18 bewezen risicofactoren voor kanker
nieuws
Het International Agency for Research on Cancer (IARC) van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) stelt op basis van onderzoek bij mens en dier lijsten op van stoffen die zeker kankerverwekkend zijn (categorie 1), die waarschijnlijk kankerverwekkend zijn (categorie 2A), die mogelijk kankerverwekkend zijn (categorie 2B), waarvoor geen aantoonbaar risico bestaat (categorie 3) en die waarschijnlijk niet kankerverwekkend zijn (categorie 4).
In onderstaande lijst, die werd opgesteld door de Stichting tegen Kanker, vindt u een overzicht van de stoffen die volgens het International Agency for Research on Cancer (IARC) zeker kankerverwekkend zijn (categorie 1 op de IARC-lijst).
1. Alcohol
Alcohol kan het risico op verschillende kankers doen toenemen: mond- en keelholte; strottenhoofd, slokdarm, lever, borst (bij vrouwen) en dikkedarm en endeldarm (bij mannen). Het kankerrisico (vooral voor borstkanker bij vrouwen en voor kankers van mond- en keelholte en slokdarm) verhoogt zelfs bij minder dan één consumptie per dag …
In ontwikkelde landen ligt alcohol aan de basis van zo'n 3 (bij vrouwen) tot 10% (bij mannen) van het aantal sterfgevallen door kanker.
Het risico op de ontwikkeling van kanker neemt vooral sterk toe als u rookt. De gecombineerde effecten van tabak en alcohol zijn bijzonder schadelijk. Wanneer het risico op slokdarmkanker 1 is bij iemand die niet rookt en met mate drinkt (1 à 2 glazen alcoholhoudende drank per dag), dan stijgt dat risico tot 10 bij het roken van 10 sigaretten en het drinken van 4 glazen alcoholhoudende drank per dag. In het geval van 30 sigaretten en 8 glazen alcoholhoudende drank per dag, bereikt het risico 100.
2. Beroepskankers
Voor België kunnen we het aandeel van de beroepskankers redelijkerwijs schatten op minstens 4 procent van alle kwaadaardige gezwellen (7 procent bij mannen en 1 procent bij vrouwen). Van al deze gevallen heeft 70 procent te maken met een beroepsmatige blootstelling aan asbest. Dit cijfer komt overeen met ongeveer 1.850 gevallen per jaar.
Andere schadelijke stoffen zijn o.m. benzeen, arseen, nikkel en benzidine.
3. Erfelijkheid
In zeldzame gevallen kan genetische aanleg een bepalende factor zijn. Bij ongeveer 5 procent van de patiënten met kanker heeft erfelijkheid een doorslaggevende rol gespeeld.
Alle soorten kanker ontstaan door een opeenstapeling van afwijkingen in het erfelijk materiaal (DNA). In bepaalde specifieke gevallen kunnen deze genetische afwijkingen doorgegeven worden van generatie op generatie. In dat geval is er een erfelijk risico op kanker. We spreken van een erfelijk risico als eenzelfde soort kanker bij verschillende familieleden in een aantal generaties voorkomt. Maar ook alleen al door toeval kan in de ene familie meer kanker voorkomen dan in de andere. Het feit dat verschillende familieleden kanker hebben gekregen, heeft niet altijd met erfelijkheid te maken. Ook de levensstijl speelt een rol.
Zo zal bijvoorbeeld in een familie met veel rokers vaker longkanker voorkomen. Het is ook mogelijk dat iemand door lichamelijke eigenschappen gevoeliger is voor risicofactoren. Mensen in een familie met een lichte huid lopen bijvoorbeeld meer risico op huidkanker door te veel zon. Dit heet familiale kanker. Er is waarschijnlijk sprake van erfelijke kanker wanneer (meestal) één bepaald soort kanker in opeenvolgende generaties voorkomt, vaak op jonge leeftijd (voor het 50ste jaar).
Van een aantal kankers weten we dat ze erfelijk kunnen zijn: borst- en eierstokkanker, darmkanker (bij bepaalde erfelijke darmziekten: HNPCC en FAP), melanoom (vorm van huidkanker) en prostaatkanker. Er bestaan erfelijke typen van maag- en nierkanker en het retinoblastoom (tumor van het oog, met name het netvlies, alleen bij jonge kinderen), maar die komen zeer weinig voor. Het M.E.N.-syndroom (Multiple Endocriene Neoplasie) en het Von Hippel-Lindausyndroom zijn zeldzame erfelijke aandoeningen waarbij zowel goedaardige als kwaadaardige tumoren kunnen ontstaan.
4. Rood vlees en bereide vleeswaren
Er is overtuigend bewijs dat een overmatige consumptie van rood vlees zoals rund-, lams- en varkensvlees - gevogelte zoals kip en kalkoen is geen rood vlees - en bereide vleeswaren een oorzaak kunnen zijn van dikkedarmkanker.
Onder 'bereide vleeswaren' wordt vlees verstaan dat bewerkt werd (gerookt, gezouten) of waaraan bewaarmiddelen toegevoegd werden, zoals ham, spek, salami, worst,...
Beperkt bewijsmateriaal suggereert eveneens een verband tussen te veel rood vlees in de voeding en een toename van kankers van slokdarm, long, pancreas en baarmoederslijmvlies. Hetzelfde geldt voor bereide vleeswaren en een toename van het risico op slokdarm-, long-, maag- en prostaatkanker.
Tot slot zouden, zij het ook beperkt aangetoond, gegrilde en gerookte dierlijke voedingsmiddelen een rol kunnen spelen in het ontstaan van maagkanker.
Het is verstandig niet meer dan 500 gram rood vlees per week te eten, zowel als deel van de hoofdmaaltijd als onder de vorm van broodbeleg.
5. Barbecue
Ook de bereidingswijze kan een negatief effect hebben op onze gezondheid. Zo identificeerden onderzoekers verschillende kankerverwekkende stoffen (zoals heterocyclische amines en polycyclische koolwaterstoffen) in op de barbecue bereid rood vlees, maar ook in gevogelte en vis.
6. Infecties
Kanker is geen besmettelijke ziekte. Toch spelen virussen een rol bij de ontwikkeling van bepaalde gezwellen. Wanneer het afweersysteem van het lichaam een virale infectie niet elimineert, kunnen virussen zich chronisch in bepaalde cellen vestigen. Op lange termijn kan deze situatie de kankerdegeneratie van deze cellen bevorderen.
Dat is bijvoorbeeld het geval voor de meeste gevallen van baarmoederhalskanker en voor primaire leverkanker (waarvan de oorsprong in de lever ligt, dus niet voor uitzaaiingen in de lever).
Specifieke preventie is dus mogelijk door besmetting met de virussen in kwestie te vermijden. Zo heeft het vaccin tegen hepatitis B ook als effect dat het een eventuele leverkanker kan voorkomen. Het vaccin tegen humane papillomavirussen (HPV) geeft voor ongeveer 70 % bescherming tegen baarmoederhalskanker.
Humaan Papillomavirus (HPV)
Het Humaan Papilloma Virus (HPV) is een familie virussen met meer dan honderd verschillende varianten. De gevolgen van een infectie kunnen, naar gelang het type HPV, variëren van genitale wratten tot kankers. Meer dan 99 procent van alle baarmoederhalskankers worden veroorzaakt door een chronische infectie met HPV’s.
HPV’s zijn bijzonder besmettelijk. Naar schatting komt tot 80 procent van de seksueel actieve mannen en vrouwen op een moment in zijn of haar leven een of meerdere keren in aanraking met een HPV. Infecties worden ook regelmatig overgedragen via de hand en de mond. Daardoor is veilig vrijen geen absolute garantie om besmetting te voorkomen. Het geeft het virus wel minder kans op overdracht. Het beschermt ook tegen heel wat andere seksueel overdraagbare aandoeningen.
De beste bescherming tegen HPV is vaccinatie vóór er besmetting is. Naar schatting loopt bijna 80 procent van de seksueel actieve bevolking een besmetting met het virus op. Vandaar dat jonge meisjes zich best laten vaccineren vóór hun eerste seksuele betrekking. De inenting tegen baarmoederhalskanker is in Vlaanderen sinds het schooljaar 2010-2011 gratis in het eerste jaar secundair.
Vaccinatie is belangrijk, maar beschermt echter niet tegen alle HPV-types (wel tegen 70 à 80 procent). Uitstrijkjes blijven dus nodig, bovenop de vaccinatie.
HIV en aids
Hiv- en aidspatiënten krijgen vaker te maken met volgende kankers:
• Kaposi-sarcoom (kanker van de bloedvaten van de huid en van de slijmvliezen van de mond, neus en anus)
• lymfomen (kanker van het lymfestelsel)
• baarmoederhalskanker
• longkanker
• leverkanker.
Het hiv-virus is geen directe oorzaak van kanker. Het geeft de ziekte wel meer kans. Een infectie met het hiv-virus verzwakt namelijk het immuunsysteem. Het organisme kan dan minder goed kankercellen vernietigen en minder goed infecties bestrijden die kanker kunnen veroorzaken. Statistieken tonen aan dat infecties met virussen die kanker kunnen veroorzaken, vaker voorkomen bij mensen die leven met hiv. Ander cijfermateriaal geeft aan dat de levenswijze van mensen met hiv vaak meer risicofactoren inhoudt. Seropositieve mensen roken en drinken doorgaans vaker dan gemiddeld en dat weegt zwaarder door omwille van hun verzwakte immuunsysteem. Hiv-patiënten hebben al een verhoogd risico op long- en leverkanker. Roken en te veel drinken zijn dus zeker te vermijden.
Hepatitis
Hepatitis is een leverontsteking. Is die leverontsteking het gevolg van een virus, dan is er sprake van virale hepatitis. Afhankelijk van het virus gaat het over hepatitis A, B, C, D of E. We horen echter vooral en vaker spreken over hepatitis B en C: deze zijn zowel ernstiger als frequenter op wereldschaal.
Virale hepatitis kan op twee manieren evolueren:
-ofwel elimineren de verdedigingsmechanismen van het lichaam of een behandeling het virus, en is de persoon genezen. In dit geval is er geen enkel risico op lange termijn.
-ofwel blijft het virus in het lichaam. Dan spreken we over chronische hepatitis. Deze kan op lange termijn naar levercirrose evolueren, en die cirrose kan op zijn beurt in leverkanker ontaarden.
7. Zout
De consumptie van zout en zoutrijke voedingsmiddelen verhoogt het risico op maagkanker. Een hoge zoutconcentratie werkt als een bijtende stof en tast het maagslijmvlies aan. Jarenlang te veel zout eten kan leiden tot een zogenaamde atrofische gastritis, een ontsteking van de maagwand met verschrompeling van het maagslijmvlies. Dat kan uiteindelijk leiden tot het ontstaan van maagkanker. Hierbij komt nog dat een maaginhoud die rijk is aan zout, trager uit de maag verwijderd wordt, waardoor het slijmvlies nog langer aan de bijtende invloed blootgesteld wordt. De maagwand wordt ook kwetsbaarder voor kankerverwekkende stoffen. Maagkanker is een van de tien meest voorkomende kankers over de hele wereld.
8. Leeftijd
Bij kanker treden er onder meer stoornissen op in het DNA. Die stoornissen zijn meestal leeftijdsgebonden: ze komen vaker voor op latere leeftijd. Dit betekent dat het risico op de meeste kankers toeneemt met de leeftijd.
Talrijke vormen van kanker komen zelden voor onder de leeftijd van 50 jaar. Gemiddeld genomen is 60 procent van de mensen met kanker ouder dan 60.
9. Voedingssupplementen
Meerdere studies tonen aan dat het risico op bepaalde kankers groter wordt als je grote hoeveelheden (multi)vitamine- en/of antioxidantsupplementen inneemt.
• Studies met bètacaroteen (een stof die ons lichaam omzet in vitamine A) bij rokers moesten voortijdig stopgezet worden, omdat de patiënten net méér longkanker ontwikkelden bij inname van hoge doses in supplementvorm (20 mg/dag) …
• Ook van retinol (een stof die het lichaam aanmaakt met behulp van bètacaroteen) vermoeden wetenschappers dat hoge doses (25 000 Internationale eenheden/dag) net méér kanker veroorzaken …
• Hetzelfde verhaal met een hoge inname van foliumzuur (> 0,4 mg/dag gedurende langer dan 5 jaar). Ook dat zou ook het ontstaan van bepaalde kankertypes kunnen bevorderen (prostaat).
• Eenzelfde verband werd gevonden voor hoge doses vitamine E (400 internationale eenheden/dag) en prostaatkanker.
Voedingssupplementen zijn enkel aan te raden na medisch advies. Een arts schrijft ze bijvoorbeeld voor bij een tekort (vrij frequent voor vitamine D), of bij welbepaalde medische indicaties.
10. Asbest
De vezelachtige textuur en de chemische samenstelling van asbest maken van dit product een schadelijk goedje. Het inademen van de asbestvezels of het asbeststof kan ernstige aandoeningen veroorzaken zoals asbestose (wat een afname van de ademhalingscapaciteit veroorzaakt), longkanker, strottenhoofdkanker en mesothelioom (borstvlies- of buikvlieskanker).
Sinds 1998 zijn het gebruik en de recyclage van asbest en van de materialen die asbest bevatten, in ons land verboden.
De aanwezigheid van asbest is niet noodzakelijk gevaarlijk. Het risico op inademen bestaat alleen wanneer de asbestvezels loskomen van het materiaal waar ze in zitten. Een dergelijke situatie kan zich voordoen tijdens werken (boren, zagen, schuren) of wanneer de materialen die asbest bevatten, uiteenvallen. Het risico binnenshuis is met andere woorden heel laag voor zover de asbestvezels stevig vastzitten in het materiaal. Een bepaald materiaal dat asbest bevat, moet dus alleen maar verwijderd worden wanneer het beschadigd of aangetast is.
11. Stralingen
Er zijn twee grote groepen stralingen: ioniserende en niet-ioniserende.
• Ioniserende stralingen zijn de krachtigste. Ze bevatten genoeg energie om de verbindingen tussen moleculen te verbreken. Ze zijn met andere woorden in staat om schade te veroorzaken binnenin de cellen zelf, aan het DNA en zo de ontwikkeling van een kanker in de hand werken. Ze zijn dus kankerverwekkend.
Voorbeelden van ioniserende straling zijn kosmische stralingen (komende van de ruimte en de zon), röntgen- en gammastralen (bv. medische beeldvorming en behandeling) en andere radioactieve stralingen.
• Niet-ioniserende stralingen worden hoofdzakelijk veroorzaakt door elektromagnetische velden. Ze zijn afkomstig van zowat elk apparaat dat op elektriciteit werkt: van hoogspanningslijnen tot televisie en gsm. Ze zijn heel wat minder krachtig dan ioniserende stralingen, maar wel zo goed als altijd en overal aanwezig.
Niet-ioniserende straling heeft onvoldoende energie in zich om de DNA-structuur te veranderen. Van deze stralen is tot nu toe niet aangetoond dat ze, bij normale blootstelling, kankerverwekkend zijn.
Ultraviolette straling (uv-straling) bevindt zich tussen beide types stralingen in en kan dus, naar gelang haar aard (uv A-licht, uv B-licht of uv C-licht), meer of minder agressief zijn.
12. Radon
Radon is een natuurlijk voorkomend, radioactief edelgas. Het komt vrij bij het radioactief verval van radium. Dit metaal komt voor in een steen- en rotsachtige bodem, die als basis kan dienen voor bouwmaterialen. Dit verklaart waarom er radon uit de muren van woningen en kantoren in de lucht terechtkomt. Het radon kan zich daarna hechten aan kleine stofdeeltjes en op die manier in de longen terechtkomen.
Indien een ruimte niet of slecht geventileerd wordt, kan het radon zich ophopen. Door het edelgas in te ademen, bestaat er een hogere kans op het ontstaan van longkanker. Rokers lopen extra risico, omdat de effecten van roken en blootstelling aan radon elkaar versterken.
13. Omgevingsfactoren
Er bestaan tal van misverstanden over het ontstaan van kanker door milieuverontreiniging en straling. Sommige uitlaatgassen zijn bijvoorbeeld schadelijker dan andere. En niet alle straling is schadelijk voor de gezondheid. Dieselmotoremissies hebben bijvoorbeeld kankerverwekkende eigenschappen. En een overmatige blootstelling aan radon leidt tot een verhoogd risico op longkanker.
• Fijn stof
Fijne en ultrafijne deeltjes hebben respectievelijk een doorsnede van 10 en 2,5 microns (1 micron of 1 µ = 1 duizendste millimeter). Ze zweven in de lucht, zijn hoofdzakelijk afkomstig van het autoverkeer, verwarming van huizen en industriële activiteiten. Ze hebben een ‘kern’ waar verschillende samenstellingen zich aan kunnen vasthechten.
Studies uitgevoerd door de Europese Commissie komen met alarmerende resultaten: in België zouden er jaarlijks bijna 13.000 overlijdens zijn als gevolg van de blootstelling aan fijn stof. Het gaat voornamelijk over senioren en mensen die ook met andere aandoeningen kampen. Internationaal onderzoek toont bovendien aan dat vooral kinderen bijzonder gevoelig zijn voor luchtverontreiniging.
• Dieselmotoremissies
Wie in een slecht geventileerde ruimte werkt, zoals een garage of scheepsruimte, waar hoge concentraties aan DME aanwezig zijn, loopt een verhoogd risico op longkanker.
• Organische solventen
Organische solventen zijn chemische stoffen die voorkomen in tal van industriële en huishoudelijke producten, bijvoorbeeld voor het schoonmaken of voor het verdunnen van verf of vernis. Herhaalde blootstellingen aan lage dosissen via de longen (of huid, ogen of bij inslikken) tasten het ademhalingsstelsel, de lever en de nieren aan en dat kan in bepaalde gevallen leiden tot kankers in die organen.
14. Binnenluchtvervuiling
Wanneer we het hebben over luchtvervuiling, denken we nog te snel enkel aan buitenluchtvervuiling. De binnenlucht – die we ongeveer 80% van de tijd in- en uitademen – is nochtans meer vervuild dan de buitenlucht.
• De schadelijkste bron van binnenluchtvervuiling is roken.
• Asbest is een andere kankerverwekkende stof die terug te vinden is in onze huizen.
• Radon is een natuurlijk radioactief gas dat tot in onze huizen kan doordringen.
• Er zijn nog andere kankerverwekkende vervuilende stoffen terug te vinden in onze huizen, zoals benzeen, formaldehyde,… Ze komen van verschillende bronnen: huishoud- en knutselproducten, deodorants, plastic,… Deze vervuilende stoffen kunnen zich opstapelen, vooral in passiefhuizen, omdat die zo goed geïsoleerd zijn.
15. Onvoldoende beweging
Er is een verband tussen fysieke activiteit (sport-, beroeps- of huishoudelijke en andere activiteiten) en een kleiner risico op bepaalde kankers. Mensen die fysiek redelijk actief zijn, of die intenser aan sport doen, hebben een duidelijk lager mortaliteitsrisico door kanker dan mensen die inactief zijn.
Fysieke activiteit zou specifiek de risico's verminderen voor:
• Kanker dikke darm
• Borstkanker
• Kanker baarmoederslijmvlies
Mogelijk beschermt fysieke activiteit ook tegen andere kankers (longen, alvleesklier of pancreas, prostaat, eierstokken), maar deze gegevens volstaan nog niet om conclusies te trekken.
16. Zonnen
Geniet van de zon maar zorg ervoor dat je niet verbrandt. Denk daarom tijdig aan zonbescherming en help anderen eraan te denken. Voor kinderen is zonbescherming extra belangrijk.
17. Roken
Roken is de belangrijkste vermijdbare oorzaak van kanker. Als niemand meer zou roken, zouden we een kanker op drie kunnen vermijden. Ook meeroken (passief roken) kan leiden tot kanker bij niet-rokers.
Roken is de hoofdoorzaak van longkanker. Van alle longkankers is 90 procent toe te schrijven aan roken. Longkanker is zeldzaam bij niet-rokers. Minder dan 1 procent van de niet-rokers zal ooit overlijden aan longkanker. Meeroken verhoogt het risico op longkanker voor niet-rokers met 20 procent.
Roken verhoogt naast het risico op longkanker ook het risico op tumoren in het hoofd- en halsgebied (bv. slokdarmkanker en strottenhoofdkanker), maagkanker, darmkanker, leverkanker, alvleesklierkanker, nierkanker, blaaskanker, baarmoederhalskanker, acute myeloïde leukemie en huidkanker.
Roken in combinatie met te veel alcohol, verhoogt het risico op tumoren in het hoofd- en halsgebied (mond, stemband, slokdarm ...) zeer sterk.
Roken vergroot tevens het risico op onder meer hart- en vaatziekten, diabetes en longaandoeningen, en leidt tot een verminderde vruchtbaarheid. Gemiddeld leven rokers vijftien jaar minder lang dan niet-rokers.
18. Overgewicht
Er is overtuigend bewijs dat overgewicht (BMI tussen 25 en 30) en zwaarlijvigheid of obesitas (BMI boven 30) verband houden met verschillende kankertypes. Ook een te hoge buikomtrek door lokaal lichaamsvet kan de kans verhogen, zelfs bij een gezond gewicht.
Overgewicht en obesitas kunnen kanker veroorzaken doordat ze de werking van hormonen en groeifactoren (oestrogenen, insuline …) verstoren en een vorm van chronische ontsteking veroorzaken.
Er is een duidelijk verband tussen overgewicht/zwaarlijvigheid en:
• dikkedarmkanker.
• borstkanker na de menopauze
• een bepaald type slokdarmkanker
• kankers van de alvleesklier, het baarmoederslijmvlies, de lever en de nieren
• kanker van de galblaas, het ovarium en de prostaat.
Overgewicht en obesitas vermijden en het verkrijgen of behouden van een gezond gewicht op volwassen leeftijd, zijn dan ook van groot belang om het risico op bepaalde kankersoorten te helpen verlagen.
Bron:
www.kanker.be/aantoonbaar-risico-op-kanker
http://monographs.iarc.fr/ENG/Classification/index.php
www.kanker.be/alles-over-kanker/mogelijk-risico
www.kanker.be/niet-aantoonbaar-risico