Gerelateerde artikels
Spreekproblemeen (afasie) na een beroerte: is herstel mogelijk?
In dit artikel
Spreekproblemeen (afasie) na een beroerte: is herstel mogelijk?
dossier
Tijdens een beroerte of CVA wordt een deel van de hersenen beschadigd. De gevolgen verschillen, afhankelijk van de plaats en de ernst van het letsel. Ongeveer een kwart van alle patiënten met een beroerte krijgt afasie, een taalstoornis waarbij het spreken, begrijpen, lezen en schrijven is verstoord. Als de schade zich in de linkerhersenhelft bevindt, kan afasie optreden.
De taalgebieden bevinden zich bij ongeveer 99 procent van de rechtshandigen en 65 procent van de linkshandigen in de linkerhersenhelft. Bij ongeveer 1 procent van de rechtshandigen en 15 procent van de linkshandigen zitten de taalgebieden in de rechterhersenhelft. Bij 20 procent van de linkshandigen zijn de taalgebieden verspreid over beide hersenhelften. Afasie na een letsel in de rechterhelft is dus zeldzamer maar niet onmogelijk.
Wat zijn de kenmerken van afasie?
Afasie is een taalstoornis, geen geheugenstoornis. De persoon heeft moeilijk toegang tot de taal, maar is deze niet vergeten. Afasie is bij iedereen anders, afhankelijk van de plaats en de ernst van het hersenletsel. Ze kunnen gaan van volledig mutisme tot een waterval van onbegrijpelijke woorden.
Mogelijke verschijnselen zijn:
- Af en toe niet op een woord kunnen komen. Moeite hebben om gedachten te ordenen.
- Niet vloeiend spreken, spreken in telegramstijl in korte zinnen, woorden weglaten, werkwoorden niet vervoegen, lettergrepen van plaats veranderen…Dezelfde problemen doen zich voor bij het schrijven. Het begrijpen kan redelijk goed zijn maar bij langere, complexe zinnen doen zich problemen voor. Ook hardop lezen gaat moeilijk.
- Snel en onbegrijpelijk praten, woorden uitvinden, verkeerde woorden gebruiken (bijv. appel in plaats van peer), voortdurend hetzelfde woord herhalen enzovoort. Ook bij schrijven en hardop lezen doen deze problemen zich voor.
- (Bijna) niets meer kunnen zeggen, buiten een paar woorden of lettergrepen. Ook lezen en schrijven zijn bijna onmogelijk.
Afasie na een beroerte kan gepaard gaan met andere stoornissen die het spreken bemoeilijken:
- dysartrie: dit is een spraakstoornis (geen taalstoornis). De inhoud van wat gezegd wordt is normaal, maar de uitspraak is niet duidelijk is. Bij een dysartrie kunnen ook het slikken en kauwen gestoord zijn.
- apraxie: een stoornis in het uitvoeren van doelgerichte bewegingen, bijvoorbeeld mond- en tongbewegingen.
- Concentratie- en geheugenstoornissen.
- Perseveratie: Met deze term wordt verwezen naar het feit dat veel personen met een hersenletsel soms niet kunnen loskomen van een vorige reactie. Ze blijven bijvoorbeeld een woord herhalen dat ze zojuist gebruikt hebben terwijl ze eigenlijk iets anders bedoelen, bijvoorbeeld “geef mij peper (in plaats van papier), nee niet peper maar peper”.
De afasie heeft gevolgen voor het dagelijkse leven: prikkelbaarheid, angst, afzondering, schaamte, frustratie, weinig zelfrespect, ongewone emotionele reacties, onzekerheid in onvoorziene omstandigheden, verlies van gevoel voor humor enzovoort.
Is herstel van afasie mogelijk?
Bijna altijd is er na het ontstaan van de afasie enig spontaan herstel van de taal. Zelden of nooit is dat herstel volledig. Toch is er met veel oefenen, telkens weer proberen en volhouden vaak nog verbetering te krijgen.
Het resultaat verschilt van persoon tot persoon. Het duurt vaak maanden tot jaren, met perioden waarin de vooruitgang merkbaar is en andere perioden waarin de patiënt lijkt te stagneren. Stimulatie is belangrijk om niet te verliezen wat reeds bereikt is met de revalidatie.
Logopedische revalidatie
Ook al is spontaan herstel niet uitgesloten, het is altijd een goed idee een beroep te doen op een logopedist. Soms kan de zorg meteen na de beroerte worden opgestart, maar soms moet dat even worden uitgesteld, bijvoorbeeld omdat de patiënt nog niet in staat is om een logopedisch revalidatieprogramma te volgen.
Een logopedische revalidatie zal in de eerste plaats de basiscommunicatie over de dagelijkse behoeften trachten te herstellen (honger, koud, moe enz.). Dat geeft de patiënt weer zelfvertrouwen en zelfstandigheid. Nadien varieert de benodigde zorg afhankelijk van de concrete problemen.
De zorg is altijd gepersonaliseerd en afgestemd op de noden en belangstelling van de patiënt (iemand die niet graag leest, hoeft niet per se aan deze vaardigheid te werken).
Zingen kan helpen om weer te leren praten. De logopedist bouwt verder op de vaardigheden die de patiënt nog beheerst. Wanneer deze vooral mondeling problemen ondervindt, kan het bijvoorbeeld helpen om te schrijven.
De logopedist beslist over de frequentie van de sessies. Die kunnen in het ziekenhuis plaatsvinden, in een privépraktijk of zelfs thuis, hoewel dat minder gebruikelijk is. De mutualiteit kan de verzorging terugbetalen na een aanvraag bij de adviserende geneesheer.
Tips bij het communiceren
1. Een afasiepatiënt heeft tijd nodig. Wees geduldig en blijf vriendelijk. Onder druk zal de patiënt zich nog moeilijker uitdrukken.
2. Spreek de persoon met afasie aan als een volwassene. Gebruik eenvoudige maar geen kinderlijke taal. Begin ook niet te roepen of harder te praten.
3. Richt de aandacht van de persoon met afasie vooraleer je begint te praten door hem/haar aan te raken, zijn/haar naam te noemen…
4. Kijk hem/haar hierbij aan, zorg voor voortdurend oogcontact: het zien van mondbewegingen, mimiek, gebaren… stimuleren het begrip. Houd zijn/haar gezichtsuitdrukking goed in de gaten, want personen maken vaak op deze manier duidelijk of zij begrepen hebben wat er gezegd is.
5. Voer het gesprek in een rustige omgeving. Lawaai, drukte of veel mensen die door elkaar praten, brengen onnodige verwarring en verminderen het begrijpen. Voor een persoon met afasie is het eenvoudiger om naar één persoon te luisteren.
6. Spreek rustig en in korte zinnen, benadruk de belangrijkste woorden uit een zin. Plaats de belangrijkste woorden aan het einde van de zin, dan worden deze gemakkelijker onthouden. Als “morgen” het belangrijkste gegeven is in de mededeling, zeg dan niet: “Morgen komt Annie”, maar zeg: “Annie komt morgen”.
Vermijd uitgebreide omschrijvingen, maar breng slechts één idee aan per zin. Zeg niet: “Terwijl jij tv kijkt, lees ik de krant.” Maar zeg: “Jij kijkt tv.” “Ik lees de krant.”
7. Wacht telkens een reactie af, vooraleer verder te praten. Kijk goed naar de reacties en de gelaatsuitdrukking. Geef de persoon met afasie ruim de tijd om de zin te verwerken. Controleer of hij/zij het begrepen heeft.
8. Laat vragen beantwoorden met ja of neen, eventueel met ja-knikken of neen-schudden. Niet: “Vertel eens hoe je je voelt?” Maar wel: “Voel je je goed?” “Voel je je slecht?”
Let op: Sommige personen met afasie verwarren ja en neen. Controleer telkens of zij wel degelijk ja of neen bedoelden.
9. Dwing de persoon met afasie niet om te spreken. Moedig wel zijn pogingen aan. Aanvaard de stiltes die er voor de beroerte misschien niet waren.
10. Verbeter de persoon met afasie niet te veel. Spreek niet in zijn/haar plaats. Geef hem/haar de gelegenheid en de tijd om te praten. Wacht rustig tot hij klaar is. Stel geen vragen aan derden die hij/zij zelf kan beantwoorden. Praat niet over zijn/haar hoofd heen met andere personen.
11. Gebruik gebaren of beeld iets uit om het begrip te stimuleren. Wijs de zaken aan indien mogelijk. Laat ook zaken aanwijzen of uitbeelden (mimiek en gebaren). Gebruik eventueel een communicatieschrift of –bord. Hierin staan prenten van alledaagse voorwerpen. Laat de persoon met afasie zelf ook tekenen of schrijven. Vaak is dit een hulpmiddel om zich beter te uiten.
12. Iemand met afasie kan vaak niet lezen en/of schrijven, dus vraag hem of haar beter niet om iets op te schrijven.
13. Focus op de vooruitgang van de patiënt, niet op de weg die hij of zij nog heeft af te leggen. Feliciteer hem of haar regelmatig.
14. Probeer contacten met familie, vrienden en kennissen in stand te houden. Licht ook hen in omtrent de problematiek.
15. Overleg met de logopedist welke communicatiewijzen voor jouw familielid het meest geschikt zijn.
Bronnen: