Zindelijkheidstraining: wanneer kan uw peuter op het potje?
nieuws
Baby’s tot 12 maanden plassen reflexmatig wanneer ze een volle blaas hebben. Vanaf 12 maanden neemt de gevoeligheid van de blaas voor het reflexmatig plassen af. Je baby zal bewuster het plassen op gang kunnen brengen of doen ophouden. Tussen 2 en 3 jaar heeft je kind de eerste gewaarwordingen van zindelijkheid. Je kind ontdekt dat een natte luier of een volle broek niet prettig aanvoelt en vindt dit tegelijk ook vervelend.
Als je kind lichamelijk in staat is om de urine op te houden en een voldoende ontwikkelde blaascontrole heeft, is dat al een belangrijke stap. Hierna krijgt je kind interesse voor het toilet of het potje. Het zal praten over “pipi doen” en heeft geleidelijk droge luiers tot twee uur na de vorige plas. Als je dat merkt, kan je je kind op het potje laten gaan. Je kan eventueel de luier weglaten, zodat je kind beter aanvoelt wanneer het moet plassen.
Vanaf de leeftijd van 2 jaar kan je proberen te starten met de zindelijkheidstraining. Sommige kinderen zijn al zindelijk op de leeftijd van 2 jaar, andere pas op de leeftijd van 5 jaar. Overdag worden de meeste kinderen zindelijk tussen hun tweede en vijfde levensjaar. En tot de leeftijd van 7 jaar is bedplassen niet abnormaal. Een op de vier kinderen is nog niet droog op de leeftijd van 2,5 jaar. Een op de tien is nog niet droog op de leeftijd van 3,5 jaar, omdat het daar op dat moment nog niet rijp voor is. En 15% van de 5- à 7-jarigen plast ‘s nachts nog in bed. Er is dus geen reden tot ongerustheid wanneer je 6-jarige zoontje nog in bed plast of je 3-jarige dochter nog niet droog is.
Het is belangrijk om als ouder rekening te houden met dit tempo en je kind niet te forceren als het er nog niet klaar voor is.
Belangrijk is dat je kind er rijp voor is. Er zijn namelijk drie voorwaarden waaraan je kind moet voldoen voordat het zindelijk kan worden. Je kind moet het lichamelijk al kunnen, het moet het begrijpen en het moet het willen:
• Je kind moet kunnen voelen dat het moet plassen. Het moet ook lichamelijk in staat zijn de spieren rondom de blaas en de sluitspieren onder controle te houden. Meestal is dat zo als je kind droge periodes heeft van ten minste twee uur.
• Je kind moet een verband kunnen leggen tussen de wc of het potje en moeten plassen. Ook moet je kind al wat taal begrijpen. Het moet weten wat het betekent wanneer je als ouder zegt: “Doe maar pipi in de wc / het potje”.
• Je kind moet willen meewerken. Aangezien kinderen van 2 à 3 jaar volop hun wil aan het ontdekken zijn, kan dat wel eens een moeilijk punt zijn.
Tussen 3 en 4 jaar kan het zijn dat je kleuter al zindelijk was en plots weer onzindelijk wordt. In sommige gevallen draait dat uit op een machtsstrijd met de ouders. Je kind wil dan zelf bepalen hoe het zijn behoefte doet en wil dat doen in zijn eigen tempo. Het opnieuw onzindelijk worden kan meerdere oorzaken hebben. Het is belangrijk om na te gaan wat de oorzaak ervan kan zijn. Een belangrijke nieuwe stap voor je kleuter is de stap naar school. Dit kan spanningen of angsten met zich meebrengen. Deze spanningen of angsten kunnen een invloed hebben op de zindelijkheid van je kind. Ook de omgeving speelt een rol. Bijvoorbeeld: een ingrijpende gebeurtenis zoals een ziekenhuisbezoek of een bezoek aan de kinderopvang kan het zindelijk worden beïnvloeden. Ook angstwekkende gebeurtenissen zoals een ruzie tussen de ouders of het overlijden van een geliefd persoon kunnen een rol spelen.
Je kind zal ’s nachts meestal vanzelf droog blijven als het al verschillende maanden overdag droog is. Ook moet het blaasvolume groot genoeg zijn om de urine van ’s nachts te kunnen bevatten. Dit gebeurt meestal tussen 2 en 5 jaar. Is je kind gedurende enkele maanden elke nacht droog, dan zal het spontaan opstaan als het eens een nacht te veel urine aanmaakt. Het is zeker niet nodig je kind ’s nachts te wekken en uit bed te halen om te plassen. De nachtluier kan je weglaten wanneer je kind minstens 3 nachten op de 7 een droge luier heeft. Het is heel belangrijk om te weten dat bedplassen bij kinderen onder de 5 jaar heel regelmatig voorkomt en niet abnormaal is tot de leeftijd van 7 jaar.
Wat de stoelgang betreft, wordt een kind zindelijk in deze volgorde: eerst valt de ontlasting ’s nachts weg, dan gebeurt de ontlasting overdag op het potje of op de wc. Vervolgens plast je kind overdag niet meer in zijn broek. En tot slot is je kind ook ’s nachts zindelijk. Heeft je kind nog problemen met de stoelgang na de leeftijd van 3 jaar, vraag dan raad aan je huisarts.
Tips om het zindelijkheidsproces te vergemakkelijken
• Help je kind het verschil tussen nat en droog te leren. Dat kan je doen door je kind natte en droge zaken te laten benoemen.
• Leer je kind woorden aan waarmee het kan aangeven dat het zich nat voelt worden.
• Laat je kind ervaren dat er uitwerpselen bestaan, eerst in het lichaam en daarna erbuiten. Laat je kind bijvoorbeeld zien dat ieder dier andere uitwerpselen heeft. Dat kan je gaan bekijken op een kinderboerderij.
• Lees samen met je kind een boek over de soorten drollen. Dankzij dat boek kan je peuter misschien makkelijker praten over zijn eigen drollen of over de angstgevoelens die hij heeft om naar het toilet te gaan.
• Help je kind drukneigingen te onderscheiden, zowel binnen als buiten hem: wangen blazen, stampen met de voeten, met kracht iemand wegduwen, enz.
• Stimuleer het lichaamsgevoel van je kind door middel van spelletjes, knuffels, stoeien, enz.
• Bij angst voor “vieze” dingen: speel allerlei kliederspelletjes (met modder, vingerverf, enz.).
• Je kan het best niet starten met zindelijkheidstraining in een drukke periode of kort vóór een ingrijpende gebeurtenis, zoals de eerste schooldag, de geboorte van een broertje of zusje of een verhuizing. Zulke gebeurtenissen maken op een kind een zo overweldigende indruk dat het zindelijk worden een grote kans maakt om te mislukken.
• Zet je kind pas op het potje als het een volle blaas heeft. Herhaal dit op geregelde tijdstippen, bijvoorbeeld na iedere maaltijd en voor het slapengaan. Je kan je kind dan meenemen naar het toilet en naast jou op het potje zetten. Je kind zal je dan nabootsen.
• Zorg voor een degelijk potje. In de meeste gevallen is het toilet niet aangepast aan de behoeften van je kind. Het is te hoog en de opening lijkt voor een kind verschrikkelijk groot. Daarom is het belangrijk om een degelijk potje te kiezen. Een goed potje biedt voldoende steun aan de rug en aan de voetjes van je kind, zodat het stabiel kan zitten. Je kan ook helpen door een kindertoiletbril op de wc te plaatsen, in combinatie met een opstapje.
• De ideale plaspositie. De beste positie voor je kind is zittend plassen op een stevig potje, in hurkzit met de beentjes wat open en de voetjes steunend op de grond. In die houding kunnen de bekkenbodemspieren goed ontspannen. Zowel jongens als meisjes kunnen het best op deze manier een plasje leren te doen. Staand plassen voor jongens is niet aan te raden. Zo leert je kind immers de urine naar buiten te persen, terwijl het juist vanuit een ontspannen positie moet plassen.
• Rustig de tijd geven. Het is belangrijk je kind rustig de tijd te geven om te plassen. Uitspraken als “nog snel een plasje doen voordat we vertrekken” kan je beter vermijden. Als je kind zich moet haasten, kan dit leiden tot fout plasgedrag. Je kind wordt dan immers gestimuleerd om te persen, omdat zo de buikspieren de urine uit de blaas duwen, zonder de hulp van de sluitspier of blaasspier. Dit kan stoornissen in de blaaswerking veroorzaken.
Het is wel goed om regelmatig aan je kind te vragen of het moet plassen. Zo leert het bewuster om te gaan met het gevoel van een volle blaas.
Het heeft ook geen zin je kind langer dan 5 minuten op het potje te laten zitten. Het is zeker af te raden het te laten zitten totdat het iets “gepresteerd” heeft. Als je je kind dwingt, zal dat vaak een omgekeerd effect hebben.
• Aanmoedigen kan je nooit te veel. Je kind vindt het leuk om geprezen te worden wanneer iets hem lukt. Zo zal het gestimuleerd worden om dit gedrag te herhalen. Reageer dus telkens positief wanneer je kind iets in het potje gedaan heeft. Je kan je kind belonen met een applausje, “hoera” roepen, extra aandacht geven, knuffelen, …
• Maak je niet boos bij een ongelukje. Ook wanneer het nog niet wil lukken, heeft het geen zin je kind te straffen of te berispen. Zelfs wanneer je kind al op het potje plast, is het normaal dat er toch nog eens een “ongelukje” gebeurt. Als je peuter bijvoorbeeld in zijn spel verdiept is, kan het soms al te laat zijn om het potje nog te halen.
• Is je kind nog niet geïnteresseerd of lukt het helemaal niet, stel dan alles nog een maand uit en stel je kind gerust!
• Blijft je kind de helft van de nachten droog, dan kan je starten met de nachtelijke droogtraining. Je kan de luier weglaten. Is je kind gedurende enkele maanden elke nacht droog, dan zal het spontaan opstaan om te plassen als het eens een nacht te veel urine aanmaakt.
• Veel drinken kan geen kwaad. Je kan je kind de hele dag door normaal laten drinken, ook na 17 uur. Voldoende drinken is heel belangrijk voor je kind. De hoeveelheid drank verminderen heeft geen enkele invloed op het vlotter zindelijk worden. Het lichaam regelt namelijk hormonaal dat de urineproductie ’s nachts lager is. Als je kind ’s avonds eens veel gedronken heeft, zal het wel vanzelf wakker worden en opstaan om te gaan plassen.
Het is wel raadzaam om dranken zoals koffie, thee en koolzuurhoudende dranken te beperken, omdat die de blaas prikkelen.
• Wek je kind ’s nachts niet om te gaan plassen. Het heeft geen enkele zin om je kind ’s nachts wakker te maken om te gaan plassen. Dit leidt alleen maar tot “kunstmatige” droge nachten. In het normale droogwordingsproces wordt je kind zindelijk zonder wakker te worden en zonder op te staan ’s nachts.
Kinderen leren ’s nachts opstaan door zindelijk te zijn, maar leren niet zindelijk worden door ’s nachts op te staan.
Lees ook: Bedplassen (enuresis): oorzaken en behandeling