Hoe kan je weten of je kind een lui oog heeft?
nieuws
Een lui oog komt voor bij 2 tot 4% van de bevolking. Zonder behandeling geeft een lui oog een verminderde gezichtsscherpte die niet kan gecorrigeerd worden met een bril. De medische term voor lui oog is “amblyopie”.
Een lui oog kan al op zeer jonge leeftijd ontstaan en het gaat niet vanzelf over. In de hersenen worden de beelden uit beide ogen verenigd tot één beeld. Dit vermogen ontwikkelt zich in de eerste levensjaren. Als er tijdens deze periode een verschil in sterkte is tussen beide ogen, ontvangen de hersenen twee beelden die niet even scherp zijn. Het afwijkende oog wordt dan uitgeschakeld door de hersenen en kan zich hierdoor niet goed ontwikkelen. Men spreekt dan van een lui oog.
Factoren die een rol kunnen spelen bij het ontstaan van een lui oog zijn ondermeer erfelijke aanleg, strabisme (scheelzien) en oogafwijkingen zoals bij- of verziendheid.
Kinderen klagen zelden over het luie oog als ze goed zien met het andere oog. Daarom wordt bij alle kinderen de stand van de ogen, én de gezichtsscherpte nagekeken tijdens het medisch schoolonderzoek. In het CLB wordt een test afgenomen die speciaal ontwikkeld is om een lui oog beter op te sporen.
Als de CLB-arts een afwijking vaststelt of twijfelt, zal hij doorverwijzen naar een oogarts voor verder onderzoek.
Een lui ook kan worden verholpen als er tijdig met de behandeling wordt begonnen, liefst zo jong mogelijk en zeker voor de leeftijd van acht jaar. Gebeurt dit niet, dan blijft een lui oog zelfs met de best aangepaste bril minder goed zien. Hoe vroeger een lui oog wordt behandeld, hoe groter de kans op succes van de behandeling.
De behandeling van het luie oog omvat de volgende methoden:
• Afplakken of afdekken van het goede oog, om het zien van het luie oog te verbeteren. Afhankelijk van de daling van de gezichtsscherpte en van de leeftijd van het kind, moet de plakker enkele uren per dag tot hele dagen gedragen worden.
• Zo nodig voorschrijven van een bril om het beeld dat het luie oog ontvangt maximaal scherp te krijgen.
• In enkele gevallen is het nodig oogdruppels voor te schrijven.
Bij al deze behandelingen zijn regelmatige controles nodig om de evolutie op te volgen.
Tot de leeftijd van 8 à 10 jaar kan een genezen lui oog opnieuw achteruitgaan, tot dan is waakzaamheid dus geboden. Er wordt dikwijls een vorm van onderhoudstherapie toegepast. Het kind moet dan bijvoorbeeld nog een uur per dag de plakker dragen. In de praktijk is dat vaak het moeilijkste deel van de behandeling. Kinderen zijn al wat groter en zullen meer protesteren tegen die dagelijkse plakker. Voor een goed resultaat is volhouden echter de boodschap.
Lees ook: Lui oog (Amblyopie): 'In de praktijk vaak een gebrekkige behandeling'