Inleiding van de bevalling (inductie)

dossier Een inductie of inleiding van de bevalling is het kunstmatig op gang brengen van de arbeid en de geboorte. In België zou 1 op 3 bevallingen kunstmatig opgewekt worden.

Dit kan om verschillende redenen gebeuren: medische en niet-medische of electieve inductie. Tenzij er dringende medische redenen zijn, wordt afgeraden om een zwangerschap voor 37 weken op gang te brengen.

Medische inductie

De gynaecoloog adviseert meestal een inleiding als hij of zij verwacht dat de situatie voor het kind buiten de baarmoeder gunstiger zal zijn dan daarbinnen. De bevalling wordt dan opgewekt op een tijdstip dat de toestand van het kind nog goed is en men verwacht dat de baby een normale bevalling kan doorstaan. Er zijn tal van medische redenen voor een inductie. Enkele voorbeelden.

• Voortijdig of langdurig gebroken vliezen
Het breken van de vliezen is vaak het eerste teken van het begin van de bevalling. Als de vliezen gebroken zijn en de weeën niet op gang komen (PROM), bestaat er een risico op een infectie van de baby en de baarmoeder. Daarom zal je temperatuur regelmatig gecontroleerd worden om te zien of je geen koorts hebt. Aanbevolen wordt om de bevalling in te leiden 24 uur nadat de vliezen gebroken zijn. Op die manier wordt het risico op infecties beperkt. Als de vliezen voor de 37ste zwangerschapsweek breken (PPROM) en als er geen tekenen van infectie zijn, wacht men soms langer met de inleiding. 

• Groeivertraging van de baby
Als blijkt dat de baby onvoldoende groeit (intra-uteriene groeivertraging), zal het welzijn van de baby extra goed opgevolgd worden, onder meer door cardiotocografie en echografie. Er is geen medische noodzaak om in geval van een goede foetale conditie, vóór de verwachte bevallingsdatum in te leiden.
Als er twijfel bestaat over het welzijn van de baby (bv. te weinig vruchtwater, terugvallen van de hartslag), kan worden beslist om de bevalling in te leiden.

Lees ook: Groeibeperking van de baby tijdens de zwangerschap (IUGR)

• Vermoeden van een te grote baby (macrosomie)

Het vermoeden van een grote baby (meer dan 4 kg) is meestal geen reden om de bevalling in te leiden (voor 42 weken). Enerzijds is het heel moeilijk om een betrouwbare gewichtsbepaling uit te voeren en anderzijds zorgt het niet voor betere resultaten. Er worden namelijk veel meer keizersneden vastgesteld bij inducties om deze reden. Bij een vrouw die aan diabetes lijdt, zal de bevalling bij een vermoeden van een te zware baby meestal wel ingeleid worden.



• De placenta begint slechter te functioneren

De baby krijgt voeding en zuurstof via de placenta (moederkoek). Onder andere bij een te hoge bloeddruk of bij suikerziekte tijdens de zwangerschap kan de moederkoek minder goed gaan functioneren. Als blijkt dat het voor de baby beter is om geboren te worden, wordt de bevalling ingeleid.



• Overtijd zijn (Postterme zwangerschap)


Zowat 5 à 10% van de zwangerschappen gaan overtijd: dat betekent dat de zwangerschap langer duurt dan 42 weken (twee weken na de uitgerekende datum). Er bestaat dan een verhoogd risico voor moeder en kind op complicaties.
Daarom wordt als richtlijn genomen om vrouwen vanaf 41 weken zwangerschap de mogelijkheid te geven de zwangerschap in te leiden, zeker als de conditie van de foetus achteruitgaat.

Lees ook: Risico’s van een te lange (overdragen) zwangerschap (serotoniteit)

Hoogrisicozwangerschap / zwangerschapscomplicaties
Bij een vrouw die voor de zwangerschap een bepaalde aandoening heeft, of wanneer tijdens de zwangerschap bepaalde complicaties optreden, kan een inductie nodig zijn. Ook bij een tweeling zal dat vaak het geval zijn (bij meerlingen zal in de regel een keizersnede gebeuren).

Bestaande aandoeningen van de moeder die aanleiding kunnen geven tot een inductie zijn bijvoorbeeld:

• diabetes (vooral als die slecht onder controle is),
• hartafwijkingen,
• immuunziekten (o.a. SLE),
• ernstige hypertensie,
• bloedstollingsstoornissen,
• maag/darmziekten

• gynaecologische kankers (zoals borst-, baarmoederhals- en eierstokkanker).



Complicaties die tijdens de zwangerschap kunnen optreden en die aanleiding kunnen zijn voor een inductie, zijn bijvoorbeeld:

• Zwangerschapsvergiftiging (pre-eclampsie),
• Zwangerschapsdiabetes,

• Groeivertraging van de baby (intra-uteriene groeiretardatie),

• Ernstig rhesus-antagonisme (een rhesuspositieve moeder produceert antilichamen tegen het rhesuspositieve kind),

• Een slecht functionerende moederkoek,

• Overlijden van de foetus in de baarmoeder.

Niet-medische inductie

De bevalling kan ingeleid worden om niet-medische redenen. Bijvoorbeeld om organisatorische of logistieke redenen, of om het comfort van de arts of de moeder te verbeteren.

Dit soort inducties mag slechts in uitzonderlijke gevallen aangeboden worden en, volgens de ‘Richtlijn voor goede klinische praktijk bij laag risico bevallingen’ van het KCE, niet voor de 41ste week van de zwangerschap. Ook moet gekeken worden naar de rijpheid van uw baarmoederhals en of het uw eerste bevalling is of niet.

Wanneer kan de bevalling ingeleid worden?

• Niet voor 37 weken
Volgens de ‘Richtlijn voor goede klinische praktijk bij laag risico bevallingen’ van het KCE mag een bevalling pas ingeleid worden vanaf een zwangerschapsduur van 37 weken, tenzij er dringende medische redenen zijn.
Voor niet-medische inleidingen is een minimumduur van 41 weken vereist.



• Rijpheid baarmoederhals

Een inleiding kan pas plaatsvinden als de baarmoedermond al een beetje open en verweekt is. Bij een onrijpe baarmoederhals is de kans dat uiteindelijk een keizersnede moet gebeuren, groter.
Wanneer de baarmoedermond onrijp is en er toch een dringende reden is om de bevalling op gang te brengen, kan besloten worden de baarmoedermond ‘rijp’ te maken. 

Hoe gebeurt een inleiding?

  • Strippen
Om de bevalling ‘natuurlijk’ op te wekken, kan de gynaecoloog de vruchtvliezen losmaken. Dat doet hij door een vinger in de baarmoederhals in te brengen en door een ronddraaiende beweging de vliezen van de vruchtzak van de baarmoeder te scheiden. Dit kan wel enkel als de baarmoedermond al een beetje open staat en er dus al een klein beetje ontsluiting is. Het strippen breekt de vliezen niet, maar stimuleert de aanmaak van prostaglandine. Meestal komt ongeveer 48 uur later de bevalling op gang.

  • Pre-inductie of primen

Als de baarmoederhals nog niet genoeg open of week is, wordt een hormonenpil of -gel ingebracht, eventueel via een sonde. Na het gebruik van de prostaglandines controleert men de conditie van het kind met behulp van een cardiotocogram (CTG). Hierbij worden de hartslag en de bewegingen van de baby opgevolgd.


Het kan ook zijn dat een ballonkatheter wordt ingebracht in de baarmoedermond en daar wordt opgeblazen. Hier komt geen medicatie aan te pas, de extra druk op de baarmoederhals zorgt ervoor dat het lichaam zelf hormonen aanmaakt om de weeën op te wekken. Eens de baarmoederhals klaar is voor de eigenlijke inductie, zal de ballonkatheter er vanzelf uitvallen of verwijderd worden. Doet de ballonkatheder z’n werk niet (voldoende), dan spuit de arts een gel in de wel medicatie bevat om de baarmoederhals te helpen rijpen.

Bij een zeer onrijpe baarmoederhals kan de arts een staafje Mysodelle laten plaatsen door de vroedvrouw. Dit staafje geeft voortdurend een dosis medicatie vrij die voor verdere uitrijping van de baarmoeder zorgt. Opvolging van de foetale harttonen en de weeënactiviteit zijn vereist.

  • Breken van de vliezen
Als er voldoende ontsluiting is, worden via de vagina de vliezen gebroken. Normaal komen dan ook de weeën op gang. Is dat niet het geval, dan krijg je een infuus dat als weeënopwekker fungeert. Meestal vindt de bevalling ’s anderendaags plaats.

Hoe verloopt de bevalling?

Na het starten van de inleiding is het verloop in principe hetzelfde als bij een ‘normale’ bevalling. De meeste inleidingen verlopen zonder complicaties en de risico's van een ingeleide bevalling zijn meestal niet groter dan die van een normale bevalling. Tijdens de hele procedure wordt de conditie van het kind opgevolgd met een cardiotocogram (CTG). Ook kan een dun slangetje (drukkatheter) in de baarmoeder ingebracht worden om de sterkte van de weeën te meten. Bij een inleiding van de arbeid, en zeker wanneer de baarmoederhals nog erg onrijp is, kan de bevalling iets langer duren en voel je meestal meer weeënpijn. Daarom kiezen vrouwen bij een inleiding vaker voor een epidurale verdoving. Daarnaast is er meer kans op een instrumentale verlossing (met een zuignap of verlostang) en iets meer kans op een keizersnede (zeker bij meerlingen).

Een ingeleide bevalling vindt altijd plaats in het ziekenhuis, thuis bevallen is dus niet mogelijk.

Bronnen:
https://kce.fgov.be
www.uzleuven.be
www.vrouwenkliniek.be
www.vvog.bewww.nvog.nl
www.watverwachtu.nl


Laatst bijgewerkt: augustus 2022

Artikels over gezondheid in je mailbox? Schrijf je in op onze nieuwsbrief en ontvang een gratis e-book met gezonde ontbijtrecepten.

eenvoudig terug uit te schrijven
Wij verwerken jouw persoonsgegevens conform het Privacy-beleid van Roularta Media Group NV.
volgopfacebook

volgopinstagram