Meer antistoffen bij zwangerschap na eiceldonatie
nieuws
Een zwangerschap is voor het immuunsysteem een grote uitdaging. De foetus is immers voor de helft lichaamsvreemd. Bij een zwangerschap die ontstaat door eiceldonatie is zelfs al het genetisch materiaal van het kind onbekend voor de moeder. Deze grote genetische verschillen leiden tot meer antistoffen. Bijna zeventig procent van de vrouwen maakt bij een eiceldonatiezwangerschap antistoffen aan. Dat blijkt uit onderzoek van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Of daardoor vaker complicaties optreden, is nog niet duidelijk.
Bij een normale zwangerschap zijn de helft van de genen van het kind afkomstig van de vader en daarmee lichaamsvreemd voor het immuunsysteem van de moeder. Toch wordt de foetus door het lichaam van de moeder niet afgestoten. Dit verschijnsel wordt de immunologische paradox genoemd. In de loop van de jaren zijn hiervoor tal van verklaringen bedacht, maar nog altijd wordt deze paradox niet goed begrepen.
Vroeger werd gedacht dat het immuunsysteem van de moeder inactief was tijdens de zwangerschap, maar dat blijkt niet zo te zijn. Zwangere vrouwen zijn over het algemeen niet vatbaarder voor ziektes dan andere vrouwen. Laboratoriumtesten maakten duidelijk dat het afweersysteem van zwangere vrouwen net zo actief is als dat van niet-zwangere vrouwen.
Een eiceldonatiezwangerschap is immunologisch gezien een extra grote uitdaging. Het kind heeft immers geen genen van de (draag)moeder en is dus totaal lichaamsvreemd. Het lijkt wat dat betreft op een orgaantransplantatie, waarvan bekend is dat er veelvuldig problemen optreden door afstotingsverschijnselen. Of dat bij eiceldonatiezwangerschappen ook kan gebeuren, was tot nu toe onbekend. Feit is wel dat deze zwangerschappen vaker gepaard gaan met complicaties.
Het immuunsysteem kan cellen herkennen aan de Humane Leukocyten Antigenen (HLA), eiwitten die op bijna alle cellen voorkomen in verschillende varianten. Aan het type HLA kan het immuunsysteem zien of een cel lichaamsvreemd is of niet. Bij normale zwangerschappen maakt zo’n 25 procent van de vrouwen antistoffen tegen de HLA-eiwitten van hun kind. Bij eiceldonatiezwangerschappen gebeurt dit veel vaker, namelijk bij bijna 70 procent van de zwangerschappen. Dat heeft waarschijnlijk te maken met de grotere genetische verschillen.
Of het aanmaken van meer antistoffen ook leidt tot meer complicaties bij eiceldonatiezwangerschappen, is niet duidelijk. De genetische verschillen van bepaalde eiwitten van moeder en kind bij de onderzochte geslaagde eiceldonatiezwangerschappen bleken kleiner dan verwacht bij een willekeurige selectie van de eicellen. Dit zou volgens het onderzoek kunnen betekenen dat de genetische verschillen bij de mislukte zwangerschappen juist groter zijn en je dus beter een eicel kunt nemen van een verwant persoon. Het is nog te vroeg om daar met zekerheid conclusies over te kunnen trekken.