Rabiës of hondsdolheid

dossier

Hondsdolheid of rabiës is een ernstige ontsteking van de hersenen door het rabiësvirus.  Het is een dodelijke ziekte die wordt opgelopen door een beet maar ook door krabben, likken of contact met een wonde van een hondsdol dier. Er bestaat geen behandeling.

Lees ook: Is een lik van een hond gevaarlijk?

Zodra er symptomen zijn, is rabiës bij mensen en dieren altijd dodelijk. Binnen de 48 uur na infectie, dus voor het verschijnen van de eerste ziektetekens, moet een behandeling worden ingezet. De incubatietijd is afhankelijk van de aard en de plaats van de beet, de diersoort die de beet heeft toegebracht en de hoeveelheid virus, maar bedraagt gemiddeld 20-60 dagen (met een spreiding van 5 dagen tot een jaar of langer).

Waar komt hondsdolheid voor?

Getty_vaccin_hond_2024.jpg

© Getty Images

België is sinds 2001 vrij van rabiës. Rabiës komt niet meer voor bij honden, en ook niet meer bij vossen, maar kan nog altijd bij vleermuizen voorkomen. Sinds 1966 werden in België bij de mens enkel uit het buitenland geïmporteerde gevallen genoteerd. 

In Europa komt rabiës vooral voor bij wilde dieren als de vos en de vleermuis, maar in Afrika, Azië en Zuid-Amerika is de ziekte wijder verspreid en zijn ook veel honden besmet. In Europa zijn menselijke slachtoffers vrij zeldzaam. De laatste jaren zijn mensen gestorven als gevolg van een rabiësbesmetting overgebracht door vleermuizen (Groot-Brittannië, 2002) of opgelopen in het buitenland of na transplantatie van organen afkomstig van een geïnfecteerde donor (Duitsland 2005).

Symptomen

Met rabiës besmette dieren zijn niet altijd te herkennen, sommige dieren dragen het virus bij zich zonder er zichtbaar last van te hebben. Verdacht is het als een dier agressief en onrustig is, of als een dier dat normaal in het wild leeft zoals een vos abnormaal tam is.

Er is na de besmetting een incubatietijd waarvan de lengte vooral afhangt van de plaats waar men gebeten wordt: hoe verder van de hersenen, hoe langer de incubatietijd. Beten in het gezicht hebben de kortste incubatietijd. In deze tijd reist het virus via de zenuwbanen omhoog naar het centraal zenuwstelsel.

De symptomen kunnen nogal wisselen, meestal begint het met aspecifieke symptomen: lichte koorts, algehele malaise, hoofdpijn en verminderde eetlust, zere keel en misselijkheid komen veel voor, gevolgd door prikkelbaarheid, verhoogde spierspanning en overgevoeligheid voor fel licht en harde geluiden.

De belangrijkste diagnostische symptomen zijn echter abnormale gevoelens in het gebeten lichaamsdeel. Een gevoel van pijn, koude, jeuk of tintelen treedt bij 80% van de patiënten op. Langzaam treedt er een verhoogde prikkelbaarheid op, soms met spierkrampen. Het zien van water en pogen te drinken kan krampen uitlokken van de slikspieren en de ademhalingsspieren die zo onaangenaam zijn dat de patiënt angst krijgt voor water (een oude Engelse naam voor rabiës is hydrophobia, watervrees). Soms overlijdt de patiënt al tijdens zo'n krampaanval. Menselijke slachtoffers zijn in theorie besmettelijk (als ze anderen zouden bijten) maar besmetting van artsen of verplegend personeel komt eigenlijk in de praktijk niet voor.
Hierna ontstaan verlammingsverschijnselen en uiteindelijk coma en overlijden. Er zijn wereldwijd maar enkele mensen beschreven die rabiës hebben overleefd.

Lees ook: Wat doe je als je (huis)dier weggelopen is of als je zelf een verloren dier vindt?

Besmetting

In Europa vormen vossen het voornaamste reservoir van rabiës. Besmette vossen kunnen door beten, krabben of likken het virus overbrengen op andere zoogdieren (inclusief de mens). De laatste decennia heeft België verschillende golven van besmettingen gekend. Maar door intensieve vaccinatiecampagnes bij vossen kwam rabies sinds 1999 in België niet meer voor. In 2001 werd België officieel vrij van rabiës verklaard en in 2003 werd de laatste vaccinatiecampagne uitgevoerd.

In veel Europese landen zijn gevallen van rabiës bij vleermuizen vastgesteld, maar in België bleken alle 77 analyses die tussen 1989 en 2003 werden uitgevoerd, negatief. De rabiësvirussen waarmee vleermuizen besmet kunnen zijn, zijn van een ander genotype dan het klassieke rabiësvirus, maar kunnen ook worden overgedragen op de mens.

Besmetting voorkomen

Rabiës kan bij dieren aanleiding geven tot een “furieuze” vorm, waarbij de razernij op de voorgrond staat (hondsdolheid), maar kan ook aanleiding geven tot een “paralytische” vorm, waarbij het aangetaste dier er slap en verlamd uitziet. Het strelen van makke dieren in het wild (o.a. apen in tempels, vossen) is daarom absoluut af te raden. 

In de ontwikkelingslanden wordt de ziekte bij de mens meestal door (zwerf)honden overgebracht, maar ook door katten, apen en vleermuizen. Overdracht via vele andere warmbloedige diersoorten is ook mogelijk. Men moet dus vermijden om (tamme) wilde dieren, straatdieren en zelfs andere niet vertrouwde huisdieren te strelen. Ook dode dieren mag men niet aanraken. Kinderen moeten  extra in het oog worden gehouden.

Preventieve vaccinatie

Preventieve vaccinatie is mogelijk. Deze wordt niet aangeraden van gewone reizigers gezien het kleine risico. Volgende personen moeten wel overwegen om zich op voorhand te laten vaccineren:

  • De klassieke risicogroepen, zoals dierenartsen, jagers, boswachters, veehandelaars, verzorgers van proefdieren, landbouwdeskundigen enz
  • Ook archeologen, speleologen en reizigers die een fietstocht ondernemen vormen een risicogroep die best steeds gevaccineerd wordt.
  • Personen die langere tijd in afgelegen landelijke ontwikkelingsgebieden zullen rondreizen of gaan wonen, en niet binnen de 24 uur over een (op celcultuur bereid) vaccin en binnen de 48 uur (of uiterlijk tot 7 dagen) over humane of moderne gezuiverde paarden-antirabiës immunoglobulinen kunnen beschikken.
  • Ouders van kinderen die gaan wonen in een risicogebied, dienen – in functie van de lokale omstandigheden – ernstig te overwegen om hun kinderen preventief te laten vaccineren. Huisdieren daar moeten ten allen tijde gevaccineerd zijn.

Indien men een correcte preventieve vaccinatie heeft gekregen, met de laatste rappelinenting niet langer dan 5 jaar geleden, blijft op het ogenblik van een verdachte dierenbeet een beperkt “postblootstelling” vaccinatieschema met 2 injecties wel noodzakelijk, namelijk 1 injectie op dag 0 en één op dag 3, zonder RIG!

Het preventieve vaccinatieschema bestaat uit 3 inentingen van 1 ml, op één maand tijd (op dag 0, 7, 21 of 28). Het vaccin wordt in de bovenarmspier gegeven. De eerste herhalingsinenting wordt gegeven na 1 jaar en vervolgens om de 5 jaar (of in sommige gevallen in functie van de antistofhoeveelheid, in het labo te testen).

Een controle van de antistoffenaanmaak kan worden uitgevoerd door de rabiësafdeling van het  gezondheidsinstituut Sciensano (vanaf 10 dagen na de 3de injectie, best na 4-6 weken). Deze controle is in elk geval nodig bij personen met verminderde afweer of onder behandeling met immuundeprimerende medicatie.

Lees ook: Welke dieren moeten gevaccineerd worden tegen hondsdolheid?

Wat doen na contact met een mogelijk besmet dier?

De incubatietijd bij mensen varieert van 2 tot 8 weken , maar soms ook 1 jaar of zelfs meerdere jaren. Gedurende de incubatieperiode is er geen mogelijkheid om de infectie vast te stellen. Dit kan enkel als het reeds te laat is (klinische fase of post mortem).

  • In geval van een beet door een mogelijk besmet dier is het van het grootste belang om de wonde (hoe klein of hoe oppervlakkig ook) grondig met water en zeep uit te wassen (omdat het virus zeer gevoelig is voor detergenten), goed te spoelen, en vervolgens grondig te ontsmetten (met Iodium/Isobetadine of met ethanol 60-80 %).
  • Men dient zo snel mogelijk een arts te raadplegen om vaccinatie te overwegen.

Het probleem in ontwikkelingslanden is dat men meestal enkel over minderwaardige vaccins bereid op dierlijke hersenen beschikt, en dat de juiste immunoglobulinen er niet voorradig zijn.
In geval van een verdachte beet kan men ook beslissen om onmiddellijk huiswaarts te keren, of kan men via de reisverzekering of door bemiddeling van de ambassade een vaccin en immunoglobulinen proberen te bekomen.

Vaccinatie na blootstelling

Vaccinatie na blootstelling wordt aangeraden:

  • bij beten en krabletsels;
  • in sommige omstandigheden na contact met beschadigde huid (bestaande huidletsels) of contact via de slijmvliezen: bv. likken, manipulaties en dissectie, in het oog terechtgekomen speeksel, het verzorgen van een persoon besmet met rabiës;
  • aerosol: uitzonderlijke vorm van besmetting die vooral voorkomt in een erg besmette omgeving (laboratoria, grotten waarin besmette vleermuizen huizen);
  • elk direct contact met vleermuizen moet als verdacht worden beschouwd;
  • toevallige inoculatie met een levend vaccin dat bestemd is voor huisdieren en wilde dieren.


Hoewel met klem aangeraden wordt binnen de 24 uur met vaccinatie te starten, kan men, wanneer men tijdens een reis op verdachte wijze gebeten werd, zelfs na thuiskomst nog met inenten (vaccinatie én immunoglobulinen) starten, na overleg met de artsen van de Dienst Rabiës van  het gezondheidsinstituut Sciensano in Brussel, omdat de incubatietijd meestal vrij lang is.

Als je niet gevaccineerd bent, dan krijg je zo snel mogelijk na blootstelling aan een geïnfecteerd dier 4 of 5 inentingen en eventueel eenmalig rabiës-antistoffen toegediend.

Als je voordien gevaccineerd bent (volledige serie of herhalingsvaccin), dan word je na blootstelling toch nog gevaccineerd, maar minder intensief omwille van de reeds bestaande immuniteit.

Lees ook: Hondenbeet kan gevaarlijk zijn: hoe behandelen?

Verplichte vaccinatie van honden en andere huisdieren

In alle Europese lidstaten en Noord-Ierland gelden dezelfde regels voor het reizen met honden, katten en fretten. Een aantal lidstaten stellen wel bijkomende voorwaarden.

  • Vaccinatie tegen rabiës is verplicht voor honden, katten en fretten die naar andere EU-landen reizen of terugkeren uit deze landen.
  • Honden, katten of fretten die tegen rabiës worden gevaccineerd moeten geïdentificeerd zijn en de vaccinatie wordt genoteerd in het paspoort van het dier.
  • De eerste vaccinatie van honden, katten en fretten tegen rabiës kan pas vanaf de leeftijd van 12 weken worden uitgevoerd, en is na 21 dagen geldig.
  • Jonge (< 12 weken), niet-gevaccineerde dieren mogen niet meer in België binnengebracht worden. Aangezien jonge dieren pas vanaf 12 weken gevaccineerd mogen worden en de primovaccinatie pas na 21 dagen geldig is, kunnen deze dieren dus slechts vanaf de leeftijd van 15 weken in België binnengebracht worden.
  • De primovaccinatie is pas geldig 21 dagen na de vaccinatie.
  • De hervaccinatie is geldig vanaf het moment van vaccinatie op voorwaarde dat de vaccinatie plaatsvindt binnen de geldigheidsduur van de vorige vaccinatie. Indien de vaccinatie wordt uitgevoerd buiten deze periode, wordt ze beschouwd als een primovaccinatie.
  • De eigenaar of verantwoordelijke die dieren invoert uit een land met hoog risico voor rabiës, is verplicht om deze dieren te laten controleren en aan de hand van serologische testen de activiteit van de vaccinatie bij de dieren aan te tonen.

Lees ook: Reizen met dieren: breng geen hondsdolheid mee

Bronnen:
https://www.zorg-en-gezondheid.be
https://www.itg.be
https://www.rivm.nl

auteur: Sara Claessens, gezondheidsjournalist
Laatst bijgewerkt: maart 2024

Artikels over gezondheid in je mailbox? Schrijf je in op onze nieuwsbrief en ontvang een gratis e-book met gezonde ontbijtrecepten.

eenvoudig terug uit te schrijven
Wij verwerken jouw persoonsgegevens conform het Privacy-beleid van Roularta Media Group NV.
volgopfacebook

volgopinstagram