiddelde levensduur bedraagt nu tien jaar meer. En dat is alleen maar goed nieuws!
De senioren van vandaag zijn actief en vormen een belangrijk sociaal en economisch kapitaal voor de samenleving: ze fietsen en wandelen, maar ze springen ook in voor de zorg of opvang van de kleinkinderen, ze zetten zich in voor het goede doel, hun omgeving en verzorgingswerk en ze consumeren in de horeca en de reis business. Wat dat sociale aspect betreft, namelijk de opvang en het verzorgingswerk, zijn er zo duizenden senioren die zich inzetten voor de samenleving en hun buurt. Daarom gebruiken we in de zorgsector graag het woord ‘sociaal kapitaal’, de gewonnen jaren beschouwen wij als een sociaal kapitaal voor de samenleving.
Multimorbiditeit is het negatieve randje
Door de ongelooflijke vooruitgang in de geneeskunde zijn veel aandoeningen nu behandelbaar, en daardoor ook chronisch. Nu kunnen mensen vaak nog jarenlang leven met een ziekte waaraan ze vroeger overleden.
Of we nu langer leven of niet, statistisch gezien zijn gemiddeld de laatste twee levensjaren de moeilijkste. Dat was vroeger zo en dat is vandaag ook nog het geval.
Een aangepaste samenleving en meer inclusief gaan wonen
De boodschap is: meer integratie en meer inclusief gaan wonen. Dat zijn twee belangrijke streefdoelen. We gaan meer en meer naar een samenleving waar generaties samenwonen en dingen voor elkaar doen, waar ook voor mantelzorgers voldoende mogelijkheden zijn en waar wonen en werken meer op elkaar zijn afgestemd. Bevolkingsgroepen worden meer gemengd in allerlei woonvormen en dat is een heel belangrijke schakel. Zoals ik al zei is het ‘sociaal kapitaal’ - en dan bedoel ik hier niet alleen de senioren met extra levensjaren, maar de totale som van sociale power en goodwill van de alle bevolkingsgroepen – de kern van een gezonde samenleving: elkaar helpen en solidair zijn, maar ook een stuk betrokkenheid hebben. |
De huidige knelpunten bij de ouderenzorg
1. Het eerste is dat er onvoldoende personeelsomkadering is voor zwaar zorgbehoevenden. Hun probleem kan je niet oplossen met hulp van familie, daar is professionele zorg noodzakelijk. En dat knelpunt wordt stilaan ook structureel omdat er demografisch een tekort is, er zijn te weinig mensen die instromen voor dergelijke jobs.
2. Ten tweede is er ook de druk op de mantelzorgers. Ze moeten langer werken (tot 65 of straks 67 jaar) maar tegelijk is het net die groep die heel veel ondersteuning biedt voor de opvang van hun (klein)kinderen en de zorg voor hun ouders. De beleidsmakers moeten er zich meer van bewust zijn als ze maatregelen nemen die de mantelzorgers langer aan het werk houden, dat ze daarmee een bron opdrogen die helpt en goed is voor de samenleving en die behulpzaam is ten opzichte van de medemens.
3. Ten derde, de basispijler van de sociale zekerheid waaruit de artsen, verplegers, thuiszorg, ziekenhuizen … de medische sector tout cour gefinancierd wordt, mag niet opdrogen. Er moeten voldoende middelen voorzien worden zodat we die uitdaging aankunnen.
Een andere uitdaging die daaraan inherent is, is hoe we omgaan met de steeds toenemende medische kennis die toelaat om ons langer in leven te houden. Dat is fantastisch nieuws, maar de boodschap is ook dat dit handenvol geld kost! Er zijn ongelofelijk veel mogelijkheden, maar men begint zich stilaan de vraag te stellen wat de limiet daarvan is. Hoe solidair kunnen en mogen we zijn? En dan bedoel ik, hoe solidair in de zin van dat er zeker voldoende middelen uit de sociale bijdrage en uit de belastingen moeten kunnen gehaald worden om de sociale pot te financieren, maar hoe ver ga je daarin? Het is ook niet de bedoeling dat de sociale pot een sociale put maakt …
De evolutie van de ouderenzorg
We kunnen ons de vraag stellen hoe de ouderenzorg er in de toekomst zal uitzien, over pakweg twintig jaar. We gaan in elk geval naar een boeiende periode waarin vier dingen zeer belangrijk zullen zijn.
1. De evolutie van de medische assistieve (ondersteunende) technologie: dat zijn alle apparaten groot en klein die het mogelijk maken dat mensen langer in een goede conditie actief kunnen zijn. Dat zijn vooreerst de ‘wearables’ die bepaalde parameters in het lichaam meten en die de patiënt ook buitenshuis kan dragen of meenemen waardoor hij niet genoodzaakt is om continu thuis te blijven. Een pacemaker is daar een voorbeeld van. Maar dat zijn ook de evoluties van de domotica, de slimme technologie die dementerenden of minder mobielen helpt. En dan is er nog de communicatietechnologie op afstand die toelaat dat mensen contact kunnen blijven houden, zoals bijvoorbeeld skypen met kinderen die in het buitenland verblijven. Het zijn allemaal dingen die zinvol zijn en helpen om zin te geven aan het leven. Ze laten toe dat mensen actief en interactief blijven.
2. De betere kennis van onze erfelijke samenstelling (ons DNA, gentherapie …) en de ingrepen hier en daar in de genetica waardoor men ziektes niet alleen kan voorspellen maar ook behandelen. Op dat gebied is the sky the limit, het opent heel veel perspectieven! Maar we moeten er ook wel over waken dat het toegankelijk blijft voor iedereen en dat het niet alleen betaalbaar is voor een elitaire groep.
3. Ouderen nemen meer zelf de regie van hun leven en verzorging in handen, dat is ook zeer positief. In plaats van zich slaafs te onderwerpen aan de standaardopties maken ze nu zelf keuzes in de zorg. Vroeger was het gebruikelijk dat men zich plooide naar de regels van de zorgcentra, nu is de verzorging en het totale pakket dat wordt aangeboden meer op maat van de bewoner. Geen eenheidsworst meer, alles gebeurt zoveel mogelijk in samenspraak met de bewoner en er wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met zijn/haar behoeften en wensen. Sommigen hebben behoefte aan kine, anderen willen graag een andere maaltijd of slapen liever iets langer … Sommige standaardisering heeft eigenlijk geen zin en kan ook gemakkelijk voorkomen worden. Als je goed luistert naar de mensen, naar wat ze wensen, dan is er veel mogelijk en kan je er vaak aan tegemoet komen.
4. Commercialisering is ook een tendens: de zorg als product heeft een plaats gekregen in de economie. Dat betekent dat je zorg inkoopt of ze gaat aanbieden, je bent een consument of een gebruiker, het zijn termen die ook in de zorgsector ingang hebben gevonden. Op zich is daar niets tegen, maar je kunt je afvragen of een zorgrelatie wel louter economisch mag zijn. Een persoon die voor zijn medemens wil zorgen, dat is ook een roeping. ‘Voor iemand zorgen’ is absoluut een boeiende uitdaging, en het zal andere vormen aannemen in de toekomst, maar het zal zeker ook verder zo blijven dat we mensen vinden en nodig hebben die ‘dat stukje meer’ willen geven. Dat zijn de waarden die aan de basis liggen van goede zorg en er zullen altijd mensen zijn die daartoe aangetrokken zijn. We zien nu al dat sommige mensen uitgekeken zijn op een bepaalde job in het bedrijfsleven en als gevolg daarvan een zorgfunctie gaan opnemen omdat ze een meerwaarde willen bieden.
Naast financiering en organisatie is objectivering van de keuzes de grootste uitdaging voor de toekomst
Het komt hierop neer: als we in de gezondheidszorg iets doen, dan moeten we kiezen want we kunnen jammer genoeg niet alles voor iedereen doen, en die keuzes worden nu niet geobjectiveerd. Als de geneeskunde met een ingreep, een behandeling, een medicatie… kan bewijzen dat ze x aantal jaren heeft gewonnen, dan heeft ze een sterk argument. Kan dat niet, dan moet ze ook niet veel van de overheid vragen.
Volgens Professor Annemans is dat een zinvolle benadering.
We maken inderdaad altijd keuzes en we moeten ons durven afvragen of we de juiste keuze maken, m.a.w. of die keuzes meer opleveren als we ze vergelijken met andere.
Bijvoorbeeld: stel dat je alle beschikbare middelen uitgeeft aan kankeronderzoek en –bestrijding. Dan moet je je de vraag durven stellen: wat levert dat kankeronderzoek op qua winst in levensjaren in vergelijking met onderzoek naar andere ziektes. Want er zijn natuurlijk ook mensen die aan andere ziektes lijden. Je moet durven een kosten-batenanalyse maken zoals dat ook in het bedrijfsleven gebeurt: welk product levert winst op en welk is minder lucratief bij eenzelfde kost en inspanning.
Als het over ziektes gaat durven we dat nog niet, we willen iedere zieke genezen maar dat is niet realistisch. Het is een mooie uitdaging voor de toekomst: hoe kunnen we goede zorg organiseren maar ook objectiveren!
Ook interessant in die context is het debat over kwaliteit: er is een verschil tussen wat wij bedoelen met kwaliteit en wat iemand die ziek is ervaart als kwaliteit. De kwaliteitservaring van de zieke is uiteraard belangrijk, maar daarnaast bestaat er ook nog zoiets als objectieve kwaliteit. Bijvoorbeeld als een chirurg iets verkeerd doet, dan maakt het niet meer uit of hij vriendelijk is of niet tegen zijn patiënt, hij moet sowieso zijn job goed doen!
Op dat vlak zijn er ondertussen een enorm aantal gegevens gedigitaliseerd en dank zij de verwerking van die gegevens kan je heel veel ‘outcome’ rond kwaliteitsvol medisch handelen meten en vergelijken. We kunnen heel veel ‘care items’ op een wetenschappelijk verantwoorde manier evalueren. Bijvoorbeeld: een bepaalde aanpak is goed wanneer x aantal patiënten daarmee onderzocht zijn en hun gezondheidstoestand als gevolg daarvan goed is. We kunnen nu dus veel meer gegevens met elkaar kruisen.
Het is een debat waarbij we in een gezonde dynamiek met de vrijheid van de arts terechtkomen. Ondanks zijn therapeutische vrijheid moet een arts zijn beroep op een wetenschappelijk verantwoorde manier uitoefenen. Hij moet rekening houden met de conclusies van wetenschappelijk onderzoek en de outcome. Dat is een grote stap vooruit en disruptief ten opzichte van de situatie die we vandaag hebben.
We hebben een beperktere maar slimmere overheid nodig in de zorgsector
De overheid moet geen grotere rol spelen in de zorgsector. Ik vind dat de kern van de zorg door de zorgverstrekkers in dialoog met de patiënten moet gebeuren. Het is een goede zaak dat therapeuten, artsen … in een zekere autonomie ten opzichte van de overheid kunnen werken. Experimenten in het buitenland hebben uitgewezen dat een systeem waarbij de gezondheidszorg niet geprivatiseerd is en volledig door de overheid wordt aangestuurd, niet beter is. De overheid moet wel de contouren en de financieringsregels uitwerken, dat is haar dagelijks werk en trouwens een belangrijke taak. Ze moet niet in de plaats treden van professionelen of organisaties maar bakens uitzetten en controleren of men correct handelt.
Vandaag is er naar mijn mening soms ‘te veel overheid’. Wat we nodig hebben, is een slimmere overheid, een intelligente overheid die met data en gegevens werkt, die de pijnpunten eruithaalt, die dingen met elkaar vergelijkt.
Peter Degadt is sinds 2007 gedelegeerd bestuurder van Zorgnet-Icuro, de grootste werkgeversfederatie en netwerkorganisatie van de algemene ziekenhuizen, voorzieningen geestelijke gezondheidszorg en ouderenzorg in Vlaanderen. Hij is voorzitter van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen en lid van de Strategische Adviesraad Gezondheid, Welzijn en Gezin. www.zorgneticuro.be.