Genetische afwijking veroorzaakt vroeggeboorte
nieuws
Vroeggeboorte bij mannelijke foetussen ontstaat in sommige families door een genetische afwijking. Dat blijkt uit onderzoek aan het Beatrix Kinderziekenhuis van het UMCG in Groningen, gepubliceerd in het New England Journal of Medicine.
Bij mannelijke foetussen met een afwijking op het Maged2-gen ontwikkelen de niertjes niet goed. Hierdoor plassen de ongeboren baby’s al veel als ze in de baarmoeder zitten. De hoeveelheid vruchtwater in de baarmoeder neemt daardoor toe. Moeders met kinderen met deze afwijking krijgen rond de negentiende of twintigste week van hun zwangerschap daardoor een erg dikke buik. De grote hoeveelheid vruchtwater leidt tot vroeggeboorte, waarbij sommige kinderen overlijden.
Door deze ontdekking kan men bij vrouwen met een overmatig dikke buik rond de twintigste week van de zwangerschap een genetische test doen om te zien of het ongeboren kind deze afwijking heeft.
Dan kan men ermee rekening houden dat het kind waarschijnlijk te vroeg geboren wordt. Bovendien hoeft men niet allerlei extra onderzoeken te doen of onnodige medicijnen na de geboorte aan het kind te geven en weet men direct welke zorg het kind nodig heeft. Bovendien blijkt uit het onderzoek dat de klachten bij het opgroeien vanzelf verdwijnen.
Nu deze genetische afwijking eenmaal bekend is, kan verder onderzoek gedaan worden naar goede behandelmethoden om problemen rondom de zwangerschap te voorkomen.