Verhoogde kans op blijvende ontwikkelingsproblemen bij matig te vroeg geborenen
nieuws
Kinderen die 4 tot 8 weken te vroeg worden geboren, hebben meer kans op ontwikkelingsproblemen dan eerder werd gedacht. Dit blijkt uit een studie aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Artsen schenken doorgaans meer aandacht aan kinderen die meer dan acht weken te vroeg zijn geboren, de echte ‘prematuren’. Toch is bij kinderen die tot acht weken te vroeg zijn geboren meer aan de hand dan men altijd heeft gedacht, zo blijkt uit het onderzoek. Daarin vergeleek men de ontwikkeling van matig te vroeg geboren kinderen met die van op tijd geboren kinderen en ernstig vroeggeboren kinderen (minder dan 32 weken zwangerschap). Zo’n 7% van alle kinderen in Nederland wordt te vroeg geboren. De overgrote meerderheid daarvan (70 tot 85%) behoort tot de groep van matig te vroeg geboren (4 tot 8 weken). Het is volgens de onderzoekers een ‘vergeten’ groep die helemaal geen extra ontwikkelings-follow-up krijgt, in tegenstelling tot kinderen die meer dan acht weken te vroeg worden geboren, de ‘echte’ prematuren.
Het onderzoek vond bij 8,3% van de matig te vroeg geboren kinderen ontwikkelingsproblemen, twee keer zoveel als bij op-tijd geboren kinderen. Bij ernstig-vroeggeborenen kwam dit voor bij 14,9% van de kinderen. Op zevenjarige leeftijd scoorden de matig te vroeg geboren kinderen in vergelijking met op-tijd geborenen minder goed qua IQ, ontwikkeling van visueel-ruimtelijke vaardigheden zoals puzzels leggen, aandacht, en selectief kunnen focussen op wat belangrijk is.
Hoe eerder de kinderen worden geboren, hoe groter dus het risico op ontwikkelingsproblemen. Mogelijk komt dat doordat de hersenen van het kind zich in belangrijke mate in het laatste trimester van de zwangerschap ontwikkelen. Een te vroeg geboren kind heeft vaak al meer problemen gehad die samenhangen met de moederkoek, komt na de geboorte in een couveuse, krijgt andere voeding en heel veel prikkels die bij het uitdragen van de zwangerschap niet waren opgetreden. Daardoor ontwikkelen de hersenen zich anders dan kinderen die voldragen zijn.
Een aantal bekende factoren vergroot zowel het risico op vroeggeboorte als ook op ontwikkelingsachterstand na matige vroeggeboorte: roken tijdens de zwangerschap, overgewicht van de moeder, meerlingen.
Het onderzoek pleit voor meer aandacht voor de matig te vroeg geboren kinderen die tot acht weken te vroeg zijn geboren en ze in ieder geval tot hun vierde levensjaar beter te begeleiden. Indirect is het onderzoek een pleidooi voor vrouwen om op tijd kinderen te krijgen. In absolute zin zijn er in Nederland op de leeftijd van 4 jaar minstens twee keer zoveel matig te vroeg geboren kinderen als veel te vroeg geboren kinderen met een ontwikkelingsachterstand.