Aangepast sanitair op school: voor elke bil een bril
nieuws
Voldoende aantal toiletten
• Het aantal toiletten moet aangepast worden aan het aantal kinderen op school, waarbij elk kind in de ‘effectieve’ speeltijd de tijd moet hebben om rustig, zittend naar het toilet te gaan.
• Minimaal aantal toiletten volgens de wettelijke bepalingen van het ARAB:
- één toilet per 15 meisjes,
- voor jongens hetzelfde als bij de meisjes, ofwel één urinoir per 15 jongens en één wc per 25 jongens,
• Optimaal zou er één toilet per 10 leerlingen moeten zijn. Een school met 200 leerlingen zou dan 20 toiletten moeten hebben om iedereen te laten plassen tijdens de speeltijd. Zo krijgt elk kind elke speeltijd één minuut plastijd. Met minder toiletten zullen kinderen minder vaak plassen, minder drinken en hun plas ophouden. Gespreide speeltijden kunnen de capaciteit verhogen van de bestaande infrastructuur.
• Zorg, waar mogelijk, ook voor zittoiletten voor de jongens. Dat is hygiënischer dan urinoirs.
Gescheiden toiletten
De school moet voorzien in gescheiden toiletten voor jongens en meisjes, kleuters en lagere schoolkinderen, en voor kinderen met een handicap.
Ook het personeel moet over een apart toilet met de nodige voorzieningen beschikken.
Hygiënische toiletten
• De toiletten bestaan uit waterclosets en urinoirs die aan de welvoeglijkheidsnormen voldoen en tegen regen en tocht beschermd zijn.
• De toiletten worden goed verlucht, behoorlijk verwarmd, voldoende verlicht en steeds zindelijk gehouden.
Aanbevelingen sanitaire voorzieningen op school
1 Algemene richtlijnen De sanitaire lokalen moeten tegen het gure weer beschut zijn en van een minimale verwarming voorzien worden. De lokalen dienen zo ontworpen te worden dat ze voldoende kunnen verlucht worden. De toiletten binnen de gebouwen mogen niet rechtstreeks met de refter in verbinding staan. Er moet dus altijd een sas gelegen zijn tussen de toiletruimten en de eetzaal. De toiletruimten voor jongens en meisjes dienen, met uitzondering van deze voor de kleuterklassen, gescheiden te zijn. Het is aangewezen dat: • er bij de sanitaire installatie een onderhoudsberging, een uitgietbak en warm water wordt voorzien; • hoe jonger de leerlingen, hoe dichter de sanitaire installatie bij hun verblijf te vinden is (klassen, speelklassen, open- of overdekte speelplaats); • er per afzonderlijke vleugel van het gebouw en in gebouwen met verschillende verdiepingen een extra kleine sanitaire installatie per vleugel van het gebouw of per verdieping voorzien is; • in elk sanitair blok minstens één aangepast toegankelijk toilet is (unisex); • de nodige drinkwaterfonteintjes voorzien worden. |
2 Kleuteronderwijs Het is aangewezen dat voor de kleuters de sanitaire ruimten minimaal omvatten: één kraan per twintig kleuters, één toilet per vijftien meisjes of vijfentwintig jongens en één urinoir per vijftien jongens, aangepast voor kleuters. De urinoirs mogen eventueel door toiletten vervangen worden. Er wordt best voorzien in één stortbadje op tafelhoogte. Indien er wc-deurtjes worden geplaatst mogen deze niet afsluitbaar zijn langs de binnenzijde en moeten op zulke hoogte zijn dat er toezicht mogelijk is. Een ideale oplossing is dat er, naast een gemeenschappelijk sanitair lokaal bij de speelzaal of de open speelplaats, tussen twee klassen een kleine sanitaire ruimte met toezichtmogelijkheid wordt voorzien. |
3 Lager en secundair onderwijs Het is aangewezen dat de sanitaire installaties voor het lager- en secundair onderwijs minimaal het volgende omvatten: • één toilet per vijftien meisjes of vijfentwintig jongens; • één urinoir per vijftien jongens; • één kraan per 4 toiletten of urinoirs. Een toiletruimte is minstens 0.80 m op 1.20 m met een naar buiten draaiende deur of 0.80 m op 1.50 m met een naar binnen draaiende deur. Deze deuren zijn voorzien van vrij-bezetsloten die, in geval van nood, van de buitenzijde kunnen geopend worden. Voor het buitengewoon onderwijs dient de grootte van de toiletruimtes aangepast te worden aan het type van buitengewoon onderwijs dat in de betrokken instelling wordt georganiseerd. Enkel voor de sanitaire installaties in het lager onderwijs dient er, indien mogelijk, tussen de onderkant van de deur en de vloer een open ruimte te zijn van 15 cm. Boven de deur dient een open ruimte van minimaal 30 cm te zijn. |
4. Personeel Ten behoeve van het personeel dient elke instelling over één gescheiden sanitaire ruimte met minimaal één toilet en één wastafel voor mannen of vrouwen te beschikken. De vermelding “mannen” of “vrouwen” of een aangepast pictogram duidt aan voor wie de sanitaire ruimte is voorbehouden. Voor elke instelling dient er minimaal één toilet per vijftien vrouwen of vijfentwintig mannen en één urinoir per vijftien mannen voorzien te worden. De urinoirs mogen vervangen worden door toiletten. Elke sanitaire ruimte dient minimaal één wastafel te bevatten. Verder dient er één kraan voorzien te worden per vier toiletten of urinoirs. In elk toilet is er een kledinghaak. |
5. Toiletruimte voor personen met een handicap Het is aangewezen dat dit sanitair geïntegreerd wordt bij het sanitair voor het personeel en dat deze ook voor gewone gebruikers toegankelijk is. De ruwbouwafmetingen van een aangepast toilet moeten minstens 1.70m op 2.25m zijn, zodat na de afwerking van de wanden en met inbegrip van de ruimte voor plinten, een ruimte van minstens 1.65m op 2.20m gegarandeerd wordt. Bij die minimale maten moet de deur in de korte zijde aangebracht worden. De deur heeft een vrije doorgangsbreedte van 90 cm en draait naar buiten open. Een horizontale greep aan de binnenzijde van de deur vergemakkelijkt het openen en sluiten. De toestellen staan zo opgesteld dat er met een rolstoel een draaicirkel van 1,50 m gemaakt kan worden. De ruimte onder de aangepaste wastafel mag meegerekend worden. Het toilet inclusief de toiletbril is 50 cm hoog. De afstand van de voorste rand van de toiletpot tot de afgewerkte achterliggende wand bedraagt 70 cm (een hangtoilet vraagt een extra aanpassing), als vrije ruimte vóór de toiletpot moet minstens 120cm gegarandeerd zijn. De vrije ruimte tussen de toiletpot en de wastafel moet minstens 90cm breed zijn. In een aangepast toilet moet een wastafel aangebracht zijn, waaronder een ruimte is van minstens 70cm hoog, minstens 90cm breed en minstens 60cm diep. Als de wastafel in een inwendige hoek is geplaatst, moet de afstand tussen de as van de wastafel en de inwendige hoek minstens 50cm bedragen. Aan minstens één zijde van het toilet moet er een breedte van 90 cm zijn om een zijdelingse beweging te kunnen uitvoeren. Een toilet waar aan beide zijden een bewegingsruimte is, moet minstens 2.20 m op 2.20 m (afgewerkt) groot zijn. |