Hoeveel spoorelementen hebt u nodig? Nieuwe aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad.
dossier
De Hoge Gezondheidsraad stelt voor elke onderzochte nutriënt duidelijke aanbevolen innamen voor die overeenstemmen met de optimale waarden die nodig zijn om te voldoen aan de fysiologische behoeften en zo een goede gezondheid te behouden.
Dankzij een vergelijking van deze waarden met de gewoonlijke verbruiksgegevens kon er worden bepaald in welke mate voldaan wordt aan de behoeften aan deze waardevolle nutriënten in de Belgische bevolking (toestand van tekort, voldoende inname of teveel).
Verder wordt vastgelegd wat het eventueel nut is van extra vitaminen en spoorelementen, en wat de maximale hoeveelheden zijn die kunnen worden toegevoegd aan voedingsmiddelen of op de markt kunnen worden gebracht in voedingssupplementen.
Wat zijn spoorelementen?
Spoorelementen (micromineralen) zijn metalen zoals ijzer en zink. Ze komen in kleine hoeveelheden ook voor in de voeding. Het lichaam kan deze spoorelementen niet zelf aanmaken. Wel zijn er een aantal essentieel voor het lichaam. Dat wil zeggen dat ze absoluut noodzakelijk zijn voor een goede gezondheid en een normale groei en ontwikkeling. Het is dan ook nodig om deze dagelijks met de voeding in te nemen.
Van deze spoorelementen hebben we slechts enkele microgrammen tot enkele tientallen milligrammen per dag nodig.
Lees ook: Hoeveel vitaminen hebt u nodig? Nieuwe aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad.
1. Ijzer (Fe)
Waarom hebben we ijzer nodig?
IJzer (Fe) is een essentieel nutriënt dat betrokken is bij een aantal vitale fysiologische processen.
• Het functioneel Fe (meer dan 70 %) is het Fe dat participeert aan specifieke fysiologische processen.
Het functioneel Fe is betrokken bij het zuurstoftransport in het lichaam, bij de opslag van zuurstof in de spieren, bij de cellulaire energieproductie, bij diverse enzymsystemen die betrokken zijn bij de aanmaak van steroïdhormonen in de lever en bij de aanmaak van neurotransmitters in de hersenen (o.a. serotonine en dopamine).
• Het niet-functionele Fe is opgeslagen als reserve (ongeveer 25%) en het zogenaamde transport Fe (< 1 %) dat gebonden is aan het eiwit transferrine en dat vervoerd wordt doorheen het lichaam. Het reserve Fe zit gebonden aan het eiwit ferritine en is opgeslagen in de lever, de milt en het beenmerg (waar het wordt gebruikt voor aanmaak van rode bloedcellen.
Zowel een tekort als een teveel aan ijzer kan gepaard gaan met ernstige gezondheidsproblemen.
• Een tekort aan ijzer en/of een excessief verlies kan leiden tot een ijzertekortanemie. Dit kan gepaard gaan met vermoeidheid, hartkloppingen en verhoogde vatbaarheid voor infecties.
Bij zwangere vrouwen kan een ijzertekort invloed hebben op de zwangerschapsuitkomst (o.a. hogere kans op vroeggeboorte) en op de ontwikkeling van de foetus. Ook bij opgroeiende kinderen kan een ijzertekort negatieve effecten hebben onder meer op de psychomotorische ontwikkeling.
Lees ook: Wat is anemie of bloedarmoede?
• Een teveel aan ijzer in het lichaam kan leiden tot overmatige stapeling in bepaalde weefsels – zogenaamde hemosiderose/hemochromatose. Dit kan uiteindelijk leiden tot levensbedreigende weefselschade zoals levercirrose.
Lees ook: IJzerstapelingsziekte of hemochromatose: symptomen en diagnose
Hoeveel ijzer hebben we nodig?
Het lichaam beschikt over mechanismen om de opname van ijzer uit het voedsel aan te passen in functie van de behoefte, maar niet over actieve mechanismen om overtollig ijzer uit te scheiden.
• Er worden wel kleine hoeveelheden ijzer uitgescheiden via zweet, urine, huid en haar, en bij de vrouw ook door de menstruaties. Bij volwassenen is het passief ijzerverlies (exclusief bloedverlies) gemiddeld ongeveer 0,8 mg per dag bij de vrouw en 1 mg per dag bij de man. Bij kinderen is er proportioneel iets meer verlies gezien de relatief grotere lichaamsoppervlakte. Normaal wordt dit verlies gecompenseerd door een voldoende hoge opname uit het voedsel.
• De voldragen pasgeborene bezit een ijzerreserve van 50 tot 75 mg/kg, hoofdzakelijk in de lever en in het hemoglobine dat in hoge concentratie voorkomt bij pasgeborenen. Via de moedermelk wordt ijzer vooral onder vorm van lactoferrine aangebracht. De hoeveelheden in moedermelk zijn eerder bescheiden, maar dit eiwitgebonden ijzer wordt zeer goed opgenomen door de pasgeborene.
• De situatie bij het premature kind is zeer verschillend: aangezien het grootste deel van het foetale ijzer tijdens de laatste zwangerschapsweken wordt opgebouwd, brengt een vroegtijdige geboorte een aanvankelijk ijzertekort mee. Deze prematuren moeten enkele weken na de geboorte en gedurende minstens de eerste zes maanden supplementen krijgen, onder medische begeleiding.
• Voor de voldragen pasgeborenen raken de neonatale reserves vaak vanaf het einde van derde levensmaand geleidelijk uitgeput terwijl de dagelijkse behoeften wegens een zeer snelle groei 0,7-0,9 mg/dag bedragen. In de loop van het eerste levensjaar verdrievoudigt het gewicht terwijl ook de ijzerreserve heel snel en sterk toeneemt. De periode van het spenen stemt dan ook overeen met de levensperiode tijdens dewelke de Fe behoefte relatief het hoogst is. De snelle weefselgroei veronderstelt een extra Fe aanbod.
• Tussen het eerste en het zesde levensjaar zal het lichaamsgewicht gemiddeld verdubbelen en is er dus ook een zeer hoge behoefte aan ijzer via het voedsel.
• Tijdens de puberteit liggen de ijzerbehoeften ook weer hoger, vooral tijdens de snelle groeifase: de ijzerbehoefte kan tijdelijk hoger liggen bij jongens die een grote spiermassa ontwikkelen dan bij meisjes die nog niet menstrueren.
• Het ijzerverlies via menstruaties kan sterk variëren maar zorgt in elk geval voor een hogere behoefte aan ijzer bij menstruerende vrouwen. Het bijkomende dagelijkse ijzerverlies door menstruatie bedraagt ongeveer 0,6 mg/dag en komt bovenop de gewone verliezen (0,8 mg/dag), dus 1,4 mg per dag. Ongeveer 10 % van de vrouwen heeft een behoefte van meer dan 2,3 mg/dag en 5 % meer dan 2,8 mg/dag.
• In een snelle groeiperiode stijgen de behoeften van sommige meisjes tot boven 3 mg/dag. Er moet ook rekening worden gehouden met de verschillende contraceptiemethoden die vaak een belangrijke invloed hebben op de intensiteit van de menstruaties. Tijdens de reproductieve levensfase heeft de vrouw nog steeds een verhoogde behoefte à rato van gemiddeld 0,5 à 1 mg/dag ; deze verhoogde behoefte interfereert dan niet meer met groei zoals bij adolescente meisjes, maar wordt wel beïnvloed door contraceptie en zwangerschap.
• De ijzerbehoeften van postmenopauzale vrouwen zijn vergelijkbaar met die van mannen. De absolute inname kan geleidelijk afnemen vanaf de menopauze, maar voedinggebonden anemie is zeldzaam op die leeftijd. In die periode moet een ijzertekortanemie dan ook doen denken aan verliezen ten gevolge van een ziekte, bijvoorbeeld darmkanker.
• Voor de routine bepaling van de ijzerstatus – zowel voor tekort als voor teveel - wordt het best gebruik gemaakt van een meting van hemoglobine (als weerspiegeling vooral van het functioneel Fe) en van ferritine (opslag Fe). Uiteraard kunnen andere parameters – zoals Fe bindingscapaciteit en transferrine receptoren – worden bepaald ter ondersteuning van een eventuele behandeling.
Tabel 1. Aanbevolen dagelijkse hoeveelheid voor ijzer
Leeftijd |
Geslacht |
ijzer (mg /dag) |
0-6 maand |
M/V |
- |
7-12 maand |
M/V |
8 |
1-3 jaar |
M/V |
8 |
4-5 jaar |
M/V |
8 |
6-9 jaar |
M/V |
9 |
10-13 jaar |
M/V |
11 |
14-17 jaar |
M/V |
11/15 |
18-30 jaar |
M/V |
9/15 |
31-60 jaar |
M/V |
9/15 (9 na menopauze) |
61-74 |
M/V |
9 |
75+ |
M/V |
9 |
Zwangerschap |
V |
15* |
Borstvoeding |
V |
15 |
(1 mg = 0,001 gram)
* Sommige vrouwen hebben tijdens de zwangerschap een hogere behoefte dan wat gemiddeld via de voeding wordt aangeleverd
Maximale toelaatbare inname voor ijzer
Een teveel aan ijzer in het lichaam - zowel acuut als chronisch - kan aanleiding geven tot gezondheidsproblemen, zoals shock, beschadiging van lever, pancreas en hartweefsel. Een overmaat aan ijzer is alleszins gevaarlijk bij kinderen tot 6 jaar.
• Acute vergiftiging kan optreden bij dosissen van meer dan 10-20 mg Fe/kg lichaamsgewicht. Een dosis van 60 mg/kg lichaamsgewicht kan dodelijk zijn.
• Bij sommige vormen van ijzersupplementen met non-haemijzer aan dosissen van 50-60 mg/dag ziet men vaak misselijkheid, braken, obstipatie en buikpijn. Deze klachten kunnen vaak verholpen worden door inname van de preparaten met voedsel.
• Er bestaat mogelijk een positief verband tussen de ijzerinname en het voorkomen van een aantal chronische degeneratieve aandoeningen zoals hart- en vaatziekten, type 2 diabetes en maag-darmkanker.
• Bij langdurige blootstelling aan dosissen van 20 tot 60 mg/kg lichaamsgewicht (met andere woorden meer dan 1g per dag bij een volwassene!) kan hemosiderose/ secundaire hemochromatose (met vaak o.a. levercirrose) optreden.
• Voor ijzersupplementen adviseert de Hoge Gezondheidsraad 45 mg als aanbevolen maximale dagdosis die vervat zit in voedingssupplementen die bestemd zijn voor de algemene bevolking (40 mg bij kinderen tot 14 jaar).
Bronnen van ijzer in de voeding
Het ijzer in de voeding komt voor onder twee vormen: haemijzer en non-haemijzer. De biologische beschikbaarheid (de hoeveelheid die in het lichaam wordt opgenomen) van haemijzer is beduidend hoger dan die van non-haemijzer. Voor non-haemijzer kan de absorptie variëren van minder dan 5 % tot meer dan 40 % - vooral in functie van de behoefte van het lichaam.
• Haemijzer is van dierlijke oorsprong (vlees, pluimvee, vis)
• Non-haemijzer is hoofdzakelijk van plantaardige oorsprong (groenten, peulgewassen, granen, fruit).
De belangrijkste bronnen van ijzer in de Belgische voeding zijn – zowel bij jongeren als bij volwassenen – brood, vlees en vleesproducten, aardappelen en ontbijtgranen.
De gemiddelde inname van ijzer in België bedraagt 13,0 mg/dag bij mannen en 9,6 mg/dag bij vrouwen. De Fe inname neemt af op hogere leeftijd. Ook werd vastgesteld dat de Fe inname lager is bij de lagere sociale klassen. Bij tieners bedraagt de inname gemiddeld 13,4 mg/dag bij jongens en 10,1 mg/dag bij meisjes.
Praktische aanbevelingen
• Een gezonde voeding met voldoende variatie zal voor de grote meerderheid van de bevolking een adequate ijzerinname en -opname kunnen garanderen.
• Het is gekend dat bepaalde stoffen in de voeding de ijzeropname beïnvloeden. Bepaalde voedingsstoffen zoals fytaten en polyfenolen, verminderen de ijzeropname. Andere voedselbestanddelen vergemakkelijken de ijzeropname, bijvoorbeeld ascorbinezuur. Ook vlees, vis en gevogelte – zelf bronnen van haemijzer - vergemakkelijken de absorptie van zowel non-haemijzer als van haemijzer.
• IJzertekort komt vooral voor bij jonge kinderen en jonge volwassen vrouwen – zowel menstruerende, zwangere en lacterende vrouwen. Bij vrouwen in de reproductieve leeftijdsfase komt ijzertekort in wisselende gradaties voor, meer bij vrouwen uit lagere sociale klassen.
• Er is geen enkele reden voor systematische toediening van Fe supplementen – behalve bij bepaalde manifestaties van een ijzertekort.
• De Hoge Gezondheidsraad adviseert niet langer ijzersupplementen voor alle zwangere vrouwen. IJzersupplementen worden enkel aanbevolen bij hemoglobinewaarden van minder dan 11,0 g/dl in het eerste trimester en minder dan 10,5 g/dl op 28 weken.
• Bij mensen met een risico op een ijzertekort adviseert de Hoge Gezondheidsraad voedingssupplementen met een dagdosis tussen 50 en 100% van de ADI. Dit komt voor volwassen mannen en premenopauzale vrouwen neer op respectievelijk 4,5-9 en 7,5-15 mg/dag en voor postmenopauzale vrouwen op 4,5-9 mg/dag. De totale dagelijkse inname inclusief via voedingssupplementen zou in elk geval de ADH niet moeten overschrijden met andere woorden 9 of 15 mg/dag voor volwassen mannen en vrouwen.
• Hogere dosissen zijn alleen verantwoord bij bepaalde aandoeningen en onder medisch toezicht.
2. Zink (Zn)
Zink (Zn) maakt deel uit van de actieve structuur van meer dan 300 enzymen en speelt een belangrijke rol in tal van lichaamsprocessen.
• Het speelt een belangrijke rol betrokken bij de transcriptie van het genoom, een eigenschap die erg afhankelijk is van de inname van zink via de voeding.
• Het neemt deel aan de stapeling en vrijzetting van insuline, aan de afscheiding van verteringseiwitten en van zuren door cellen van de maagwand.
• Het heeft een regelende rol in de genetische expressie en in de intracellulaire signalisatie
• Het is ook een efficiënt antioxidans.
Een tekort aan zink kan ernstige gezondheidsproblemen veroorzaken.
• Een chronisch tekort aan zink gaat gepaard met een vertraagde groei (ter hoogte van het bot) van het kind.
• Een chronisch tekort kan afwijkingen het immunitair systeem veroorzaken, met een verhoogd risico op microbiële en parasitaire infecties waaronder intestinale infecties.
• Een tekort aan zink kan ook het goede verloop van een zwangerschap beïnvloeden.
• Een ernstig zinktekort doet zich voor bij een zeldzame erfelijke aandoening, enteropathische acrodermatitis genaamd, die te wijten is aan een afwijking in het transport van zink in de darm en in het transport van zink in de borst naar moedermelk.
• Een ernstig zinktekort kan ook optreden bij patiënten die parenteraal worden gevoed zonder zinksuppletie. Dit veroorzaakt huidafwijkingen, diarree, een vertraagde groei bij het kind, een verhoogde gevoeligheid aan infecties, een verminderde eetlust en smaak evenals psychische afwijkingen.
Alhoewel zink weinig giftig is, kan een hoge inname ervan oorzaak zijn van verteringsproblemen.
Hoeveel zink hebben we nodig?
De aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad steunen hoofdzakelijk op de hoeveelheid zink die moet opgenomen worden om het dagelijks verlies aan zink te compenseren, rekening houdend met het feit dat gemiddeld ongeveer 30% van het zink in de voeding ook effectief wordt opgenomen in het lichaam.
Tabel 2. Aanbevolen dagelijkse hoeveelheid voor zink
Leeftijd |
Geslacht |
Zink (mg /dag) |
0-6 maand |
M/V |
2 |
7-12 maand |
M/V |
3 |
1-3 jaar |
M/V |
4 |
4-8 jaar |
M/V |
6 |
9-13 jaar |
M/V |
9 |
14-18 jaar |
M/V |
11/9 |
Volwassenen (19-70) |
M/V |
11/8 |
70+ |
M/V |
11/8 |
Zwangerschap |
V |
11-12 |
Borstvoeding |
V |
14 |
(1 mg = 0,001 gram)
Maximale toelaatbare inname voor zink
• Een inname tot 50 mg/dag zou geen meetbare ongunstige effecten meebrengen.
• In navolging van de Europese Voedselorganisatie EFSA adviseert de Hoge gezondheidsraad een Maximale toelaatbare inname (MTI) van:
- 25 mg/dag voor volwassenen.
- 7 mg/dag voor kinderen van 1-3 jaar
- 22 mg/dag voor kinderen van 15-17 jaar
Belangrijkste bronnen van zink in de voeding
Zink is in grote hoeveelheid aanwezig in vlees en vleesproducten, eieren, vis, granen en graanproducten, peulvruchten, melk en melkproducten.
Zink wordt doorgaans veel beter opgenomen in combinatie met dierlijke producten dan met plantaardige producten.
De inname van zink via de voeding schommelt rond 8,1 tot 13,5 mg/dag bij volwassenen, wat ongeveer overeenkomt met de Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid. Naar schatting zou ongeveer 10% van de Europese bevolking een te geringe zinkinname hebben.
Praktische aanbevelingen
• Een zinktekort komt meer voor in bepaalde bevolkingsgroepen:
- premature zuigelingen,
- zuigelingen die borstvoeding krijgen,
- jonge kinderen,
- zwangere vrouwen
- vrouwen tijdens de borstvoedingsperiode,
- oudere volwassenen
- vegetariërs.
• De Dagelijks Aanbevolen Hoeveelheden (zie tabel 2) moeten verhoogd worden:
- bij een evenwichtige voeding die arm is aan producten van dierlijke oorsprong omdat dan minder zink uit de voeding wordt opgenomen (+ ca 10%);
- bij een voeding die erg rijk is aan producten van plantaardige oorsprong (waar ze kunnen oplopen naar 13-20 mg/dag bij vegetariërs en zeker bij veganisten).
• Een ernstig tekort aan zink komt slechts voor in de zeldzame gevallen van enteropathische acrodermatitis of bij personen met een voedingspatroon dat gekenmerkt is door een zeer lage biologische beschikbaarheid aan zink.
Een tekort kan ook voorkomen bij parenterale voeding zonder zinksupplement, bij malabsorptie of bij het gebruik van bepaalde bloeddrukverlagende medicamenten.
• Extra aanbreng van zink (via verrijkte voedingsmiddelen of via voedingssupplementen) is alleen aangewezen bij personen met een tekort of met een verhoogde behoefte.
- De Hoge Gezondheidsraad adviseert 5 tot 10 mg/dag bij volwassenen en tot 2,5-5 mg bij kinderen.
- Hogere dosissen (tot 20 mg/dag) kunnen gedurende korte periodes (enkele weken/maanden) worden toegediend onder dokterstoezicht.
3. Koper (Cu)
Waarom hebben we koper nodig?
Koper is betrokken bij verschillende biologische functies die te maken hebben met reproductie, groei en ontwikkeling, zoals de kwaliteit van kraakbeen, de mineralisatie van het bot, de hartfunctie, de vorming van zenuwen en bloedvaten, de regulatie van neurotransmitters, het immunitair afweersysteem en het metabolisme van ijzer.
• Een uitgesproken tekort aan koper bij de mens is zeldzaam en gaat gepaard met allerlei afwijkingen en neurologische symptomen.
• Over de gevolgen van een beperkt kopertekort is weinig bekend.
Hoeveel koper hebben we nodig?
Normaal bestaat er een evenwicht tussen de hoeveelheid koper die we opnemen via de voeding en het gebruik en de uitscheiding van koper.
De Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid die de Hoge Gezondheidsraad adviseert varieert van 0,9 tot 1,2 mg of van 1,2 tot 1,7 mg/dag voor volwassenen. Tijdens de zwangerschap wordt een vermeerdering van ongeveer 0,15 mg/dag aanbevolen terwijl tijdens de borstvoedingsperiode nog meer (tot +0,30 mg/dag) wordt aanbevolen. Mogelijk liggen deze hoeveelheden hoger dan wat een individu echt nodig heeft, zo stipt de Hoge Gezondheidsraad aan. Recent hebben de Scandinavische landen bijvoorbeeld nieuwe aanbevelingen uitgebracht waarin gezegd wordt dat de aanbreng van 0,7 tot 0,8 mg/dag voor volwassenen volstaat.
Tabel 3. Aanbevolen dagelijkse hoeveelheid voor koper
Leeftijd |
Geslacht |
Koper (mg /dag) |
0-6 maand |
M/V |
0,4 |
7-12 maand |
M/V |
0,4 |
1-3 jaar |
M/V |
0,7 |
4-8 jaar |
M/V |
1,0 |
9-13 jaar |
M/V |
1,3/1,1 |
14-18 jaar |
M/V |
1,5/1,1 |
Volwassenen (19-70) |
M/V |
1,7/1,2 |
70+ |
M/V |
1,7 |
Zwangerschap |
V |
1,3 |
Borstvoeding |
V |
1,5 |
(1 mg = 0,001 gram)
Maximale toelaatbare inname voor koper
Er zijn weinig risico's verbonden aan een te hoge aanbreng van koper via de voeding of via voedingssupplementen. Toch houdt de Hoge Gezondheidsraad vast aan een maximale toelaatbare inname (MTI) van 5 mg/dag voor volwassenen en 1 tot 4 mg/dag voor kinderen, afhankelijk van de leeftijd.
Belangrijkste bronnen van koper in de voeding
Koper is aanwezig in de meeste voedingsmiddelen. De gemiddelde inname situeert zich rond 1,5 mg/dag bij mannen en 1,2 mg/dag bij vrouwen. Daarvan wordt tussen 20 en 40% effectief opgenomen in het lichaam.
• Granen zijn een belangrijke bron zowel voor volwassenen als voor kinderen.
• Vlees, eieren en nadien fruit en groenten zijn belangrijke bronnen voor volwassenen; voor kinderen zijn het eerst fruit en groenten en nadien vlees en eieren die het meest aanbrengen.
Praktische aanbevelingen
• Normaal volstaat onze voeding voor voldoende aanbreng van koper. Alleen voor specifieke bevolkingsgroepen kan er een tekort aan koper optreden waarbij gezondheidsproblemen kunnen optreden:
- vrouwen tijdens zwangerschap of borstvoeding,
- personen met een gestoorde intestinale absorptie,
- personen met een te hoge inname van zink.
• In geval van een tekort kan extra koper worden ingenomen via voedingssupplementen of door het toevoegen van toegelaten samenstellingen aan voedingsmiddelen. De Hoge Gezondheidsraad adviseert maximaal 0,5 en 1,0 mg koper per dag voor volwassenen.
4. Selenium (Se)
Selenium (Se) is een essentieel aminozuur dat in meerdere eiwitcombinaties een rol speelt bij verschillende biologische functies. Het is onder meer betrokken bij de werking van de schildklierhormonen, bij de werking van het immuunsysteem, het komt tussen bij ontstekingsprocessen en fungeert als antioxidans.
Een tekort aan Selenium leidt tot stoornissen waarvan de intensiteit zal variëren naargelang de ernst van het tekort.
• Een uitgesproken tekort kan bepaalde zeldzame ziekten veroorzaken, zoals de ziekte van Keshan, een hartaandoening die in China voorkomt in streken waar de grond zeer arm is aan Selenium, en de ziekte van Kashin Beck, een ernstige gewrichtsaandoening.
• Een gering tekort aan Selenium vermindert mogelijk de weerstand tegen infecties. Mogelijk verhoogt het ook de kans op bepaalde kankers, op hart- en vaatziekten en op vruchtbaarheidsproblemen, maar hierover bestaat geen wetenschappelijke consensus.
• Beweringen dat de inname van Selenium een gunstig effect heeft op het voorkomen van hart- en vaatziekten en diabetes type 2, zijn tot nu toe niet aangetoond. De inname van Selenium zou ook niet helpen om bepaalde kankers te voorkomen, zoals bijvoorbeeld darm-, long- en prostaatkanker. Integendeel zelfs, er zijn aanwijzingen dat een hoge inname van Selenium mogelijk de kans op prostaatkanker en op bepaalde huidkankers zou kunnen verhogen.
Hoeveel selenium hebben we nodig?
• Wanneer de dagelijkse inname van Selenium bij volwassenen lager is dan 20-30 microgram kunnen tekenen van een tekort optreden.
• In navolging van het Europese Voedselagentschap EFSA adviseert de Hoge Gezondheidsraad een adequate inname van 70 microgram /dag voor volwassenen.
Tabel 4. Adequate Dagelijkse Inname voor selenium
Leeftijd |
Geslacht |
Selenium (µg/dag) |
0-6 maand |
M/V |
- |
7-12 maand |
M/V |
15 |
1-3 jaar |
M/V |
15 |
4-6 jaar |
M/V |
20 |
7-10 jaar |
M/V |
30 |
11-14 jaar |
M/V |
50 |
15-17 jaar |
|
65 |
Volwassenen (+18) |
M/V |
70 |
Zwangerschap |
V |
70 |
Borstvoeding |
V |
85 |
(1 microgram of µg is 0,000 001 gram)
Maximale toelaatbare inname voor selenium
Volgens de Hoge Gezondheidsraad is er geen duidelijk nut en misschien zelfs een risico voor de gezondheid verbonden aan het toedienen van Selenium aan personen wiens Selenium status relatief hoog is en/of aan het toedienen van hoge dagdosissen van 200 microgram /dag (gebruikelijke inname via de voeding + supplementen). De De Hoge Gezondheidsraad stelt daarom een Maximaal Toelaatbare Inname (MTI) van 200 microgram /dag voor (voeding + supplementen).
Belangrijkste bronnen van Selenium in de voeding
Het gehalte aan Selenium in voedingsmiddelen hangt af van de aanwezigheid van Selenium in de bodem en van de planten die worden ingenomen. Het gehalte is ook afhankelijk van de actieve bemesting van de bodem en van de verrijking van dierlijke voeding, toegepast in sommige landen.
• Het zijn vooral voedingsmiddelen rijk aan eiwitten die de hoogste gehalten hebben: granen, vlees, melkproducten, eieren, vis en zeevruchten, schaalvruchten enz.
• Selenium die via de voeding wordt ingenomen, wordt voor meer dan 80% effectief door het lichaam opgenomen.
Praktische aanbevelingen
• De gemiddelde inname van Selenium in de verschillende Europese landen worden geraamd op 25-90 microgram /dag afkomstig van natuurlijke voedingsmiddelen en tot 110 microgram /dag in landen waar de voedselketen verrijkt is met Selenium. In België schommelt de aanbreng rond 30-60 microgram /dag. Dat betekent dus dat heel wat mensen minder selenium innemen dan de 'Adequate Inname'.
• Met een gemiddelde van 78 microgram /l Selenium in het bloed ('plasmaspiegel') is de Seleniumstatus van de Belgische bevolking niet bijzonder laag vergeleken met andere landen. Toch is die seleniumstatus te laag, als men rekening houdt met een recente studie in Frankrijk waaruit blijkt dat plasmaspiegels lager dan 87 microgram /l in verband worden gebracht met een hogere sterfte. In de Verenigde Staten worden plasmaspiegels van 120 en 135 microgram /l in verband gebracht met een lagere sterfte.
• Extra inname van Selenium kan volgens de Hoge Gezondheidsraad nuttig zijn bij mensen met een te laag selenium-gehalte in het bloed. Dat kan gebeuren door supplementen onder de vorm van biologisch beschikbare organische vormen zoals Selenium gist, aan een dosis tussen 50 en 100 microgram /dag.
5. Jodium (I)
In voedingsmiddelen laat men als chemische vormen natrium- en kaliumjodide en jodaat toe. Jodium wordt momenteel systematisch toegevoegd aan het zout dat gebruikt wordt bij het broodbakken. Gejodeerd zout mag ook toegevoegd worden aan broodvervangers en vleeswaren.
Waarom hebben we jodium nodig?
Jodium is een onderdeel van de schildklierhormonen van gewervelde dieren, het trijodothyronine of T3 en thyroxine (T4). Deze spelen een regulerende rol in de stofwisseling van de meeste cellen van het organisme. Schildklierhormonen zijn bovendien van vitaal belang voor de ontwikkeling van de hersenen in het foetale stadium en tijdens de twee, drie eerste levensjaren.
De opname van jodium in het spijsverteringsstelsel en in de schildklier wordt geregeld door een specifiek enzyme, het Natrium Iodine Symporter (NIS), dat actief is in de schildklier, de borstklier en in de maag.
Een tekort aan jodium kan oorzaak zijn van diverse aandoeningen gekend onder de naam « Iodine Deficiency Disorders » (IDD), die te wijten zijn aan een slechte werking van de schildklier. Het gaat onder meer om een vergrote schildklier (krop of struma), groeiachterstand en mentale achterstand, dwerggroei (cretinisme), een verminderde werking van de schildklier (hypothyreose), enz.
• Een ernstig jodiumtekort tijdens de zwangerschap kan de oorzaak zijn van een onomkeerbare groeiachterstand en mentale achterstand bij het kind. Maar ook kleine jodiumtekorten tijdens de perinatale periode en tijdens de peutertijd kunnen van invloed zijn op de verstandelijke ontwikkeling van het kind en aanleiding geven tot beduidend lagere prestaties op intelligentietesten.
• Ten slotte vergroot een jodiumtekort ook het risico op bestraling van de schildklier bij een nucleair ongeval. Vandaar dat in de omgeving van kerncentrales jodiumpillen worden uitgedeeld.
Een jodiumtekort ontstaat niet van de ene op de andere dag. Slechts na een langdurig verminderde jodiuminname kan een tekort ontstaan.
Hoeveel jodium hebben we nodig?
• Voor de algemene bevolking wordt 150 microgram/dag beschouwd als een 'Adequate Inname' (AI ).
• Zwangere vrouwen en tijdens de borstvoedingsperiode wordt een AI van 200 microgram/dag aanbevolen, om de behoefte van de foetus of van het kind en van de moeder te verzekeren.
Tabel 5 : Adequate inname voor jodium
Leeftijd |
Geslacht |
Jodium (µg/dag) |
7-11 maanden |
M/V |
70 |
1-3 jaar |
M/V |
90 |
4-6 jaar |
M/V |
90 |
7-10 jaar |
M/V |
90 |
11-14 jaar |
M/V |
120 |
15-17 jaar |
|
130 |
Volwassenen (+18) |
M/V |
150 |
Zwangerschap |
V |
200 |
Borstvoeding |
V |
200 |
(1 microgram of µg is 0,000 001 gram)
Maximale toelaatbare inname voor jodium
Een hoge inname van jodium via de voeding (meer dan 2 mg per dag) kan nadelige effecten hebben op onder meer de schildklierfunctie. Vooral mensen met een jodiumtekort of een slecht functionerende schildklier kunnen gevoelig reageren op een teveel aan jodium. Bij een verhoogde jodiumaanvoer schroeft de schildklier de opname normaal terug, zodat niet méér jodium wordt opgenomen dan nodig is voor de aanmaak van het schildklierhormoon. Het overtollige jodium wordt via de urine afgevoerd.
De Hoge Gezondheidsraad adviseert een maximaal toelaatbare inname (MTI) van
• 600 microgram /dag voor volwassenen, inclusief zwangere vrouwen en vrouwen tijdens de borstvoedingsperiode.
• 500 microgram /dag tussen 15 en 17 jaar
• 450 microgram tussen 11 en 14 jaar
• 300 microgram tussen 7 en 10 jaar.
• 250 microgram tussen 4 en 6 jaar.
• 200 microgram tussen 1 en 3 jaar.
Belangrijkste bronnen van jodium in de voeding
• Een belangrijke bron van jodium is melk. De hoeveelheid jodium in melk is erg wisselend en sterk afhankelijk van het gebruik van jodium in de boerderij ter verrijking van het vee en als desinfectans.
• Zeevis, schaaldieren en zeewier zijn een tweede belangrijke bron van jodium.
• Ook eieren en vlees leveren een belangrijke bijdrage aan de inname van jodium.
• Een andere belangrijke bron van jodium is gejodeerd zout, dat ook aan de voeding (onder meer brood) wordt toegevoegd.
Praktische aanbevelingen
• Onderzoek uitgevoerd eind de jaren negentig van vorige eeuw toonde aan dat in België de gemiddelde jodiuminname bij verschillende leeftijdscategorieën onder de aanbeveling lag. Om hieraan te verhelpen werden de voorbije jaren diverse initiatieven genomen, zoals de toevoeging van gejodeerd zout aan brood. Vandaag krijgen de meeste Belgen voldoende jodium binnen via het eten. De voorbije twintig jaar werden diverse acties ondernomen om de jodiumstatus van de Belgische bevolking te verbeteren. Deze lijken hun vruchten af te werpen. Vooral bij kinderen van 8 tot 12 is de jodiumstatus verbeterd: zij nemen nu voldoende jodium in om een harmonieuze lichamelijke en intellectuele ontwikkeling te garanderen. Bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd zou er nog altijd een tekort aan joudium vastgesteld.
• Een gevariëerde voeding met voldoende jodiumrijke voedingsmiddelen en het gebruik van gejodeerd zout (onder meer in brood) zou moeten volstaan om voldoende jodium op te nemen. Voor de algemene bevolking raadt de Hoge Gezondheidsraad dan ook geen supplementen aan.
• Wie weinig brood eet en/of weinig melk drinkt, zou een jodiumtekort kunnen hebben.
• Zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven, moeten volgens de Hoge Gezondheidsraad een voedingssupplement nemen dat een extra dosis jodium van 50-100 microgram per dag garandeert, om zo te komen tot de aanbevolen hoeveelheid jodium van 200 microgram per dag.
• Mensen die roken en mensen die veel groenten eten die zogenaamde goitrogenen bevatten die de werking van de schildklier kunnen verstoren (zoals kolen en soja), hebben mogelijk een iets hogere behoefte aan jodium.
6. Mangaan (Mn)
Mangaan (Mn) is nodig voor meerdere biologische functies die te maken hebben met de samenstelling van het skelet en het kraakbeen, met het vetmetabolisme, met de regeling van het suikergehalte in het bloed, en met het functioneren van hersenen en zenuwen. Het heeft ook een belangrijke antioxiderende rol.
Een tekort aan Mangaan kan leiden tot groeiachterstand, stoornissen in de voortplanting, misvormingen van het skelet, en stoornissen in de stofwisseling van vetten en suikers.
Hoeveel mangaan hebben we nodig?
Hoeveel mangaan we precies nodig hebben, is onvolledig gekend. Dat heeft ook te maken met feit dat de opname van mangaan sterk wordt beïnvloed door andere voedingsfactoren, zoals ijzer en calium.
In vorige aanbevelingen adviseerde de Hoge Gezondheidsraad een dagelijkse inname van 5 mg. Volgens een recent rapport van het Europese Voedselagentschap EFSA volstaat een dagelijkse inname van 3mg/dag voor volwassenen om te voldoen aan de dagelijkse behoeften. In de nieuwe aanbevelingen neemt de Hoge gezondheidsraad de voorstellen van het EFSA over.
Tabel 6 : Adequate inname voor mangaan
Leeftijd |
Geslacht |
Mangaan (mg /dag) |
7-12 maand |
M/V |
0,02-0,5 |
1-3 jaar |
M/V |
0,5 |
4-6 jaar |
M/V |
1,0 |
7-10 jaar |
M/V |
1,5 |
11-14 jaar |
M/V |
2 |
+15 |
M/V |
3 |
Zwangerschap |
V |
3 |
Borstvoeding |
V |
5 |
(1 mg = 0,001 gram)
Maximale toelaatbare inname voor mangaan
Een teveel aan Mangaan kan aanleiding geven tot “manganisme”, een vorm van parkinsonisme.
Een overdreven aanbreng van Mn via de voeding (meer dan 2 mg) zou ongunstig kunnen zijn op neurologisch vlak bij kinderen tussen 4 en 10 jaar.
De maximaal toelaatbare inname (MTI) bedraagt 11 mg/dag.
Belangrijkste bronnen van mangaan in de voeding
De belangrijkste voedingsbronnen van mangaan zijn:
• graangewassen (brood, beschuit, graanrepen)
• groenten, fruit (droog fruit en schaalvruchten)
• dranken zoals koffie en thee
Praktische aanbevelingen
• We krijgen via onze voeding meerd dan voldoende mangaan binnen. Supplementen of met mangaan verrijkte voedingsmiddelen zijn dan ook helemaal niet nodig.
• Alleen bij mensen die langdurig en totaal parenteraal moeten worden gevoed, zijn extra supplementen nodig.
• Bij een gering mangaantekort kunnen supplementen of met mangaan verrijkte voedingsmiddelen worden gebruikt, aan een dosis van maximaal 0,5-1 mg/dag voor volwassenen. Hogere dosissen en gebruik van supplementen gedurende lange tijd wordt afgeraden vanwege mogelijke bijwerkingen.
7. Molybdeen (Mo)
Een tekort aan Molybdeen is uiterst zeldzaam.
Hoeveel molybdeen hebben we nodig?
In navolging van het Europese Voedselagentschap EFSA zegt de Hoge Gezondheidsraad dat een dagelijkse inname van 65 microgram kan beschouwd worden als een adequate inname om de behoeften van volwassenen te dekken.
Tabel 7 : Adequate inname voor molybdeen
Leeftijd |
Geslacht |
Molybdeen (µg /dag) |
7-12 maand |
M/V |
15 |
1-3 jaar |
M/V |
20 |
4-6 jaar |
M/V |
25 |
7-10 jaar |
M/V |
35 |
11-14 jaar |
M/V |
50 |
+15 |
M/V |
65 |
Zwangerschap |
V |
65 |
Borstvoeding |
V |
65 |
(1 microgram of µg is 0,000 001 gram)
Maximale toelaatbare inname voor molybdeen
EFSA heeft een MTI van 600 µg/dag vastgelegd voor volwassenen. Voor kinderen en afhankelijk van de leeftijd wordt de MTI vastgelegd op 100 tot 500 µg/dag.
Belangrijkste bronnen van molybdeen in de voeding
De belangrijkste voedingsbronnen van molybdeen zijn:
• Bladgroenten,
• graangewassen,
• noten,
• Orgaanvlees (lever, nieren),
• Zuivelproducten en eieren.
Praktische aanbevelingen
• In België schommelt de gemiddelde aanbreng van 75 tot 99 microgram/dag, wat dus meer dan voldoende is. Supplementen hebben dan ook geen enkel nut.
• Alleen bij mensen die langdurig en totaal parenteraal moeten worden gevoed, zijn extra supplementen nodig.
• Bij een (weinig waarschijnlijjk) gering tekort kunnen supplementen van kalium, ammonium of natrium molybdaat aan een dosis van maximaal 50 tot 100 µg/dag worden gebruikt.
8. Chroom (Cr)
Hoeveel chroom hebben we nodig?
Door gebrek aan bewijs van de (gezondheids)effecten van chroom, zijn de behoeften niet gekend. Daarom geeft de Hoge Gezondheidsraad, in navolging van het Europees Voedselagentschap, geen aanbevelingen over de inname van chroom.
De Hoge Gezondheidsraad verwijst wel naar de gemiddelmde dagelijks inname via de voeding in ons land:
• 30-43 microgram/dag tussen 1-3 jaar,
• 54-71 microgram /dag tussen 3- 10 jaar,
• 64-83 microgram /dag tussen 10-18 jaar
• 57-84 microgram /dag voor de 18-plussers.
Maximale toelaatbare inname voor chroom
Aangezien de giftigheid van bepaalde vormen van Chroom goed gekend is, adviseren enkele autoriteiten waaronder de WGO dat een 250 microgram/dag (aan trivalent Cr) niet mag worden overschreden.
Belangrijkste bronnen van chroom in de voeding
De belangrijkste voedingsbronnen van chroom zijn:
• vlees,
• oliën en vetten,
• granen en brood,
• gist
• schaalvruchten.
Praktische aanbevelingen
• Er bestaat geen enkel reden om extra chroom te nemen via supplementen of verrijkte voeding.
• Vermeldingen op bepaalde voedingsmiddelen die chroom nevatten, zoals “bijdrage tot een normaal metabolisme van macronutriënten” of “behoud van een normale glycaemie” zijn volgens de Hoge gezondheidsraad niet verantwoord en zouden moeten verboden worden.
• Suppletie is enkel gerechtvaardigd voor patiënten die een totale parenterale voeding nodig hebben.
9. Fluor (F)
Fluor (F) heeft een gunstig effect tegen tandcariës. Dit geldt dan vooral voor fluor die ter plaatse wordt gebruikt (bv. tandpasta), eerder dan voor fluor die oraal wordt ingenomen, via de voeding of supplementen.
Hoeveel Fluor hebben we nodig?
Het Europees Voedselagentschap EFSA heeft een adequate inname van 0,05 mg/kg lichaamsgewicht zowel voor kinderen als voor volwassenen, zwangere vrouwen en tijdens de borstvoedingsperiode vastgelegd, die als voldoende wordt geacht om de incidentie van tandcariës te verminderen. Hierbij moeten alle bronnen van fluor worden geteld, zoals voeding, gefluoreerd zout, producten voor tandhygiëne en supplementen. Voor een volwassene van 70 kg betekent dit 3,5 mg fluor per dag.
Tabel 8: Adequate inname voor fluor
<
Leeftijd |
Geslacht |
Fluor (mg /dag) |
7-12 maand |
M/V |
0,4 |
1-3 jaar |
M/V |
0,6 |
4-6 jaar |
M/V |
1,0/0,9 |
7-10 jaar |
M/V |
1,5/1,4 |
11-14 jaar |
M/V |
2,2/2,3 |
15-17 jaar |
M/V |
3,2/2,8 |
+ 18 jaar |
M/V |
3,4 /2,9 |
(1 mg = 0,001 gram)
Maximale toelaatbare inname voor fluor
Een te hoge inname van fluor vanuit de voeding of vanuit andere bronnen kan aaanleiding geven tot tandfluorose bij kinderen tussen 1 en 8 jaar en van botmisvormingen en fracturen (botfluorose) na 8 jaar.
De maximale toelaatbare inname (MTI) van fluor bedraagt:
• 7 mg/dag voor volwassenen en kinderen vanaf 15 jaar, en voor zwangere vrouwen en tijdens de borstvoedingsperiode.
• tussen 1,5 en 5 mg/dag voor kinderen, afhankelijk van de leeftijd.
Belangrijkste bronnen van fluor in de voeding
De voornaamste bronnen van fluor via de voeding zijn
• water en dranken of voedingsmiddelen op basis van water,
• thee,
• zeevis
• gefluoreerd zout.
De basisvoeding zou ongeveer 0,1 mg fluor per dag aanbrengen maar deze waarde is veel hoger door het regelmatig verbruik van fruitsap, mineraal water en thee.
• Stadswater bevat wisselende hoeveelheden fluor, soms eerder aan de hoge kant (tot 1 mg/l of meer).
• De maximaal toegelaten grens in bronwaters en in tafelwaters is vastgelegd op 1,5 mg fluor per l.
• In de natuurlijke mineraal waters is de norm 5 mg/l met een verwittiging op het etiket eens dit 1,5 mg/l overschrijdt.
• Tandpasta en het deel dat er wordt van ingenomen vertegenwoordigt een niet te verwaarlozen fractie van de totale fluorinname.
Praktische aanbevelingen
• Er is geen enkele reden om regelmatig orale voedingssupplementen met fluor te nemen, behalve als de aanbreng via drinkwater en via producten voor tandhygiëne erg beperkt is.
• Dit is ook het geval voor zwangere vrouwen bij wie een systematische suppletie niet nuttig is.
• Wél moet dagelijks en in gepaste hoeveelheid gefluoreerde tandpasta gebruikt worden (twee poetsbeurten per dag) met
- 500-1000 ppm aan fluor voor kinderen tot 2 jaar,
- 1000-1450 ppm aan fluor voor kinderen tussen 2 en 6 jaar
- 1450 ppm aan fluor voor kinderen boven de 6 jaar en voor volwassenen.
• Kinderen die borstvoeding krijgen, hebben een geringe aanbreng van fluor (minder dan 0,05 mg/dag). Het nut van een laag gedoseerd fluorsupplement is niet aangetoond, maar kan waarschijnlijk ook geen kwaad.
• Water met meer dan 1,5 mg fluor per liter is niet geschikt voor de bereiding van zuigelingenvoeding en voor kinderen onder de 7 jaar.
• Voor kinderen tussen 1 en 8 jaar kan de aanbreng van fluor onvoldoende zijn indien ze geen of onvoldoende gefluoreerde tandpasta gebruiken of wanneer het water in dranken minder dan dan 0,6 mg fluor per liter bevat. In die gevallen is een suppletie met 0,25 mg fluor per dag te overwegen.
• Indien orale fluorsupplementen worden gebruikt, dan mag de hoeveelheid fluor (onder de vorm van Na of K zouten) maximaal 25 en 50% bedragen van de aanbreng die als adequaat wordt aanzien om tandcariës te voorkomen (zie tabel 8).
• De consumptie van water dat meer dan 2-3 mg fluor per liter bevat, brengt een risico op fluorose (botfracturen) mee.
10. Boor (B)
Boor (B) is wijd verspreid in de natuur en wordt ook gebruikt in verschillende materialen onder de vorm van boorzuur of boraten en is door de EU aanvaard als voedingsadditief in kaviaar.
Waarom hebben we boor nodig?
Voor zover bekend heeft boor geen enkele biochemische functie bij de mens.
• Beweringen dat boor een positief effect zou hebben op de botgezondheid (preventie van artrose, osteoporose), zijn niet wetenschappelijk aangetoond.
• Dat geldt ook voor beweringen over een positief effect op het voorkomen van neurologische en schildklierafwijkingen en op kankers.
Hoeveel boor hebben we nodig?
Bij gebrek aan effect bij de mens, bestaan er geen aanbevelingen in verband met noodzakelijke opname van boor.
In Frankrijk aanziet men een aanbreng van boor tussen 0,3 en 1 mg/dag als ruim voldoende voor volwassenen.
Maximale toelaatbare inname voor boor
Een hoge aanbreng van boor (via de voeding of via andere bronnen) tijdens de zwangerschap zou kunnen leiden tot een verminderd lichaamsgewicht van de foetus.
Daarom is een maximaal toelaatbare inname (MTI) van 0,16 mg boor per kg lichaamsgewicht, wat overeenkomt met 10 mg/dag voor volwassenen. Voor kinderen wordt een MTI in functie van de leeftijd vastgelegd op 3 tot 9 mg/dag.
Belangrijkste bronnen van boor in de voeding
De voornaamste bronnen van boor in de voeding zijn:
• fruit,
• groenten (waaronder bladgroenten),
• paddestoelen,
• noten, pinda noten,
• dranken zoals koffie, fruitsap, wijn en bier
• water.
Vegetariërs hebben een hogere aanbreng van boor dan omnivoren.
Praktische aanbevelingen
• Het element is waarschijnlijk van geen groot belang voor de humane voeding. Boorsupplementen zijn dus overbodig.
11. Silicium (Si)
Silicium (Si) wordt door de mens gebruikt in diverse industriële-, medicamenteuze- en voedingstoepassingen. Men heeft bij de mens nooit een essentiële rol voor Silicium vastgesteld en men kent geen enkele biochemische functie die direct afhankelijk is van Silicium.
• Silicium zou een beschermende rol hebben met betrekking tot de botgezondheid (preventie van osteoporose), maar dit is nooit voldoende aangetoond.
• Dat geldt ook voor andere eigenschappen die aan het element worden toegeschreven, maar niet bewezen zijn, zoals: bescherming van de hersenen tegen aluminium, cardiovasculaire gezondheid, bescherming van de maag, botfuncties, gewrichten, huid, haar en nagels.
Hoeveel silicium hebben we nodig?
Er bestaan geen richtlijnen over de noodzakelijke inname van silicium. Een aanbreng van 5-10 mg/dag zou alleszins volstaan om de minimale behoefte aan Silicium te verzekeren
Maximale toelaatbare inname voor silicium
Er is weinig bekend over het effect van hoge dosissen. Een inname van 20-50 mg/dag via de voeding heeft alleszins geen negatief effect op de gezondheid.
Belangrijkste bronnen van silicium in de voeding
De belangrijkste bronnen van Si in de voeding zijn:
• bier,
• koffie
• water gevolgd
• granen
Praktische aanbevelingen
• We krijgen via onze voeding meer dan genoeg silicium binnen (gemiddeld 20 mg per dag). Supplementen zijn niet nodig.
• Wie toch een supplement wil nemen, mag maximaal 10 mg/dag (voor volwassenen) nemen.
U kunt het volledige rapport 'VoedingsaanbeVelingen Voor belgië - Vitaminen en Sporenelementen hier downloaden.