Wereld toiletdag. Recht op plassen: als je moet, ga je
nieuws
Het zou een regel moeten zijn dat elk kind het recht heeft om te gaan plassen als het daartoe de behoefte voelt. Op veel scholen moeten kinderen op 'bevel' plassen: tijdens de speeltijd. Het is verkeerd om een kind die natuurlijke impuls te verbieden. Als een kind moet plassen, zou elke leraar het meteen moeten laten gaan. Als een kind al durft zijn vinger opsteken om te mogen gaan, zit het al minstens 30 minuten te springen.
Kinderen die hun plas moeten ophouden krijgen vroeg of laat blaasproblemen. De sluitspier willekeurig kunnen aanspannen, is belangrijk om de plas op te houden en droog te blijven. Het is de noodrem die we kunnen gebruiken in afwachting van een toilet. Maar we mogen de sluitspier niet te veel activeren. De ‘supersluitspier’ laat dan niet meer goed los bij het plassen. Vaak hebben meisjes een te sterk geoefende sluitspier, waardoor ze niet meer in staat zijn ze willekeurig los te laten. Dit kan aanleiding geven tot urineweginfecties.
De blaas is pas volledig ontwikkeld als het kind 12 jaar is. In het basisonderwijs heeft 1 op 10 kinderen een te kleine blaas.
Een kind dat voldoende drinkt, moet minstens 5 à 6 maal per dag naar het toilet. Een normale blaas heeft een vulvolume van 200 ml. Een kind met een te kleine blaas (ongeveer 1 kind op 10 jonger dan 12 jaar) moet frequenter naar het toilet, gemiddeld 10 keer omdat hun blaas maar 100 ml kan bevatten. In elke klas zitten dus twee kinderen die sowieso moeten plassen tussen twee lessen in. Een toenemend aantal kinderen heeft last van een plasprobleem. Vooral bij meisjes is er een sterke stijging.