Pijn en kinesitherapie
dossier
Handelingen van de kinesitherapeut bij een patiënt met pijnklachten
Deze situeren zich op twee niveaus :
• Een directe handeling : door zijn handeling zal de kinesitherapeut een reeks fysiologische en pijnstillende reacties in gang zetten, om de nociceptieve signalen van de zenuwen alsook de pijnbeleving te verminderen.
• Een indirecte handeling: het behandelen van de immobiliteit, slechte gewoontes, spiercontracties, gewrichtsaandoeningen die secondaire pijn met zich meebrengen.
De kinesitherapeut beschikt over een reeks therapeutische middelen om dit uit te voeren:
• Niet-medicamenteuze pijnstillende technieken
• Relaxatietechnieken
• Inspanningstraining
• Het bevorderen van de autonomie van de patiënt
Alvorens een therapeutische behandeling te starten, dient de kinesitherapeut:
• Een diagnose te maken van de fysio-pathologische situatie van de patiënt
• Te bepalen of het een acute of chronische pijnklacht betreft. Beide types vragen een heel verschillende aanpak.
• De verschillende facetten van de pijnklachten evalueren: pijn is nooit een geïsoleerd probleem, maar omvat een sensoriële dimensie (de organische pathologie), alsook een emotionele (de ongerustheid van de patiënt) en cognitieve (de effectieve pijnbeleving van de patiënt)
• De verwachtingen van de patiënt in te schatten
De pijnstillende technieken van de kinesitherapeut
Verschillende massagetechnieken komen in aanmerking voor verscheidene aandoeningen. De effecten van massage zijn uiteenlopend : spierontspanning, versoepeling van de weefsels, het verminderen van littekenletsels…
De fysieke therapieën bestaan erin aan de patiënt fysieke uitwendige stimuli te geven zoals electrische schokken, electromagnetische straling, ultrasone stimuli, warm en koud (cryotherapie) of balnéo-therapie.
Deze technieken hebben volgende werkingen : musculaire relaxatie, een sedatief effect door de partiële gewichtloosheid en de warmte van het water, een plaatselijke vaatvernauwing (werking op de spasticiteit en op de gevolgen van traumatische letsels als oedeem en hematoom), ionisatie, alsook een thermisch werking in de diepte en aan de oppervlakte.
Relaxatietechnieken
De kinesitherapeut kan beroep doen op talrijke relaxatietechnieken : techniek van Jacobson, Schultz en sofrologie, eutonie G Alexander, ...
Deze technieken hebben volgende werking : vermindering van de spierspanning, beheer van de tonus, emotionele stresscontrole, verbetering van de zelfachting en mindere neiging tot depressiviteit.
Vandaag wordt de nadruk gelegd op de actieve relaxatietechnieken : de therapeut leert de patiënt hoe hij op zelfstandige basis aan relaxatie kan doen. Door het aanleren van autonome middelen om pijn en stress te beheersen krijgt de patiënt een gevoel van zelfcontrole.
Opnieuw leren bewegen en zich in te spannen
De perceptie van pijn gaat dikwijls gepaard met een periode van rust of immobiliteit (bv in geval van beenbreuk of verstuiking...). Op lange termijn kan immobiliteit nefaste gevolgen hebben en leiden tot een vicieuze cirkel waarin de fysieke conditie van de patiënt alsmaar verslechtert. De kinesitherapeut zal de patiënt moeten begeleiden doorheen een aangepaste trainingsschema om langzaam aan terug op conditie te komen.
De patiënt zelfstandig leren handelen
De huidige visie op pijnbestrijding bestaat erin om de patiënt zo autonoom en actief mogelijk te laten handelen. Veeleer dan een behandeling toe te dienen aan een passief iemand, zal de kinesitherapeut de patiënt begeleiden en aansporen om zelfstandig zijn probleem aan te pakken aan de hand van weloverwogen therapeutische technieken.
De plaats van kinesitherapie
Kinesitherapie bekleedt een belangrijke plaats in een multidisciplinaire aanpak van pijn (arts, psycholoog, verpleegkundige...). In tegenstelling tot sommige misvattingen is kinesitherapie nooit een marteling. Haar doel is steeds om, rechtstreeks of onrechtstreeks, een pijn te verlichten. Gedurende een behandeling of tijdens een sessie brengt de kinesitherapeut veel tijd samen met zijn patiënt. Hij kan zo gemakkelijk naar de patiënt luisteren, zijn aanpak individualiseren en beter aan de verwachtingen van de patiënt beantwoorden.