Langzame toename hiv-testen door huisartsen
nieuws
Vanaf 1988 nam de aanvraag van hiv-testen vanuit de huisartsenpraktijk geleidelijk toe. Huisartsen nemen ook vaker het initiatief om het risico op hiv en een test te bespreken, zo blijkt uit een publicatie van onderzoekers van het NIVEL, RIVM en Soa Aids Nederland in het wetenschappelijke tijdschrift BMJ Open.
De Wereldgezondheidsorganisatie en de Nederlandse Gezondheidsraad pleiten al sinds 1999 voor actiever testen op hiv en aids, zodat u zo vroeg mogelijk met behandeling kan beginnen en de kans op overdracht verkleint. In Nederland is naar schatting 30 tot 40% van de hiv-positieven niet gediagnosticeerd en krijgt 43% de diagnose te laat, waardoor de infectie minder goed te behandelen is. Volgens de Stichting HIV-monitoring waren er in 2012 in Nederland 16.167 hiv-patiënten in behandeling, van wie 67% homoseksuele mannen, de belangrijkste risicogroep. Van de geregistreerde hiv-patiënten heeft 59% de Nederlandse nationaliteit en is 15% afkomstig uit sub-Sahara Afrika. De laatste jaren komen er ieder jaar zo’n 1100 nieuwe patiënten bij.
Naar schatting twee derde van de soa-consulten vindt plaats in de huisartsenpraktijk. De huisarts kan dus een belangrijke rol spelen bij het opsporen van hiv-infecties. Meestal komen patiënten zelf met de ongerustheid over hiv of verzoeken ze zelf om een hiv-test (tussen de 77 en 93%). Maar de huisarts neemt steeds vaker het initiatief om erover te spreken, bijvoorbeeld als de patiënt vraagt getest te worden op chlamydia. Het aantal consulten, waarbij hiv aan de orde kwam op initiatief van de huisarts nam toe van 11% in 1988 tot 23% in 2009. In 1988 bespraken huisartsen gemiddeld met 7 op de 10.000 patiënten de kans op hiv, dit is inmiddels opgelopen tot 13 op de 10.000. Variërend van 2 op het platteland, tot 31 in praktijken in grote steden.