- nieuwsIs rode zalm gezonder dan roze zalm?
- dossierIs koolzaadolie gezond?
- dossierEAT-Lancet-dieet: gezonder voor mens en milieu?
- boeken/interviewsPodcast: cholesterol en een gezond hart
- dossierDe zin en onzin van omega 3-vetzuren
Ongezonde transvetzuren
dossier In Denemarken mogen voedingswaren maximaal 2% transvetzuren bevatten. Ook in Engeland en de Verenigde Staten bestaan plannen in die richting. Sommige Britse warenhuisketens hebben transvetzuren trouwens volledig verbannen. Nu al verplichten die landen om het gehalte aan transvetzuren in bereide voedingswaren te vermelden op de verpakking. Ook in Europa gaan stemmen op in die richting.
Wat zijn transvetzuren?
Transvetzuren ontstaan door bewerkingprocessen van onverzadigde plantaardige oliën en vetten, namelijk de (gedeeltelijke) harding of hydrogenering van die vetten. Dit wordt toegepast om het smeltpunt van vet te verhogen en de houdbaarheid te vergroten. Wanneer plantaardige oliën gehard worden, dan wordt een deel van de onverzadigde vetten verzadigd, een deel blijft onverzadigd. Deze enkele onverzadigde vetzuren zullen deels worden omgezet in transvetzuren. Hoeveel transvetzuren uiteindelijk worden gevormd, hangt af van de grondstof en de gekozen procescondities.
Dit proces speelt zich in de natuur ook af in de pens van herkauwers. Daarom komen transvetzuren van nature ook voor in melkvet en vlees van herkauwers (vooral schapen en runderen). Afhankelijk van het seizoen varieert het transvetzuurgehalte in de vetfase van boter, melk en kaas tussen 2 en 8%. Zomermelk bevat in het algemeen meer transvetzuren dan wintermelk als gevolg van een verschillend voederregime. In de zomer eten de dieren meer gras dat rijker is aan polyonverzadigde vetzuren.
Het transvetzuurgehalte in rundvet ligt in dezelfde orde van grootte als in melkvet (4%). In kalfsvet worden lagere waarden vastgesteld (0,9 - 1,7%).
Deze dierlijke transvetzuren verschillen qua chemische structuur van de transvetzuren die ontstaan bij het harden van plantaardige olie.
Transvetzuren in onze voeding
De totale hoeveelheid transvetzuren in een Westerse voeding zou variëren van 1 tot 15 g per dag, dit is 5 tot 7 % van de totale vetinname. De gemiddelde transvetzuurinname in België wordt geschat op 3 à 4 g per persoon per dag (2-6 energieproocenten). Bij mensen die veel fast food en industrieel bereide gebakjes, koekjes enz. eten, zou dit gehalte evenwel kunnen oplopen tot 20 g per dag.
Men vindt ze in beperkte mate in vlees van herkauwers en in melkproducten. Ze kunnen ook in moedermelk voorkomen. Melkvet bevat gemiddeld 4% transvetzuren. Uitgaande van een gemiddelde melkvetconsumptie van 34,7g/persoon/dag betekent dit dat zuivelproducten gemiddeld 1,32 g transvetzuren/persoon/dag aanbrengen. Wat vlees betreft worden de hoogste transvetzuurwaarden gevonden in rund- en lamsvlees (6,26% resp. 5,65% van het vet). Hamburgers van rundvlees bevatten eveneens relatief veel transvetzuren (6%). Op basis van consumptiegegevens en het gemiddeld vet- en transvetzuurgehalte van vlees en vleeswaren wordt de gemiddelde dagelijkse transvetzuurinname via vleesproducten in België geschat op 0,37 g per persoon per dag.
Een groot gedeelte van de transvetzuren die we via onze voeding innemen, is afkomstig van plantaardige oliën die gedeeltelijk gehard werden. Zo worden gefrituurde producten (bv. chips) minder snel rans wanneer de olie gehard is. Andere belangrijke leveranciers zijn zoete en zoute koekjes, gebak, en allerlei snacks. Bakkerijproducten die worden verkocht op de Belgische markt hebben een gemiddeld transvetzuurgehalte van 6%, met evenwel ook uitschieters van bijna 20%. Zo zou een plakje (industriële) cake ongeveer 1g transvetzuur per plakje van 30 g bevatten, 1 portie frites (150g) ong. 6g, 1 zakje chips 3,5g.
Vroeger kwamen ze ook veel voor in margarines en harde frituurvetten, maar daar zijn ze nu vrijwel verdwenen. In de sector van kant-en klaarmaaltijden, fast food en industrieel bereide bakkerijproducten worden ze nog steeds gebruikt.
Transvetzuren en gezondheid
Zoals er verschillen zijn in de fysiologische effecten tussen de verschillende verzadigde vetzuren en tussen de verschillende poly onverzadigde vetzuren, zo hebben ook de verschillende transvetzuren niet allemaal dezelfde invloed op ons lichaam en onze gezondheid. Bovendien kan hun effect verschillen in functie van de totale vetinname. In gevallen waar de essentiële vetzuurbehoeften slechts marginaal gedekt zijn, bijvoorbeeld bij een vetarm dieet met een lage verhouding poly onverzadigde t.o.v. verzadigde vetzuren, zijn er duidelijk nadelige effecten van transvetzuren beschreven. Omgekeerd zijn de negatieve gezondheidseffecten minder duidelijk bij iemand die veel onverzadigde vetten en relatief weinig verzadigde vetten eet, maar in de plaats daarvan veel transvetzuren.
Hart- en vaatziekten
Het is aangetoond dat transvetzuren het cholesterolgehalte in het bloed verhogen, en met name het gehalte (slechte) LDL-cholesterol, terwijl de (goede) HDL-cholesterol daalt. Transvetzuren verhogen ook de concentratie van een speciaal, op LDL-cholesterol gelijkend lipoproteine in het bloed, nl. het Lp(a), een onafhankelijke risicofactor voor coronaire aandoeningen. Verder zouden transvetzuren een ongunstige invloed hebben op de structuur en de elasticiteit van de vaatwand. Hierdoor verhogen transvetzuren de kans op hart- en vaatziekten, en mogelijk op diabetes.
Lees ook: Aanbevelingen voor vetten
Kanker
In een aantal publicaties werd gezocht naar een mogelijk verband tussen de inname van transvetzuren en bepaalde vormen van kanker. Een afdoend bewijs voor zo'n verband is tot op heden nog niet geleverd. Van sommige isomeren (geconjugeerde linolzuren), die in kleine hoeveelheden in geharde oliën en in melkprodukten voorkomen, is zelfs aangetoond dat ze anticarcinogene eigenschappen hebben.
Galstenen
Er bestaan aanwijzingen dat transvetzuren het risico op galstenen verhogen. Maar hierover bestaat voorlopig geen consensus.
Allergie
Er bestaat onderzoek dat zou aantonen dat transvetzuren mede verantwoordelijk zouden zijn voor de toename van allergie. Maar deze stelling is omstreden en kan alleszins niet als bewezen worden beschouwd.
Negatieve effecten op ontwikkeling foetus
Recent onderzoek zou ook aantonen dat transvetzuren een negatieve invloed hebben op de groei van de foetus en op de neurologische ontwikkeling van gezonde op tijd geboren kinderen. Hoe meer transvetzuren er in de navelstreng van het kind zaten, des te slechter de neurologische conditie van het kind op 18 maanden. Ook hierover bestaat evenwel geen wetenschappelijke consensus, o.m. omdat niet duidelijk is of de vastgestelde effecten een gevolg zijn van een teveel aan transvetzuren, dan wel van een tekort aan andere vetzuren.
Obesitas
Gewichtstoename vindt plaats indien de energie-inname groter is dan het energieverbruik. Transvetzuren leveren net zoveel energie (KJ) als alle andere vetten.
Praktische adviezen
Omdat er nog heel wat onduidelijkheden bestaan over de schadelijkheid van transvetzuren, bestaan er terzake internationaal gezien geen uniforme richtlijnen. Wel bestaat er internationaal overeenstemming dat het gehalte transvetzuren zo laag mogelijk moet zijn. Volgens de voedingsrichtlijnen van de Hoge Gezondheidsraad in België moet gestreefd worden naar 0%. In Nederland adviseerde de Gezondheidsraad in 2001 als aanvaardbare bovengrens 1 energieprocent transvetzuren van plantaardige en dierlijke oorsprong (ong. 2 g/dag). Ook de Amerikaanse Heart Association beveelt aan om max. 2g transvetzuren per dag te consumeren.
Volledige uitbanning van transvetzuren is onmogelijk, onder meer omdat ze van nature ook aanwezig zijn in sommige dierlijke produkten en bij het raffinageproces van olie. Maar die dierlijke transvetzuren zouden niet hetzelfde effect hebben als de ‘kunstmatige’ plantaardige transvetzuren.
Het voornaamste voedingsadvies met betrekking tot de vetinname blijft dan ook een beperking van de totale vetinname tot maximaal 30 energieprocenten en van verzadigde vetten tot maximaal 10 energieprocenten. Slechts in het kader van deze aanbeveling kan een vermindering van de inname van transvetzuren eveneens zinvol zijn.
Tips:
• Eet zo vetarm mogelijk
• Vervang verzadigde en transvetzuren zoveel mogelijk door mono- en poly-onverzadigde vetzuren (zoals olijf-, soja, maïs-, zonnebloem-, notenolie).
• Kies een (zachte) margarinesoort en bereidsingsvetten die vrij zijn van transvetzuren
• Vervang vet vlees door mager vlees (verwijder alleszins het zichtbare vet) en vis
• Vermijd gefrituurde gerechten en zeker bereide gefrituurde gerechten, en produkten waarvan de verpakking vermeldt (of waarvan je het kan verwachten) dat ze transvetten bevatten, zoals chips, koekjes, industrieel gebak, enz.
Lees ook: 1 tot 2 maal per week vis: de aanbeveling houdt stand.